Versie D SOFTWAREHANDLEIDING
Inhoudsopgave 1 i De machine als een printer gebruiken (Voor Windows®) .................................................................. 1-1 Het stuurprogramma van de Brother-printer gebruiken .... 1-1 Functies ............................................................................ 1-1 Het juiste type papier kiezen............................................. 1-2 Een document afdrukken.................................................. 1-2 Gelijktijdig afdrukken en faxen..............................
In contourtekst (alleen Windows® 2000 Professional / XP) ...... 1-20 Watermerk afdrukken ........................................... 1-20 Stijl van watermerk ............................................... 1-21 Opties apparaat ........................................................ 1-22 Datum & tijd afdrukken ......................................... 1-22 Snelle printerinstelling .......................................... 1-23 Status Monitor ......................................................
De scantoets gebruiken (Voor gebruikers van een USB-kabel) ........................ 2-20 Scannen naar e-mail.................................................2-21 Naar beeld scannen.................................................. 2-21 Scan naar OCR ........................................................2-22 Scannen naar bestand ............................................. 2-22 Naar een kaart scannen (niet mogelijk bij MFC-3240C, MFC-210C en MFC-5440CN) ....................................................
Bestandsbijlagen ...................................................... 3-10 Bestand .................................................................... 3-11 CUSTOM SCAN ............................................................. 3-12 Een programmeerbare knop instellen ...................... 3-13 Scannen naar beeld: ............................................ 3-13 Scan to OCR: ....................................................... 3-14 Scannen naar e-mail: ...........................................
Snelkiezen instellen .......................................................... 5-6 Het Brother-adresboek .............................................. 5-7 Iemand in het adresboek opnemen ............................ 5-8 Nummergroepen voor het groepsverzenden instellen ... 5-9 Gegevens van groepsleden bewerken ..................... 5-10 Een naam of een groep verwijderen.........................5-10 Het adresboek exporteren ........................................ 5-10 In het adresboek importeren...........
Het printerstuurprogramma van Brother met de Apple® Macintosh® (Mac OS® X) gebruiken ............................. 8-4 De opties voor de pagina-instelling selecteren........... 8-4 Afdrukinstellingen selecteren...................................... 8-5 Het printerstuurprogramma van Brother met de Apple® Macintosh® (Mac OS® 8.6-9.2) gebruiken .................... 8-6 Een fax met uw Macintosh®-toepassing verzenden (niet mogelijk voor DCP-110C en DCP-310CN)........... 8-8 Voor gebruikers van Mac OS® X ........
CUSTOM SCAN ....................................................... 8-36 Een programmeerbare knop instellen ..................8-37 Scannen naar beeld: ............................................8-37 Scan to OCR: ....................................................... 8-38 Scannen naar e-mail: ........................................... 8-39 Scannen naar bestand : ....................................... 8-40 KOPIE.......................................................................
1 De machine als een printer gebruiken (Voor Windows®) Het stuurprogramma van de Brother-printer gebruiken Een printerstuurprogramma is een programma dat gegevens in het door de computer gebruikte formaat omzet in een formaat dat door een bepaalde printer kan worden gebruikt; dit is meestal een printeropdrachttaal of een page description language (PDL). De stuurprogramma’s voor de printer staan op de meegeleverde cd-rom.
Het juiste type papier kiezen Selecteer het juiste type papier om met uw machine afdrukken van hoge kwaliteit te produceren. Lees Over papier in de Gebruikershandleiding, voordat u papier voor gebruik in de machine kiest en koopt. Een document afdrukken Zodra de machine gegevens ontvangt van uw computer, wordt het afdrukken gestart door papier uit de papierlade te halen. Via de papierlade kunnen diverse papiersoorten en enveloppen worden ingevoerd. 1 Selecteer de afdrukopdracht op uw computer.
Gelijktijdig afdrukken en faxen De machine kan gegevens van de computer afdrukken terwijl een fax in het geheugen wordt verzonden of ontvangen, of terwijl er gegevens naar de computer worden gescand. Tijdens het afdrukken wordt het versturen van de fax niet onderbroken. Als de machine echter kopieert of een fax op papier ontvangt, onderbreekt de machine het afdrukken en gaat ze daar pas weer mee verder nadat het kopiëren is voltooid of de hele fax is ontvangen.
Status Monitor (alleen Windows®) Deze toepassing controleert of het apparaat op uw computer ook foutmeldingen geeft, zoals papierlade leeg, vastgelopen papier of inktpatroon leeg. Als de toepassing statuscontrole een fout waarneemt, verschijnt er een berichtvenster op uw computer. U kunt de status van het apparaat altijd bekijken door op het pictogram in de taakbalk te dubbelklikken of Status Monitor in Start/Programma’s/Brother/MFL-Pro Suite MFC-XXXX op uw computer te selecteren.
De statuscontrole uitschakelen Als u de statuscontrole wilt uitschakelen, voert u de volgende stappen uit. 1 Rechtsklik op het pictogram of venster voor de statuscontrole en selecteer Load on Startup in het menu. 2 Zet deze functie op Off en sluit het venster met Exit. Zelfs als de statuscontrole is uitgeschakeld, kunt u de status van de machine nog altijd zien door op Status Monitor in het startmenu van de computer te klikken.
Instellingen van het printerstuurprogramma (alleen Windows®) Voor gebruikers van Macintosh® raadpleeg Het printerstuurprogramma van Brother met de Apple® Macintosh® (Mac OS® X) gebruiken op pagina 8-4.
Het tabblad Normaal 1 * 2 3 4 1 2 3 4 Selecteer Media type en Kwaliteit. Selecteer the Papierformaat, Pagina Layout, Rand (indien van toepassing), Afdrukstand, Aantal kopieën en de afdrukvolgorde. Selecteer de Papierbron. (Alleen MFC-5840CN) Klik op de knop OK om de geselecteerde instellingen toe te passen. Als u wilt terugkeren naar de standaardinstellingen, klikt u op Standaard en vervolgens op OK.
Mediatype Selecteer het type papier waarop wordt afgedrukt in het printerstuurprogramma voor de beste afdrukresultaten. Afhankelijk van het gekozen type papier verandert de machine de manier waarop wordt afgedrukt. Normaal papier Inkjetpapier Glanzend papier Transparanten Langzaamdrogend Papier Langzaamdrogend Papier selecteren voor het afdrukken op het type normaal papier waarop de inkt erg langzaam opdroogt. Deze instelling kan een lichtelijk vage tekst veroorzaken.
■ Snel normaal: 600 x 300 dpi. Dit geeft een betere afdrukkwaliteit dan Snel en de afdruksnelheid is beter dan bij Normaal. ■ Snel: 600 x 150 dpi. Dit is de snelste afdrukstand met het laagste inktverbruik. Deze stand kan bijvoorbeeld gebruikt worden wanneer u een groot aantal documenten moet afdrukken of wanneer u een document wilt nakijken voordat u de uiteindelijke afdruk maakt.
Printkop heen en weer Als Printkop heen en weer is geselecteerd, gaan de printkoppen heen en weer, zodat de machine sneller afdrukt. Als deze optie niet is geselecteerd, bewegen de printkoppen slechts in één richting, zodat de kwaliteit beter is. Enhanced Normal Printing Gebruik deze stand als er fijne horizontale balken op het papier verschijnen. Er wordt dan met een verhoogde resolutie afgedrukt waardoor er geen strepen op sommige soorten papier komt.
■ Witbalans Met deze instelling bepaalt u de tint van de witte vlakken in een beeld. Het licht, de instellingen van de camera en andere zaken bepalen de tint wit. De witte vlakken van een afbeelding kunnen er een beetje roze of geelachtig uitzien, of naar een andere kleur neigen. Met deze instelling kunt u dergelijke afwijkingen corrigeren en de witte vlakken weer puur wit maken. ■ Scherpte Deze instelling verbetert het detail van een beeld. Het lijkt op het scherpstellen van een camera.
Papierformaat Bij Papierformaat kunnen verschillende standaard papierformaten worden geselecteerd. U kunt ook zelf een aangepaste grootte aanmaken van 88,9 x 127,0 mm tot 215,9 x 355,6 mm. Daarnaast kunt u instellingen zonder marges voor specifieke papiersoorten selecteren. Selecteer in de keuzelijst welk Papierformaat u gebruikt. Als u Door gebruiker gedefinieerd selecteert, kunt u een afwijkend formaat invoeren. Voor de beste afdrukkwaliteit moet u ook de juiste papierdikte selecteren.
