Installation Instructions
SWB B-10 HRD 3e druk december 2008 29
Storingsanalyse Hoofdstuk 7
7.1 Storingsanalyse
Een vergrendeling van de besturingsunit kan alleen wor-
den opgeheven met de reset knop!
Als na drukken op de reset knop de storing blijft aanhouden,
zal met behulp van de storingsanalyse de oorzaak van de sto-
ring achterhaald kunnen worden.
F 11 Ten onrechte vlam (vlamsimulatie)
1. Controleer of het gas stroomt in de beveiligingsaf-
sluiter door een verschildruk (circa 0,9 mbar) te me-
ten over de smoorklep.
2. Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt (circa
24 Vac).
3. Controleer de kabelboom:
- aansluiting van de 24 Vac-kabel
op beide spelen
van de beveiligingsafsluiter
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op de centrale
connector van de schakelkast
- aardedraad naar brander.
4. Controleer de ontsteekpen
F 09 Toestel niet in bedrijf na 4 maal starten
F18 Meet de ionisatiestroom tijdens ontsteken van het toe-
stel met een ionisatiemeter.
Geen vlam met ontsteken
1. Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 - 30
mbar) tijdens ontsteken, ook indien andere gastoe-
stellen schakelen.
2. Controleer of het gas stroomt in de beveiligingsaf-
sluiter door een verschildruk (circa 0,3 mbar) te me-
ten over de smoorklep tijdens het bekrachtigen van
de beveiligingsafsluiter.
3. Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt (circa
24 Vac).
4. Controleer de kabelboom:
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide spoelen
van de beveiligingsafsluiter
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op de centrale
connector van de schakelkast.
5. Controleer of er ontsteking is op de ontsteekpen,
eventueel door een losse ontsteekpen te laten von-
ken.
6. Controleer de afstand tussen brander en ontsteek-
pen: ca. 4,5 mm, maximaal 5 mm. Hierbij moet de
brander/ mengkamer worden gedemonteerd.
7. Controleer de inspuiter op vervuiling.
F 09 Wel vlam met ontsteken
F10 1. Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 - 30
mbar) tijdens ontsteken en branden, ook indien an-
dere gastoestellen schakelen.
2. Controleer de kabelboom:
- aansluiting van de ontsteekkabel op de ontsteek-
pen en de besturingsunit
- aansluiting van de ‘massa’-kabel.
3. Controleer het starttoerental van de rookgasventila-
tor.
Let ook op het probleemloos ronddraaien van de
rookgasventilator en eventuele ‘aanloopgeluiden’.
4. Controleer de afstand tussen brander en ontsteek-
pen: circa 4,5 mm, maximaal 5 mm. Hierbij moet de
brander/ mengkamer worden gedemonteerd.
5. Controleer de pakking tussen afstandbak en warm-
tewisselaar op lekkage.
6. Controleer de mengkamer, warmtewisselaar, rook-
gasverzamelbak en rookgasventilator op lekkage.
Tijdens normaal bedrijf van het toestel moet de ionisatiestroom
WXVVHQGHȝ$HQȝ$]LMQ
F 30 Storing bij interne controle besturingsunit
F33 1. Reset de besturingunit.
F34 2. Controleer de besturingsunit, eventueel door een
andere aan te sluiten.
F 13 Storing rookgasventilator
F14 Rookgasventilator defect:
1. Controleer het draaien van de rookgasventilator en
sluit eventueel een reserve exemplaar vrij aan.
Breuk in kabelboom:
2. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen
tussen de rookgasventilator en de besturingsunit.
F 01 Storing temperatuur
F05 &RQWUROHHURIKHW¿OWHUQLHWLVYHUYXLOG
2. Controleer of de systeemventilator draait.
3. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen
van de systeemventilator.
4. Controleer de instellingen: Tset, PWM-percentage
systeemventilator.
5. Controleer of de temperatuurvoelers werkzaam
]LMQELM&LVGHZHHUVWDQG5FLUFDNELMKHW
warmer worden van de temperatuurvoeler gaat de
ZHHUVWDQG5RPODDJN
6. Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn aan-
gesloten.
7. Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn ge-
plaatst, met name de temperatuurvoeler aan de uit-
blaaszijde.
8. Controleer het gelijktijdig stijgen van de tempera-
tuur in het toestel en aan de uitblaaszijde tijdens het
branden van de toestel.
9. Controleer de besturingsunit.