Installation Instructions
SWB B-10 HRD 3e druk december 2008 21
In werking stellen Hoofdstuk 5
5.2 Instellen uitblaastemperatuur
Voor het optimaal functioneren van het SWB-toestel zal een
uitblaastemperatuur ingesteld moeten worden, zoals die is
vastgelegd in de ontwerpgegevens. Deze waarde kan in het
instelprogramma worden gewijzigd. Fabrieksmatig staat de
uitblaastemperatuur ingesteld op 55°C.
1. De uitblaastemperatuur (T3
set
) is op de volgende wijze in
te stellen: druk de ‘MODE’- toets langer dan 1 seconde in,
totdat punt in het linkerdeel van het display knippert.Op
het display is nu het uitleesprogramma zichtbaar.
2. Druk nogmaals op ‘MODE’-toets; er brandt nu een punt
in het linkerdeel van het display. Het instelnummer (met
punt) en de uitleeswaarde worden nu om en om weerge-
geven. Het instelprogramma is nu actief.
3. Verander de instelling in de gewenste waarde met de ‘+’-
toets of de ‘-’-toets. Voor de fabrieksinstelling en instelbe-
reik van de uitblaastemperatuur zie de tabel ‘inspectierap-
port ‘, stap nr. 1.
4. Druk op de ‘STORE’-toets. De ingestelde waarde zal 1x
knipperen ter bevestiging dat de gewijzigde waarde in het
geheugen is opgenomen. Indien het niet is gewenst de in-
gestelde waarde op te slaan, kan het instelprogramma
voortijdig worden verlaten door op de ‘MODE’-toets te
drukken.
5. Het display keert automatisch terug naar de bedrijfssituatie
nadat de ‘STORE’-toets is ingedrukt.
5.3 Instellen luchthoeveelheid
Op het SWB-toestel kunnen 3 luchthoeveelheden naar behoef-
te worden ingesteld met behulp van een PWM-percentage: een
minimale, een maximale en een aparte luchthoeveelheid voor
‘free-koeling’. De instellingen zijn afhankelijk van de ontwerp-
gegevens. De luchthoeveelheid zal variëren tussen de inge-
stelde minimale en maximale luchthoeveelheid, afhankelijk van
de uitblaastemperatuur.
5253-0