Pagina Layout Bij Pagina Layout kunt u de grootte van een pagina verkleinen, zodat er meer pagina's op een vel papier worden afgedrukt of juist vergroten om een pagina op meer vellen af te drukken. Als u Windows® 98/98SE/Me gebruikt, is de opmaak 4 op 1 niet beschikbaar. Rand Als u meer pagina's op een vel afdrukt met de functie Pagina Layout, kunt u kiezen of u een rand, stippellijn of geen rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
Aantal Bij Aantal kunt u instellen hoeveel exemplaren u wilt afdrukken (1 tot 999). Sorteren Als het selectievakje Sorteren is geselecteerd, wordt er een compleet exemplaar van uw document afgedrukt en wordt dit herhaald voor het aantal exemplaren dat u hebt geselecteerd. Als het selectievakje Sorteren niet is geselecteerd, wordt voor alle exemplaren eerst de eerste pagina afgedrukt en wordt pas dan de volgende pagina van het document afgedrukt.
Het tabblad Geavanceerd 1 2 3 4 Om terug te gaan naar de standaardinstellingen klikt u op de knop Standaard. Klik op een van de volgende pictogrammen om de desbetreffende functie in te stellen: 1. Kleur 2. Schaal 3. Watermerk 4.
Kleur Kleur/Grijstinten Hiermee kunt u een kleurendocument met behulp van de grijswaardenschaal in zwart-wit afdrukken. Beeldtype Het printerstuurprogramma selecteert automatisch de meest geschikte methode voor kleuraanpassing en halftoon, afhankelijk van het beeldtype. Over het algemeen worden tekst en zakelijke afbeeldingen zoals grafieken scherp afgedrukt en foto’s wat minder scherp. ■ Automatisch: Het printerstuurprogramma selecteert het beeldtype automatisch.
Afw. beeldtype U kunt de kleuraanpassingsmethode handmatig kiezen. Selecteer de manier die het beste bij uw document past. Pas op monitor aan De kleur wordt zo aangepast dat hij het meest op het beeld van uw computerscherm lijkt. ■ Natuurlijk: Geschikt voor fotografische beelden. De kleur wordt aangepast zodat u een natuurlijkere kleur krijgt. ■ Levendig: Geschikt voor zakelijke grafische afbeeldingen zoals diagrammen, grafieken en tekst. De kleur wordt aangepast zodat u een meer levendige kleur krijgt.
Halftoon patroon De machine kan twee methoden gebruiken (Diffusie of Dither) om vast te stellen waar de stippen moeten worden geplaatst om halftonen te creëren. Hierbij worden enkele vooraf bepaalde patronen gebruikt en u kunt kiezen welk patroon voor uw document moet worden gebruikt. Kies de gewenste methode. ■ Diffusie: Stippen worden willekeurig geplaatst om de halftonen te creëren. Deze methode is meer geschikt voor het afdrukken van foto’s en met zachte tinten en grafische afbeeldingen.
Schaal U kunt de grootte van uw afgedrukte document wijzigen met de functie Scaling. ■ Selecteer Uit als u het document wilt afdrukken zoals het op het scherm wordt weergegeven. ■ Selecteer Aanpassen aan papierformaat als het document een ongebruikelijk formaat heeft of als u alleen het standaardpapierformaat hebt. ■ Selecteer Vrij als u het wilt verkleinen. ■ Selecteer In spiegelbeeld afdrukken als u de gegevens van links naar rechts wilt omkeren.
Watermerk U kunt een logo of tekst als een watermerk op de documenten afdrukken. U kunt één van de voorgeprogrammeerde watermerken selecteren of een zelf gemaakt bitmap-bestand of tekst gebruiken. Selecteer Watermerk gebruiken en selecteer vervolgens het watermerk dat u wilt gebruiken. Op de achtergrond Selecteer Op de achtergrond om het watermerk op de achtergrond van uw document af te drukken. Als deze optie niet is geselecteerd, wordt het watermerk over de tekst of het beeld op uw document afgedrukt.
Stijl van watermerk U kunt de grootte en de plaats op de pagina van het watermerk wijzigen door het watermerk te selecteren en op de knop Bewerken te klikken. Als u een nieuw watermerk wilt toevoegen, klikt u op de knop Nieuw en selecteert u Tekst of Bitmap bij de optie Stijl van watermerk. ■ Titel U kunt CONFIDENTIAL, COPY of DRAFT selecteren als de standaardtitel of een andere titel in het veld invoeren.
Opties apparaat Hier kunt u de volgende printerfuncties instellen: Datum & tijd afdrukken Als u de optie Datum & tijd afdrukken hebt ingeschakeld, worden de datum en de tijd die de computerklok aangeeft automatisch op het document afgedrukt. Klik op Instelling om de notatie van de Datum en Tijd en de Positie en het Lettertype te wijzigen. Als u voor Datum en Tijd ook een achtergrond wilt gebruiken, selecteert u Opaak.
Snelle printerinstelling Met Snelle printerinstelling kunt u snel stuurprogrammainstellingen selecteren. Als u de instellingen wilt bekijken, klikt u gewoon met de muis op het pictogram op de taakbalk. Deze functie kan worden ingesteld op Aan of Uit via Opties apparaat. Status Monitor Hiermee worden de hoeveelheid inkt en de status van de printer (eventuele storingen van de printer) tijdens het afdrukken weergegeven. De standaardinstelling voor de Status Monitor is aan.
Het tabblad Ondersteuning Het tabblad Ondersteuning geeft informatie over de versie en instellingen van het stuurprogramma. Verder staan hier ook koppelingen naar de website Brother Solutions Center en websites voor updates van stuurprogramma’s.
2 Scannen bij gebruik van Windows® De bewerkingen en stuurprogramma’s voor het scannen kunnen variëren, afhankelijk van uw besturingssysteem. Voor Windows® XP De machine gebruikt Windows® Imaging Acquisition (WIA) om documenten te scannen. (Raadpleeg Een document scannen (Alleen voor Windows® XP) op pagina 2-2.) Behalve de WIA-driver, is er ook een TWAIN-compatibele scannerdriver geïnstalleerd.
Een document scannen (Alleen voor Windows® XP) WIA-compatibel Windows® XP gebruikt Windows® Image Acquisition (WIA) voor het scannen van beelden vanaf de machine. U kunt beelden rechtstreeks naar de PaperPort® Viewer scannen, die bij de machine werd geleverd, maar u kunt beelden ook rechtstreeks naar andere toepassingen scannen als deze WIA of TWAIN ondersteunen. Toegang krijgen tot de scanner 1 Open de softwaretoepassing om een document te scannen.
Een document naar de PC scannen (Alleen MFC-3240C en MFC-3340CN) 1 Het document laden. A B C D 2 3 4 Selecteer het type afbeelding (B). Selecteer het Paginaformaat in de keuzelijst (D). Als u geavanceerde instellingen wenst te maken, klikt u op De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (C). Bij de Geavanceerde eigenschappen kunt u de Helderheid, het Contrast, de Resolutie en het Type afbeelding selecteren. Klik nadat u alle instellingen hebt gemaakt op OK.
■ De hoogste scannerresolutie die u kunt selecteren, is 1200 dpi. ■ Voor hogere resoluties dan 1200 dpi gebruikt u de Brother Scanner Utility. (Raadpleeg Brother Scanner Utility (scannerhulpprogramma) op pagina 2-9.) ■ U kunt geen andere Papierinvoer (A) dan Documentinvoer selecteren.
Een document naar de computer scannen (niet mogelijk voor MFC-3240C en MFC-3340CN) U kunt op twee manieren een hele pagina scannen. U kunt de ADF (Automatische documentinvoer) of de glasplaat gebruiken. Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en vervolgens wilt bijwerken nadat u het document snel vooraf hebt gescand, plaatst u het document op de glasplaat (flatbed). (Raadpleeg Snel vooraf scannen om het te scannen gedeelte te trimmen op pagina 2-13.
5 Als u geavanceerde instellingen wenst te maken, klikt u op De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (C). Bij de Geavanceerde eigenschappen kunt u de Helderheid, het Contrast, de Resolutie en het Type afbeelding selecteren. Klik nadat u alle instellingen hebt gemaakt op OK. ■ De hoogste scannerresolutie die u kunt selecteren, is 1200 dpi. ■ Voor hogere resoluties dan 1200 dpi gebruikt u de Brother Scanner Utility. (Raadpleeg Brother Scanner Utility (scannerhulpprogramma) op pagina 2-9.
Snel vooraf scannen om het te scannen gedeelte te trimmen via de glasplaat (niet voor MFC-3240C en MFC-3340CN) De knop Voorbeeld wordt gebruikt om een voorbeeld van het beeld te bekijken, zodat u ongewenste delen kunt trimmen. Wanneer u tevreden bent met het getoonde voorbeeld, klikt u op de knop Scannen in het scannervenster om het beeld te scannen. 1 Leg het document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. 2 Controleer of Flatbed is geselecteerd in de lijst Papierinvoer (A).
