Installation Instructions

Installatievoorschrift koppelstuk CV+WTW
2
De tijd tussen de controle en de daarop volgende controle kan worden gewijzigd, (zie “instellen Brink WTW-
unit”) maar is maximaal 24 uur.
Indien de controle minimaal 1x per 24 uur met succes is uitgevoerd zal de CV-ketel gewoon in bedrijf blijven.
Als de controle gedurende de periode van 24 uur niet één keer met succes is verlopen, zal de CV-ketel
worden uitgeschakeld en vergrendeld. Er verschijnt de foutcode 26 op het display van de Intergas CV-ketel
(zie “storing”).
Montage
Er zijn meerdere opstellingen mogelijk waaronder:
WTW-unit en CV-ketel naast elkaar op gelijke hoogte (minimale inbouwhoogte zodat doelmatig
onderhoud mogelijk is).
WTW-unit en CV-ketel (schuin) onder elkaar (minimale inbouwbreedte).
Het maakt niet uit welk toestel boven hangt, maar het koppelstuk moet altijd hoger dan de CV-ketel worden
geplaatst in verband met de terugvoer van condens naar de CV-ketel.
Indien de gaten door de muur voor de toe- en afvoerkanalen niet aanwezig zijn, dienen deze voorafgaand
aan de installatie geboord te worden. Houd hierbij rekening met de installatie maten van de toe te passen
brandmanchetten. De toepassing van brandmanchetten is verplicht bij een brandscheidende muur (zie
“brandmanchetten”). Brandkleppen kunnen hier niet worden toegepast.
Alle doorvoeren van kanalen naar de schacht moeten voldoen aan de eisen in het bouwbesluit § 2.11.1
Artikel 2.83 schacht, koker of kanaal, § 2.13.1 Artikel 2.106 WBDBO eventueel aangevuld met de plaatselijke
brandweervoorschriften.
Bepaal de opstelling van de WTW-unit en van de CV-ketel en plaats deze.
Bepaal de exacte plaats van het koppelstuk, afhankelijk van het kanalenverloop van de WTW-unit en het
(centrale) afvoerkanaal.
Let op de stromingsrichting door het koppelstuk (de pijl op het koppelstuk wijst in de richting van de
stroming).
Het polypropyleen (pp) afvoerkanaal (tussen het centrale afvoerkanaal en het koppelstuk) moet een afschot
van minimaal 50 mm per meter (3°) aflopend naar het koppelstuk hebben (het condenswater moet
terugstromen naar de CV-ketel!).
Tussen het koppelstuk en het centrale afvoerkanaal mogen geen bochten worden geplaatst. Indien het
centrale afvoerkanaal zich achter de montagewand van de CV-ketel bevindt, dan kan het koppelstuk haaks
op de montagewand worden gedraaid. De maximale afstand tussen het koppelstuk en het centrale toe-/
afvoerkanaal is 5 meter (bij een afwijkende situatie s.v.p. contact opnemen met Brink Climate Systems).
Maak het pp afvoerkanaal op de juiste lengte en schuif de isolatie hier omheen (niet de mof-zijde inkorten!).
Zie “kanalen” voor het juiste type afvoerkanaal en het juiste isolatiemateriaal.
LET OP: Als het pp afvoermateriaal eenmaal in elkaar is geschoven (mof-spie), is het zeer moeilijk om het
weer uit elkaar te krijgen! Om de juiste lengte te verifiëren kunnen de lipringen in de moffen tijdelijk
worden verwijderd.
Op het centrale afvoerkanaal dient een (aangelast) kanaalstuk aanwezig te zijn met een uitwendige diameter
van Ø160 en een lengte van minimaal 80 mm buiten de isolatie.
Schuif het geïsoleerde pp afvoerkanaal met de mofzijde door de muur (en eventueel door de brandmanchet)
en sluit dit aan op het centrale afvoerkanaal. Sluit het koppelstuk aan op de andere zijde van het pp
afvoerkanaal. Het koppelstuk moet zodanig worden geplaatst dat de Ø80 mm aansluiting op het koppelstuk
verticaal naar beneden wijst. Controleer of de klep in het koppelstuk door de zwaartekracht volledig dichtvalt.
Bepaal het juiste kanalenverloop van het Ø80 mm rookgasafvoerkanaal tussen de ketel en het koppelstuk en
monteer deze (toegepaste materiaal moet voldoen aan Gastec QA of Brink HR polypropyleen
rookgasafvoermateriaal toepassen, zie pag. 5).
LET OP: Er mogen in het totale kanalensysteem geen extra (terugslag)kleppen gemonteerd worden.
Monteer het kanaal tussen de WTW-unit en het koppelstuk, gebruik hierbij zo weinig mogelijk 90° bochten.
Zie “kanalen” voor het juiste type afvoerkanaal, passend op het koppelstuk.