6 Als u geavanceerde instellingen wenst te maken, klikt u op De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (C). Bij de Geavanceerde eigenschappen kunt u de Helderheid, het Contrast, de Resolutie en het Type afbeelding selecteren. Klik nadat u alle instellingen hebt gemaakt op OK. C 7 Klik op de knop Scannen in het scandialoogvenster om met scannen te beginnen. Nu wordt alleen het geselecteerde deel van het document in het venster PaperPort® 9.0SE (of het venster van uw toepassing) weergegeven.
Brother Scanner Utility (scannerhulpprogramma) Het scannerhulpprogramma van Brother wordt gebruikt om het scannerstuurprogramma te configureren voor resoluties die hoger zijn dan 1200 dpi en om het papierformaat te wijzigen. Wanneer u Legal wil instellen als standaardpapierformaat, kunt u de instelling met deze optie wijzigen. De nieuwe instellingen gelden pas nadat u uw PC opnieuw heeft gestart. De instelling voor de papiergrootte is niet beschikbaar voor de MFC-3240C, MFC-3340CN en MFC-210C.
Een document scannen TWAIN-compatibel De software voor Brother MFL-Pro Suite wordt geleverd met een TWAIN-compatibel scannerstuurprogramma. TWAIN-stuurprogramma’s voldoen aan het algemene universele protocol voor communicatie tussen scanners en softwaretoepassingen.
Toegang krijgen tot de scanner 1 Open de toepassing (ScanSoft® PaperPort® 9.0SE) om een document te scannen. De instructies voor het scannen in deze handleiding hebben betrekking op ScanSoft® PaperPort® 9.0 SE. 2 3 Selecteer in het keuzemenu Bestand de optie Scan of selecteer de knop Scan. Het deelvenster Scannen wordt links in het scherm weergegeven. Selecteer Brother MFC-XXXX USB of Brother MFC-XXXX LAN uit de keuzelijst Scanner. (Hierbij staat XXXX voor uw model.
Een document naar de PC scannen U kunt een hele pagina scannen, —OF— Scan een deel van de pagina scannen nadat u het document snel (vooraf) hebt gescand. Een hele pagina scannen 1 2 Het document laden. Pas in het scannervenster desgewenst de volgende instellingen aan: ■ Beeldtype ■ Resolutie ■ Type scan ■ Helderheid ■ Contrast ■ Document grootte Als u een documentformaat hebt gekozen, kunt u het scanvlak bijstellen door er met de linkermuisknop op te klikken en het te verslepen.
Snel vooraf scannen om het te scannen gedeelte te trimmen De knop Vooraf scannen wordt gebruikt om een voorbeeld van een beeld te bekijken, zodat u ongewenste delen kunt trimmen. Wanneer u tevreden bent met het getoonde voorbeeld, klikt u op Starten in het scannervenster om het beeld te scannen. 1 Het document laden. Scanvlak 2 3 4 Selecteer de gewenste instellingen voor Beeldtype, Resolutie, Type scan, Helderheid, Contrast en Document grootte.
5 Het document nogmaals laden. Wanneer u een flatbed-type hebt en u het document in stap 1 op de glasplaat hebt geladen, moet u deze stap overslaan. 6 Klik op Starten. Nu wordt alleen het geselecteerde deel van het document in het venster PaperPort® 9.0SE (of het venster van uw toepassing) weergegeven. 7 Gebruik in het venster PaperPort® 9.0SE de opties die beschikbaar zijn om het beeld te verfijnen.
Instellingen in het scannervenster Beeldtype Selecteer het type uitgevoerde beeld vanuit Foto, Web of Tekst. Resolutie en Type scan worden voor elke standaardinstelling gewijzigd. De standaardinstellingen zijn als volgt. Beeldtype Resolutie Type scan Foto Selecteer dit als u foto’s scant. 300 x 300 dpi 24-bitskleur Web Selecteer dit als u het gescande beeld aan webpagina’s wilt toevoegen. 100 x 100 dpi 24-bitskleur Tekst Selecteer dit als u tekstdocumenten gaat scannen.
Resolutie U kunt de scanresolutie wijzigen in de keuzelijst Resolutie. Hogere resoluties nemen meer geheugen in beslag en vergen meer transfertijd, maar leveren een preciezer gescand beeld. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke resoluties u kunt selecteren en welke kleuren er beschikbaar zijn.
Type scan Zwart-wit: Stel het scantype in op Zwart-wit voor tekst of lijntekeningen. Grijstinten: Stel het scantype in op Grijs (Foutdiffusie) of Ware grijstinten voor foto’s. Kleuren: Stel dit in op: 256 kleuren, waarmee maximaal 256 kleuren worden gescand, of 24-bitskleur waarmee maximaal 16,8 miljoen kleuren worden gescand.
Documentgrootte Stel de grootte in op één van de volgende instellingen: ■ A4 210 x 297 mm ■ JIS B5 182 x 257 mm ■ Letter 8 1/2 x 11 in ■ Legal 8 1/2 x 14 in ■ A5 148 x 210 mm ■ Executive 7 1/4 x 10 1/2 in ■ Business Card ■ Foto 4 x 6 in ■ Foto 2 5 x 8 in ■ Foto L 89 x 127 mm ■ Foto 2L 127 x 178 mm ■ Briefkaat Wanneer de machine van het flatbed-type is (MFC-3240C of MFC-3340CN), kunt u visitekaartjes scannen.
Als u Afwijkend als het formaat hebt geselecteerd, wordt het dialoogvenster Afwijkende document grootte geopend. Typ de Naam, Breedte en Hoogte voor het document. U kunt ‘mm’ of ‘inch’ kiezen als eenheid voor de breedte en hoogte. Het door u gespecificeerde papierformaat wordt op het scherm weergegeven. ■ Breedte: toont de breedte van het scanvlak. ■ Hoogte: toont de hoogte van het scanvlak. ■ Data grootte: geeft bij benadering aan hoe groot de gegevens in Bitmap-formaat zijn .
De scantoets gebruiken (Voor gebruikers van een USB-kabel) Als u de Scan-toets in een netwerk gebruikt, raadpleeg dan raadpleeg De scantoets gebruiken op pagina 7-5. U kunt de toets (Scan) op het bedieningspaneel gebruiken om documenten naar uw tekstverwerker, grafische toepassing, e-mailprogramma of een map op de computer te scannen. Het voordeel van de toets (Scan) is dat u kunt scannen zonder met de muis te klikken.
Scannen naar e-mail U kunt een document in zwart-wit of kleur als een bijlage naar uw e-mailprogramma scannen. U kunt de configuratie van de toets (Scan) wijzigen. (Raadpleeg E-mail op pagina 3-9.) 1 2 3 Het document laden. Druk op Scan n. e-mail (Scan). Druk op ▲ of ▼ om Scan n. e-mail te selecteren. Druk op Mono Start of Kleur Start. De machine zal het document nu scannen, een bestand maken en uw e-mailprogramma starten met een nieuw e-mailbericht dat nog niet is geadresseerd.
Scan naar OCR Als u tekst wilt scannen, kunt u deze automatisch door ScanSoft® OmniPage® OCR in een bewerkbaar tekstbestand laten omzetten, waarna u de tekst in een tekstverwerker kunt weergeven en bewerken. U kunt de configuratie van de toets (Scan) wijzigen. (Raadpleeg OCR (Tekstverwerker) op pagina 3-8.) 1 Het document laden. 2 3 Druk op (Scan). Scan naar OCR Druk op ▲ of ▼ om Scan naar OCR te selecteren. Druk op Mono Start of Kleur Start. De machine begint het document te scannen.
Naar een kaart scannen (niet mogelijk bij MFC-3240C, MFC-210C en MFC-5440CN) U kunt documenten in zwart-wit of kleur naar een mediakaart scannen. Documenten in zwart-wit worden in het bestandsformaat PDF (*.PDF) of TIFF opgeslagen (*.TIF). Documenten in kleur kunnen in één van de volgende bestandsformaten worden opgeslagen: PDF (*.PDF) of JPEG (*.JPG). De standaardinstelling is 150dpi 16kl en het standaard bestandsformaat is PDF. Als bestandsnaam wordt standaard de huidige datum gebruikt.
4 Druk op ▲ of ▼ om Scan n. kaart te selecteren. Druk nogmaals op Menu/Instellen (Set) en ga naar stap 5 om de kwaliteit te veranderen. —OF— Druk op Mono Start of Kleur Start om met scannen te beginnen zonder instellingen te veranderen. 5 Druk op ▲ of ▼ om de gewenste kwaliteit te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Set) en ga naar stap 6 om het bestandstype te veranderen. —OF— Druk op Mono Start of Kleur Start om te beginnen met scannen. Druk op ▲ of ▼ om het gewenste bestandstype te selecteren.
De standaard kwaliteit wijzigen (Voor MFC-3340CN, MFC-410CN, MFC-620CN en MFC-5840CN) 1 Druk op Menu/Instellen (Set), 1.Kwaliteit 4, 8, 1. 2 Druk op ▲ of ▼ om 200x100 dpi z/w, 200 dpi ZW/W, 150dpi 16kl, 300dpi 16kl of 600dpi 16kl te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Set). 3 Druk op Stop/Eindigen. (Voor DCP-110C en DCP-310CN) 1 Druk op Menu. 2 Druk op ▲ of ▼ om 2.Fotocapture te selecteren. Druk op Instellen. 3 Druk op ▲ of ▼ om 8.Scan n. kaart te selecteren. Druk op Instellen. 4 Druk op ▲ of ▼ om 1.
Het standaardformaat voor zwart-witbestanden wijzigen (Voor MFC-3340CN, MFC-410CN, MFC-620CN en MFC-5840CN) 1 Druk op Menu/Instellen (Set), 2.Z/W BestType 4, 8, 2. 2 Druk op ▲ of ▼ om TIFF of PDF te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Set). 3 Druk op Stop/Eindigen. (Voor DCP-110C en DCP-310CN) 1 Druk op Menu. 2 Druk op ▲ of ▼ om 2.Fotocapture te selecteren. Druk op Instellen. 3 Druk op ▲ of ▼ om 8.Scan n. kaart te selecteren. Druk op Instellen. 4 Druk op ▲ of ▼ om 2.Z/W BestType te selecteren.
Het standaardformaat voor kleurenbestanden wijzigen (Voor MFC-3340CN, MFC-410CN, MFC-620CN en MFC-5840CN) 1 Druk op Menu/Instellen (Set), 3.KleurBest.Type 4, 8, 3. 2 Druk op ▲ of ▼ om PDF of JPEG te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Set). 3 Druk op Stop/Eindigen. (Voor DCP-110C en DCP-310CN) 1 Druk op Menu. 2 Druk op ▲ of ▼ om 2.Fotocapture te selecteren. Druk op Instellen. 3 Druk op ▲ of ▼ om 8.Scan n. kaart te selecteren. Druk op Instellen. 4 Druk op ▲ of ▼ om 3.KleurBest.Type te selecteren.
ScanSoft® PaperPort® 9.0SE en Omnipage® OCR gebruiken ScanSoft® PaperPort® 9.0SE voor Brother is een toepassing voor het beheren van documenten. U kunt PaperPort® 9.0SE gebruiken voor het weergeven van gescande documenten. PaperPort® 9.0SE heeft een geavanceerd, maar gebruiksvriendelijk beheersysteem voor het organiseren van grafische afbeeldingen en tekstdocumenten. U kunt documenten met verschillende bestandsformaten combineren of ‘stapelen’, waarna u ze kunt afdrukken of archiveren.
Items bekijken In ScanSoft® PaperPort® 9.0SE kunt u items op diverse manieren bekijken: Bureaubladbeeld toont een miniatuurweergave van elk item op een bureaublad of in een map. Items in de geselecteerde map worden op het bureaublad van PaperPort® 9.0SE weergegeven. Er worden PaperPort® 9.0SE-items (MAX-bestanden) weergegeven, maar ook andere items die niet in PaperPort® 9.0SE zijn gemaakt (bestanden die in andere toepassingen zijn gemaakt). Bij items die niet in PaperPort® 9.
Uw items in mappen rangschikken PaperPort® 9.0SE heeft een gebruiksvriendelijk beheersysteem voor het ordenen van uw items. Het beheersysteem bestaat uit mappen en items die u kunt selecteren en in Desktop View kunt bekijken. Een item kan in PaperPort® 9.0SE zijn gemaakt, of in een andere toepassing (niet in PaperPort® 9.0SE): ■ Mappen worden in de mapweergave in een hiërarchische structuur gerangschikt . U gebruikt dit venster om mappen te selecteren en om items in de bureaubladweergave te bekijken.
Met ScanSoft® Omnipage® OCR kunt u tekst in een beeld om te zetten in tekst die u kunt bewerken ScanSoft® PaperPort® 9.0SE kan de tekst op een ScanSoft® PaperPort® 9.0SE-item (wat eigenlijk een beeld van de tekst is) snel omzetten in tekst die u met een tekstverwerker kunt bewerken. PaperPort® 9.0SE gebruikt de optische tekenherkenningstoepassing ScanSoft® OmniPage® OCR, die bij PaperPort® 9.0SE wordt geleverd. —OF— PaperPort® 9.
U kunt items in andere bestandsformaten exporteren U kunt PaperPort® 9.0SE-items in diverse populaire bestandsformaten opslaan of exporteren, bijvoorbeeld BMP, JPEG, TIFF, PDF en zichzelf uitpakkende bestanden. U kunt bijvoorbeeld een bestand voor een webpagina maken en dit als een JPEG-bestand exporteren. Websites gebruiken voor het weergeven van beelden vaak JPEG-bestanden. Een beeldbestand exporteren 1 2 3 4 Selecteer in het bestandsmenu van het venster PaperPort® 9.
3 Het ControlCenter2.0 gebruiken (Voor Windows®) De functies die in het ControlCenter 2.0 kunnen worden gebruikt, zijn afhankelijk van het model. ControlCenter2.0 Het ControlCenter2.0 is een softwareprogramma waarmee u snel en eenvoudig toegang heeft tot uw meest gebruikte programma’s. Met het ControlCenter2.0 worden deze toepassingen automatisch geladen. Het ControlCenter2.
Het automatisch laden in ControlCenter2.0 uitschakelen Als u het ControlCenter2.0 via het startmenu hebt gestart, verschijnt het pictogram op de taakbalk. U kunt het venster ControlCenter2.0 openen door te dubbelklikken op het pictogram . Als u niet wilt dat het ControlCenter2.0 automatisch wordt gestart als de computer wordt gestart; 1 Rechtsklik op het pictogram ControlCenter2.0 in de taakbalk en selecteer Preference. 2 Het voorkeurvenster van het ControlCenter2.0 verschijnt.
SCAN Dit deel heeft vier toetsen voor de toepassingen Scannen naar Albeelding, Scan naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. ■ Albeelding (Standaard: Microsoft Paint) — hiermee kunt u een pagina rechtstreeks naar een grafische viewer/editor scannen. U kunt selecteren naar welke toepassing de scan wordt overgebracht, bijvoorbeeld MS Paint, Corel PhotoPaint, Adobe PhotoShop of een ander grafisch bewerkingsprogramma dat op uw computer is geïnstalleerd.
PHOTOCAPTURE (niet mogelijk voor MFC-5440CN en MFC-3240C) In dit deel staan drie functies waarmee u toegang krijgt tot de mediakaart die in de machine is gestoken. Deze functie is alleen beschikbaar als de machine via een USB-kabel op de computer is aangesloten. ■ Open PCC Folder — hiermee kunt u de bestanden en mappen die op de mediakaart staan bekijken. (Raadpleeg PhotoCapture Center™ op uw PC gebruiken op pagina 6-1.
PC-FAX (niet mogelijk voor DCP-110C en DCP-310CN) Deze toetsen zijn voor het verzenden en ontvangen van faxen met de Brother PC-FAX-toepassing. ■ Send — hiermee kunt u een pagina of document scannen en het beeld automatisch met de Brother PC-FAX-software als een fax vanaf de computer verzenden. (Raadpleeg Faxen via de PC op pagina 5-1.) ■ Receive — hiermee kunt u een PC-FAX ontvangen.
SCAN Dit deel heeft vier toetsen voor de toepassingen Scannen naar Afbeelding, Scan naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Beeld (voorbeeld: Microsoft Paint) Met de functie Scannen naar Afbeelding kunt u een beeld direct in de grafische toepassing voor bewerking van het beeld scannen. Als u de standaardinstellingen wilt wijzigen, rechtsklikt u op de knop en selecteert u Bedieningsknop Software. U kunt de andere instellingen ook wijzigen.
Als u de toepassing wilt wijzigen, selecteert u de juiste toepassing in de keuzelijst Doel Applicatie. U kunt een toepassing aan de lijsten toevoegen door op de knop Toevoegen te klikken. Voer de Applicatienaam (maximaal 30 tekens) en de Applicatie locatie in. U kunt de locatie van de toepassing ook vinden als u op de toets klikt. Kies het Type Bestand uit de keuzelijst. U kunt toepassingen die u hebt toegevoegd ook weer verwijderen. Selecteer de Application Name en klik op de toets Verwijderen.
OCR (Tekstverwerker) Scannen naar OCR converteert de gegevens van het grafische beeld naar tekst die in een tekstverwerker kan worden bewerkt. U kunt het standaard tekstverwerkerprogramma wijzigen. Als u Scannen naar OCR wilt configureren, rechtsklikt u op de toets en selecteert u Bedieningsknop Software. Als u de tekstverwerkertoepassing wilt wijzigen, selecteert u de juiste tekstverwerkingstoepassing in de keuzelijst Doel Applicatie .
E-mail Met de functie Scannen naar E-mail kunt u een document naar uw standaard e-mailprogramma scannen zodat u de gescande opdracht als bijlage kunt versturen. Als u de standaard e-mailtoepassing of het bestandstype van de bijlage wilt wijzigen, rechtsklikt u met de knop en selecteert u Bedieningsknop Software. Als u het e-mailprogramma wilt wijzigen, selecteert u het gewenste e-mailprogramma uit de keuzelijst E-mail Programma.
Bestandsbijlagen U kunt kiezen uit de volgende lijst met bestandstypen voor bijlage bij uw e-mail of om in een map op te slaan. Type Bestand— Selecteer in de keuzelijst in welke bestandsindeling de bijlage moet worden opgeslagen. Windows Bitmap (*.bmp) JPEG (*.jpg) TIFF - Niet-gecomprimeerd (*.tif) TIFF - Gecomprimeerd (*.tif) TIFF Multi-page - Niet-gecomprimeerd (*.tif) TIFF Multi-page - Gecomprimeerd (*.tif) Portable Network Graphics (*.png) PDF (*.
Bestand Via de knop Scannen naar Bestand kunt u een beeld scannen en het als een bepaald bestandstype op een map op uw computer opslaan. Zo kunt u uw papieren documenten op eenvoudige wijze archiveren. Rechtsklik op de knop en selecteer Bedieninsknop Software om het bestandstype te configureren en het bestand in een map op te slaan. Selecteer het bestandstype voor het opgeslagen beeld in de keuzelijst Type Bestand.
CUSTOM SCAN Er zijn vier knoppen waarmee u uw eigen voorkeuren en configuratie kunt instellen voor uw type scannen. Als u een knop wilt configureren, rechtsklikt u op de betreffende knop. Het configuratievenster verschijnt. U kunt kiezen uit vier scanfuncties: Scannen naar Albeelding, Scan naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Scannen naar Albeelding: Met deze instelling kunt u een pagina rechtstreeks naar een grafisch viewer/editorsoftware scannen.
Een programmeerbare knop instellen Als u een knop wilt configureren, rechtsklikt u op de betreffende knop. Het configuratievenster verschijnt. Volg de onderstaande richtlijnen voor de configuratie van de knop. Scannen naar beeld: Op het tabblad Algemeen U kunt maximaal 30 tekens invoeren in het vak Naam voor Custom. Deze naam wordt de knopnaam. Selecteer het type scan in het veld Scan Actie.
Scan to OCR: Op het tabblad Algemeen U kunt maximaal 30 tekens invoeren in het vak Naam voor Custom. Deze naam wordt de knopnaam. Selecteer het type scan in het veld Scan Actie. Op het tabblad Instellingen U kunt de instellingen voor Doel applicatie, Type Bestand, Software OCR, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Helderheid en Contrast selecteren. 3 - 14 HET CONTROLCENTER2.
Scannen naar e-mail: Op het tabblad Algemeen U kunt maximaal 30 tekens invoeren in het vak Naam voor Custom. Deze naam wordt de knopnaam. Selecteer het type scan in het veld Scan Actie. Op het tabblad Instellingen U kunt de instellingen voor E-mail Programma, Type Bestand, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Helderheid en Contrast selecteren. HET CONTROLCENTER2.
Scannen naar bestand : Op het tabblad Algemeen U kunt maximaal 30 tekens invoeren in het vak Naam voor Custom. Deze naam wordt de knopnaam. Selecteer het type scan in het veld Scan Actie. Op het tabblad Instellingen Selecteer het bestandsformaat in de keuzelijst Type Bestand. U kunt het bestand naar de standaardmap die wordt weergegeven in het vakje Bestemmingsfolder verzenden of u kunt een andere map selecteren met de knop .
PHOTOCAPTURE (niet mogelijk voor MFC-5440CN en MFC-3240C) Deze knoppen kunnen worden gebruikt om bestanden en mappen op de mediakaart in de machine te openen of te kopiëren. Open PCC Folder (PCC: PhotoCapture Center™) Met de knop Open PCC folder kunt u de Windows® Verkenner openen om de bestanden en mappen op de mediakaart weer te geven. HET CONTROLCENTER2.
Copy From PCC (PhotoCapture Center™) Met de knop Kopie van PCC kunt u de bestanden op de mediakaart naar een map op uw harde schijf kopiëren. Als u de map van bestemming of een andere instelling wilt wijzigen, rechtsklikt u op de knop en selecteert u de gewenste instelling voor het kopiëren van bestanden. In het deel Kopieer folder zijn de standaardinstellingen Nieuwe folder aanmaken op basis van datum of maand en Datum.
Copy To Application Met de knop Kopie Naar Applicatie kunt u de bestanden in de specifieke toepassing openen nadat u deze naar de map van de bestemming hebt gekopieerd. Als u de instellingen van de map wilt wijzigen, rechtsklikt u op de knop en selecteert u de gewenste instelling voor het kopiëren van bestanden. In het deel Kopieer folder zijn de standaardinstellingen Nieuwe folder aanmaken op basis van datum of maand en Datum.
KOPIE De knoppen Kopie (1-4) kunnen worden aangepast zodat u de functies in de printerstuurprogramma’s van Brother voor geavanceerde kopieerfuncties (zoals N-in-1-afdrukken) optimaal kunt gebruiken. Voordat u de knoppen Kopie kunt gebruiken, moet u eerst het printerstuurprogramma configureren door te rechtsklikken op de knop. U kunt maximaal 30 tekens invoeren in het vak Naam voor Kopie en Kopieer Reden selecteren.
Voordat de configuratie van de knop Kopie voltooid is, moet u de Naam Printer instellen. Klik op de knop Printer Opties om de instellingen van het printerstuurprogramma weer te geven. Het venster Printer Opties is afhankelijk van het model printer dat u hebt geselecteerd. In het venster voor de instellingen van het printerstuurpogramma kunt u de geavanceerde instellingen voor afdrukken selecteren. De kopieerknoppen kunnen pas worden gebruikt nadat u ze hebt geconfigureerd. HET CONTROLCENTER2.
PC-FAX (niet mogelijk voor DCP-110C en DCP-310CN) In dit deel kunt u de software voor het verzenden of ontvangen van een PC-FAX openen of het adresboek bewerken door op de juiste knop te klikken. Zenden Met de knop Zenden kunt u een document scannen en het beeld automatisch vanaf de computer als een fax versturen met de Brother PC-FAX-software. (Raadpleeg Faxen via de PC op pagina 5-1.) Als u de instellingen voor Zenden wilt wijzigen, rechtsklikt u op de knop om het configuratievenster te openen.
Ontvangen / Bekijk Ontvangen (alleen MFC-410CN, MFC-620CN, MFC-5440CN, MFC-5840CN en MFC-3340CN) Met de knop Ontvangen kunt u PC-FAXen op uw computer ontvangen. Als u op deze knop klikt, wordt de ontvangssoftware van PC FAX geactiveerd en worden er faxgegevens ontvangen. (Raadpleeg PC-FAX ontvangen uitvoeren op pagina 5-19.) Als de machine op een netwerk is aangesloten, kunt u deze functie niet gebruiken. .
Adresboek Met de knop Adressenlijst kunt u het toevoegen/wijzigen en verwijderen van contacten in uw adresboek configureren. Als u op deze knop klikt, opent u het adresboekvenster en kunt u de gegevens bewerken. (Raadpleeg Het Brother-adresboek op pagina 5-7.) Instellen Als u op de knop Setup klikt, kunt u de gebruikersinstellingen voor de PC-FAX-toepassing configureren. (Raadpleeg Gebruikersinformatie instellen op pagina 5-2.) 3 - 24 HET CONTROLCENTER2.
APPARAATINSTELLINGEN In dit deel kunt u de machine-instellingen configureren of het inktpeil controleren door op de knop te klikken. Als de machine op een netwerk is aangesloten, kunt u deze functie niet gebruiken. Remote Setup (niet mogelijk voor DCP-110C, DCP-310CN en MFC-210C) Met de knop Remote Setup kunt u het venster Remote Setup Program waarmee u de instellingenmenu’s van de machine wilt configureren openen. HET CONTROLCENTER2.
Kieslijst (niet mogelijk voor DCP-110C, DCP-310CN en MFC-210C) Met de knop Quick-Dial kunt u het venster Kiesgeheugen van het Remote Setup Program openen, zodat u de kiesnummers van uw computer naar de machine eenvoudig kunt instellen of wijzigen. Ink Level Met de knop Ink Level opent u het venster Status Monitor waarin het inktpeil voor elke patroon wordt weergegeven. 3 - 26 HET CONTROLCENTER2.
4 MFC Remote Setup gebruiken (Voor Windows®) (niet mogelijk voor DCP-110C en DCP-310CN) MFC Remote Setup Met behulp van de toepassing MFC Remote Setup kunt u verscheidene MFC-instellingen configureren vanaf een Windows®-toepassing. Als u deze toepassing opent, worden de instellingen van de machine automatisch overgebracht naar de PC en weergegeven op het computerscherm. Als u de instellingen wijzigt, kunt u deze direct naar de overbrengen naar de machine.
De knop OK Als u op OK klikt, worden de nieuwe instellingen naar de machine overgebracht. Als er een foutmelding wordt gegeven, wordt de toepassing MFC Remote Setup afgesloten, waarna u de gegevens opnieuw moet invoeren en op OK moet klikken. De knop Afbreken Met de knop Afbreken wordt de toepassing Remote Setup afgesloten zonder dat de nieuwe instellingen aan de machine worden doorgegeven.
5 Brother PC-FAX software gebruiken (Voor Windows®) (niet mogelijk voor DCP-110C en DCP-310CN) Faxen via de PC Met de Brother PC-FAX kunt u vanaf uw PC toepassingen en documentbestanden als een standaardfax verzenden. U maakt een bestand op de computer dat u als een fax vanaf de PC kunt verzenden. U kunt bovendien een voorblad met opmerkingen toevoegen.
Gebruikersinformatie instellen U opent de gebruikersinformatie in het dialoogvenster FAX Sending door op te klikken. (Raadpleeg Bestand verzenden als PC-Fax met faxstijl-interface op pagina 5-16.) 1 2 3 Selecteer in het menu Start Programma’s, Brother, MFL-Pro Suite MFC-XXXX (waarbij XXXX de naam van uw model is) en selecteer vervolgens PC-FAX Instelling. Het dialoogvenster Brother PC-FAX Setup wordt geopend: U moet deze informatie invoeren om de koptekst en het voorblad van de fax te maken.
Sending instellen Klik in het dialoogvenster Brother PC-FAX Setup op het tabblad Verzenden. Het onderstaande scherm wordt geopend. De gebruiker kan kiezen tussen twee gebruikersinterfaces: E-mailstijl of Faxstijl. Als u de gebruikersinterface wilt gebruiken, selecteert u de gewenste instelling: Stijl E-mail of Fax. (Raadpleeg Gebruikersinterface op pagina 5-4.) Toegang tot buitenlijn Als u een nummer moet invoeren om een buitenlijn te krijgen, moet u dit nummer hier invoeren.
Gebruikersinterface Selecteer de gewenste gebruikersinterface in het tabblad Verzenden. U kunt kiezen tussen E-mail stijl of Faxstijl.
Adresboek Als Outlook Express op uw computer is geïnstalleerd, kunt u selecteren welk adresboek moet worden gebruikt voor het versturen van een PC-FAX, het Brother-adresboek of Outlook Express via het tabblad Adresboek. Voer voor het adresboekbestand het pad en de naam in van de database waarin de adresboekinformatie staat. —OF— Gebruik de knop Bladeren om de gewenste database te zoeken.
Snelkiezen instellen Klik in het dialoogvenster Brother PC-FAX Setup het tabblad Snelkies. (Deze functie is alleen beschikbaar als u de interface Faxstijl hebt geselecteerd.) Onder de tien snelkiestoetsen kunt u namen of groepen opslaan. Een adres registreren op een snelkieslocatie: 1 Klik op de snelkieslocatie die u wilt programmeren. 2 Klik op de naam of de groep die u onder de snelkieslocatie wilt opslaan. 3 Klik op Toevoegen >> om deze op te slaan.
Het Brother-adresboek Selecteer in het Start-menu Programma’s, Brother, MFL-Pro Suite MFC-XXXX (waar XXXX de naam van uw model is), en klik vervolgens op PC-FAX Adresboek.
Iemand in het adresboek opnemen In het dialoogvenster Brother Adresboek kunt u informatie over leden en groepen toevoegen, bewerken of verwijderen. 1 Klik in het dialoogvenster Adresboek op het pictogram om een lid toe te voegen. Het dialoogvenster Brother Adresboek Leden Setup wordt geopend 2 Voer in dit dialoogvenster de gegevens van de betreffende persoon in. Naam is een verplicht veld. Klik op OK om de informatie op te slaan.
Nummergroepen voor het groepsverzenden instellen Als u op de PC regelmatig dezelfde fax naar verscheidene mensen verzendt, kunt u hun gegevens combineren tot een groep. 1 Klik in het dialoogvenster Brother Adresboek op het pictogram om een groep te maken. Het dialoogvenster Brother Adresboek Groepen Setup wordt geopend 2 3 4 Typ de naam voor de nieuwe groep in het veld Groepsnaam. Selecteer uit de lijst Beschikbare Namen ieder lid dat u wilt opnemen in de groep en klik op Toevoegen>>.
Gegevens van groepsleden bewerken 1 2 3 4 Selecteer het lid of de groep die u wilt bewerken. Klik op het pictogram Bewerken. Wijzig de betreffende gegevens. Klik op OK om de instellingen op te slaan. Een naam of een groep verwijderen 1 2 3 Selecteer de naam of de groep die u wilt bewerken. Klik op het pictogram Verwijderen. Wanneer het dialoogvenster Bevestig item verwijderen verschijnt, klikt u op OK. Het adresboek exporteren U kunt het adresboek als een ASCII-tekstbestand (*.csv) exporteren.
3 4 Als u exporteert naar een ASCII-bestand, selecteert u bij Deelteken welk scheidingsteken moet worden gebruikt: Tab of Komma. Tijdens het exporteren wordt dan tussen elk veld een Tab of Komma ingevoegd om de gegevens van elkaar te scheiden. Klik op OK om de gegevens op te slaan. 5 Typ de naam voor het bestand en selecteer Opslaan.
In het adresboek importeren U kunt ASCII-tekstbestanden (*.csv) of Vcards (elektronische visitekaartjes) in uw adresboek importeren. Een ASCII-tekstbestand importeren: 1 Selecteer in het adresboek Bestand, zet de muisaanwijzer op Importeren en klik op Tekst. —OF— Klik op Visitekaartje en ga naar stap 5. 2 Selecteer in de kolom Beschikbare items de gegevensvelden die u wilt importeren en klik vervolgens op Toevoegen>>.
5 Typ de naam voor het bestand en selecteer Openen. Indien u in stap 1 een tekstbestand hebt geselecteerd, ziet u bij Bestandstypen: het bestandsformaat Tekstbestanden (*.csv) weergegeven.
Een voorblad instellen Klik in het dialoogvenster PC-FAX op om het venster PC-Fax Voorblad Setup weer te geven.
Informatie voor het voorblad invoeren Als u de fax naar meerdere personen verzendt, worden de gegevens van de geadresseerden niet op het voorblad afgedrukt. Aan Formulier Opmerking Typ de opmerking die op het voorblad moet worden afgedrukt. Formulier Selecteer het gewenste voorbladtype. Importeer BMP-bestand U kunt een bitmap-bestand, zoals uw bedrijfslogo, invoegen dat op het voorblad wordt afgedrukt. Selecteer het BMP-bestand met behulp van de bladerknop en selecteer de gewenste uitlijning.
Bestand verzenden als PC-Fax met faxstijl-interface 1 2 3 Maak een bestand in Word, Excel, Paint, Draw of een andere toepassing op uw pc. Selecteer de opdracht Afdrukken in het menu Bestand. Het dialoogvenster Afdrukken verschijnt: Selecteer Brother PC-FAX als printer en klik op Afdrukken. De faxstijl-interface verschijnt, als dit niet het geval is, vinkt u de instelling voor de gebruikersinterface zoals beschreven op pagina 5-3 in.
4 Voer het faxnummer in. Volg hiervoor een van de volgende methoden. ■ Gebruik de kiestoetsen om het nummer in te voeren. ■ Klik op één van de tien Snelkies knoppen. ■ Klik op de knop Adresboek en selecteer een lid of een groep uit het adresboek. Als u een fout hebt gemaakt, kunt u alle gegevens wissen met de knop Wissen. 5 6 Als u ook een voorblad wilt verzenden, klikt u op Voorblad Aan en vervolgens op het pictogram Voorblad om de informatie op het voorblad in te vullen of te bewerken.
3 Selecteer Brother PC-FAX als printer en klik op Afdrukken. De gebruikersinterface in e-mailstijl verschijnt, als dit niet het geval is, vinkt u de instelling voor de gebruikersinterface zoals beschreven op pagina 5-3 aan. 4 Toets in het veld Aan: het faxnummer van de ontvanger. U kunt de faxnummers ook in het adresboek selecteren door op de knop Aan: te klikken. Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, klikt u op de knop Verwijderen om alle gegevens in de velden te verwijderen.
PC-FAX instellen voor ontvangen (alleen MFC-410CN, MFC-620CN, MFC-5440CN, MFC-5840CN en MFC-3340CN) De functie PC-FAX ontvangen zal automatisch binnenkomende faxen op uw machine naar uw computer laden zodat u ze kunt bekijken, afdrukken of verwijderen. Voordat u de functie PC-FAX Ontvangen gebruikt, moet u vanuit het menu op de machine de optie PC-FAX Ontvangen selecteren. (Zie PC Fax Rx instellen in de Gebruikershandleiding.
3 4 5 6 Klik in Bestand opslaan als op de knop Bladeren indien u het pad voor het opslaan van PC-Fax bestanden wilt wijzigen. Selecteer in Bestandsformaat .tif of .max om te selecteren in welk formaat het document wordt opgeslagen. Het standaardformaat is .tif. Indien u dat wenst, kunt u het vakje Speel een wave bestand af bij faxontvangst aankruisen en het pad voor een Wave-bestand aangeven.
6 PhotoCapture Center™ op uw PC gebruiken (Voor Windows®) (niet mogelijk voor MFC-5440CN en MFC-3240C) Start de computer NIET wanneer er mediakaarten in het mediastation van de machine zitten. Anders kunnen de gegevens op de kaart verloren raken of kan de kaart beschadigd raken. Bij gebruik van de USB-kabel Bij gebruik van Windows® 2000 moet u eerst een Windows® 2000-update installeren, pas dan kunt u vanaf uw pc toegang krijgen tot de functies van PhotoCapture Center™.
3 U kunt het bestand bewerken en op een andere schijf van de PC opslaan. Als u de mediakaart verwijdert, ga dan als volgt te werk om beschadiging aan de mediakaart te voorkomen. 1 Klik in het venster van Mijn Computer met de rechtermuisknop op het pictogram van de verwisselbare schijf en selecteer in het menu Context de optie ‘Schijf uitwerpen’. 2 Wacht totdat de knop PhotoCapture niet meer knippert, pas dan mag u de mediakaart verwijderen.
Bij gebruik van de netwerkkabel 1 Plaats een SmartMedia®-, CompactFlash®-, Memory Stick®, SecureDigital™- of xD-Picture Card™-kaart in de machine. Als er meer dan twee mediakaarten tegelijk worden geplaatst, zal het PhotoCapture Center™ alleen de kaart lezen die het eerste was geplaatst. Als u een andere kaart wilt gebruiken, moet u eerst alle kaarten verwijderen en vervolgens de gewenste mediakaart plaatsen. 2 Dubbelklik op het pictogram Network PhotoCapture Centre.
Verwijder de stekker NIET en verwijder een SmartMedia®-kaart, CompactFlash®-kaart, Memory Stick®, SecureDigital™-kaart of xD-Picture Card™-kaart niet uit de machine terwijl deze de kaart aan het lezen is (de knop PhotoCapture knippert). Doet u dit toch, dan kunnen de gegevens op de kaart verloren gaan of kan de kaart beschadigd raken. Als u de mediakaart hebt verwijderd terwijl de knop PhotoCapture knipperde, moet u de PC onmiddellijk opnieuw opstarten voordat u de mediakaart weer plaatst.
7 Scannen in een netwerk (Voor Windows®) (niet mogelijk voor MFC-3240C, MFC-210C en DCP-110C) Om de machine te gebruiken als Netwerkscanner moet deze geconfigureerd zijn met een TCP/IP-adres. U kunt de instellingen vanaf het bedieningspaneel configureren of wijzigen. (Raadpleeg de netwerkhandleiding op de CD-ROM.) Er kunnen maximaal 25 clients op een machine binnen een netwerk zijn aangesloten.
De PC aanmelden met de machine Wanneer u de machine wilt wijzigen die bij het installeren van MFL-Pro Suite (zie de beknopte installatiehandleiding) op de PC is geregistreerd, volgt u deze procedure. 1 Voor Windows® XP Selecteer in het menu Start Configuratiescherm, Printers en faxapparaten, Scanners en camera’s (of Configuratiescherm, Scanners en camera’s). Voor Windows® 98/Me/2000 Selecteer in het menu Start Configuratiescherm, Scanners en camera’s en klikt u met de rechtermuisknop op de scanner.
2 Klik op het tabblad Network instellingen in het dialoogvenster en selecteer een methode om de machine als netwerkscanner voor de PC te specificeren. Specificeer uw machine via het adres Voer het IP-adres van de machine in het veld IP adress in. Klik op Toepassen en op OK. Specificeer uw machine via de naam Voer de naam van het machineknooppunt in het veld Node Name in. Klik op Toepassen en op OK. Naar apparaten zoeken Klik op Bladeren en selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken. Klik op OK.
3 Klik op het tabblad Scan naar Knop in het dialoogvenster en voer de naam van uw PC in het veld Display naam in. Het LCD-scherm van de machine geeft de naam weer die u hier invoert. De standaardinstelling is de naam van uw PC. U kunt hier een andere naam invoeren. Als u de optionele draadloze print-/scanserver NC-2200w gebruikt, verschijnt het bovenstaande venster niet. 4 U kunt het ontvangen van ongewenste documenten vermijden door een PIN-code van 4 cijfers in te stellen.
De scantoets gebruiken Scannen naar e-mail (PC) Wanneer u Scan naar e-mail (PC) selecteert, wordt het document gescand en direct naar de PC verzonden die u in het netwerk hebt ingesteld. Het ControlCenter2.0 activeert het standaard e-mailprogramma op de aangewezen PC zodat het document naar de geadresseerde kan worden verzonden. U kunt een zwart-wit- of kleurendocument scannen. Dit wordt dan als bijlage verzonden bij het e-mailbericht. Voor netwerkscannen worden de selecties van het ControlCenter2.
Naar beeld scannen Wanneer u Scan naar beeld selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de PC verzonden die u in het netwerk hebt ingesteld. Het ControlCenter2.0 activeert de standaard grafische toepassing op de betreffende PC. U kunt de configuratie van Scan wijzigen. (Raadpleeg Beeld (voorbeeld: Microsoft Paint) op pagina 3-6.) Voor netwerkscannen worden de selecties van het ControlCenter2.0 alleen gebruikt voor het configureren van de Scantoets.
Scan naar OCR Wanneer u Scan naar OCR selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de PC verzonden die u in het netwerk hebt ingesteld. Het ControlCenter2.0 activeert ScanSoft® Onmipage® OCR en converteert het document naar tekst. Deze tekst kunt u dan weergeven en bewerken in een tekstverwerker op de betreffende PC. U kunt de configuratie van de toets Scan wijzigen. (Raadpleeg OCR (Tekstverwerker) op pagina 3-8.) Voor netwerkscannen worden de selecties van het ControlCenter2.
Naar bestand scannen Wanneer u Naar bestand scannen selecteert, kunt u een zwart/wit-document of kleurendocument scannen en direct naar een PC in het netwerk verzenden. Het bestand wordt opgeslagen in de map en in het bestandsformaat dat u op de PC in het ControlCenter2.0 hebt geconfigureerd. U kunt de configuratie van de toets Scan wijzigen. (Raadpleeg Bestand op pagina 3-11.) Voor netwerkscannen worden de selecties van het ControlCenter2.0 alleen gebruikt voor het configureren van de Scantoets.
8 De machine met een Macintosh® gebruiken Een Apple® Macintosh® met USB instellen Voor aansluiting van de machine op een Macintosh®, hebt u een USB-kabel nodig die niet langer is dan 2 meter. Sluit de machine niet aan op de USB-poort van een toetsenbord of een USB-hub zonder voeding. Welke functies door de machine worden ondersteund, is afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt. Het onderstaande schema geeft een overzicht van de functies die worden ondersteund.
Mediatype Selecteer het papier waarop wordt afgedrukt in het printerstuurprogramma om de beste afdrukresultaten te bereiken. De machine wijzigt de manier waarop wordt geprint, afhankelijk van het geselecteerde mediatype. Normaal papier Inkjetpapier Glanzend papier Transparanten Langzaamdrogend Papier Langzaamdrogend Papier selecteren voor het afdrukken op het type normaal papier waarop de inkt erg langzaam opdroogt. Deze instelling kan een lichtelijk vage tekst veroorzaken.
■ Normaal: 600 x 600 dpi. Goede afdrukkwaliteit met gemiddelde afdruksnelheid. ■ Fast Normal: 600 x 300 dpi. Dit geeft een betere afdrukkwaliteit dan Fast en de afdruksnelheid is beter dan bij Normal. ■ Snel: 600 x 150 dpi. De snelste afdrukstand en het laagste inktverbruik. Deze stand kan bijvoorbeeld gebruikt worden wanneer u een groot aantal documenten moet afdrukken of wanneer u een document wilt nakijken voordat u de uiteindelijke afdruk maakt.
Het printerstuurprogramma van Brother met de Apple® Macintosh® (Mac OS® X) gebruiken De opties voor de pagina-instelling selecteren 1 Klik in uw toepassing, bijvoorbeeld TextEdit, op het menu Bestand en selecteer Pagina-instelling. Zorg ervoor dat MFC-XXXX (waar XXXX de naam van uw model is) is geselecteerd in het opklapvenster Stel in voor. U kunt de instellingen voor Papierformaat, Richting en Vergroot/verklein wijzigen, waarna u op OK klikt.
Afdrukinstellingen selecteren Als u speciale afdrukfuncties van de printer wilt beheren, moet u Afdrukinstellingen in het afdrukdialoogvenster selecteren. U kunt de instellingen voor de Kwaliteit, Soort papier, Kleur/Grijstinten, Papierdikte, Printkop heen en weer en Normaal printen versneld wijzigen. Zie Resolutie in Specificaties van de Gebruikershandleiding.
Het printerstuurprogramma van Brother met de Apple® Macintosh® (Mac OS® 8.6-9.2) gebruiken Een printer selecteren: 1 Open de Kiezer via het Apple Menu. 2 Klik op het pictogram Brother Ink. Klik rechts van de Kiezer op de printer waarop u wilt afdrukken. Sluit de Kiezer. Een document afdrukken 3 Klik in de toepassingssoftware, bijvoorbeeld Presto!® PageManager®, op het menu Bestand en selecteer Page Setup.
4 Klik in toepassingssoftware zoals Presto!® PageManager®, op het menu Bestand en selecteer Print. Klik op Print om af te drukken. Als u de opties Kopieën, Pagina’s, Kwaliteit, Media type of Kleur/Grijstinten wilt wijzigen, selecteert u de instellingen en klikt u daarna op Print. Klik op de knop Optie of Instellen om Beeld type en andere afdrukopties te wijzigen.
Een fax met uw Macintosh®-toepassing verzenden (niet mogelijk voor DCP-110C en DCP-310CN) Voor gebruikers van Mac OS® X U kunt rechtstreeks vanaf uw Macintosh® een fax verzenden. 1 Maak een document aan in een Macintosh®-toepassing. 2 Selecteer in het menu Bestand de optie Print om een fax te verzenden. Het printerdialoogvenster wordt geopend: 3 Selecteer Fax verzenden in de keuzelijst.
4 Selecteer Fax in de keuzelijst Uitvoer. 5 U adresseert de fax door het faxnummer in het vak Invoer Faxnummer te typen en op Druk af te klikken. Indien u een fax naar meer nummers wilt verzenden, klikt u op Voeg toe nadat u het eerste faxnummer hebt ingevoerd. Het faxnummer van de bestemmeling wordt toegevoegd in het dialoogvenster.
Een vCard uit het Mac OS® X Adresboek slepen U kunt het faxnummer adresseren door een vCard (een elektronisch visitekaartje) van Mac OS® in het veld Bestemming Faxnummers te zetten. 1 Klik op de knop Adresboek. 2 Sleep een vCard van de Mac OS® X Adresboek naar het veld Bestemming Faxnummers. Nadat u uw fax hebt geadresseerd, klikt u op Druk af.
De vCard moet een fax kantoor- of fax privé-nummer bevatten. Wanneer u fax kantoor of fax privé selecteert in de keuzelijst Opgeslagen Faxnummers, worden alleen faxnummers van deze categorie uit het Mac OS® X-Adresboek gebruikt. Als het faxnummer slechts in een van de categorieën van het Mac OS® X-Adresboek staat, wordt het nummer opgehaald, ongeacht de geselecteerde categorie (kantoor of privé). Voor gebruikers van Mac OS® 8.6 - 9.2 U kunt rechtstreeks vanaf uw Macintosh® een fax verzenden.
3 Selecteer in het keuzemenu Uitvoer de optie Fax. 4 Wanneer Fax is geselecteerd, staat op de bovenste knop Verzenden en is de knop Adres beschikbaar. Klik op de knop Verzenden. Het dialoogvenster Fax verzenden wordt geopend. Het dialoogvenster Fax verzenden heeft twee keuzelijsten. In de linkerlijst staan alle reeds Opgeslagen Faxnummers en in de rechterlijst worden de Bestemming Faxnummers weergegeven.
5 6 U adresseert de fax door het faxnummer in het vak Invoer Faxnummer te typen. Nadat u uw fax hebt geadresseerd, klikt u op de knop Fax verzenden. Als u alleen bepaalde pagina’s van het document wilt selecteren en verzenden, klikt u op OK om naar het afdrukdialoogvenster te gaan. Als u op de knop Fax verzenden klikt maar de fax niet is geadresseerd, wordt de volgende foutmelding weergegeven: Klik op OK om naar het dialoogvenster Fax verzenden te gaan.
Scannen van een Macintosh® (niet mogelijk voor Mac OS® 8.6) De software van de Brother-machine wordt geleverd met een TWAIN-uitwisselbaar scannerstuurprogramma voor Macintosh®. U kunt deze TWAIN-scannerdriver voor Macintosh® gebruiken met alle toepassingen die de TWAIN-specificaties ondersteunen. Als u via de machine in een netwerk wilt scannen, moet u de netwerkmachine selecteren. Raadpleeg Scannen in een netwerk configureren op pagina 8-21.
Een beeld naar uw Macintosh® scannen U kunt een hele pagina scannen —OF— een deel scannen nadat u het document snel hebt voorgescand. Een hele pagina scannen 1 Het document in de automatische documentinvoer laden. Wanneer u een flatbed-type hebt, kunt u het document ook op de glasplaat leggen. 2 3 Kies zo nodig de volgende instellingen in het dialoogvenster met scannerinstellingen: Resolutie Type scan Te scannen gedeelte Helderheid Contrast Klik op Starten.
Een afbeelding vooraf scannen Met de functie voor het vooraf scannen kunt u een beeld snel en met een lage resolutie scannen. In het Te scannen gedeelte wordt een miniatuurweergave van het beeld getoond. Dit is slechts een voorbeeld dat u laat zien hoe het beeld er zal uitzien. Gebruik de knop Vooraf scannen om een voorbeeld te bekijken wanneer u ongewenste delen van een beeld wilt afknippen. Klik wanneer u tevreden bent met wat u ziet, klikt u op Starten om het beeld te scannen. 1 Het document laden.
Instellingen in het scannervenster Beeld Resolutie Selecteer de scanresolutie in de keuzelijst Resolutie. Hogere resoluties nemen meer geheugen in beslag en vergen meer transfertijd, maar leveren een preciezer gescand beeld.
Kleurtype Zwart-wit—Selecteer Zwart-wit voor tekst of lijntekeningen. Voor fotografische beelden selecteert u het grijze beeldtype (foutendiffusie) of de ware grijstinten. Grijs (foutendiffusie)—Wordt gebruikt voor documenten met fotografische beelden of afbeeldingen. (Foutendiffusie is een methode waarbij beelden met gesimuleerde grijstinten worden gemaakt door in plaats van grijze stippen zwarte stippen in een specifieke matrix te plaatsen.
Te scannen gedeelte U kunt voor het documentformaat één van de volgende instellingen selecteren: ■ A4 210 x 297 mm ■ JIS B5 182 x 257 mm ■ Letter 8,5 x 11 in. ■ Legal 8,5 x 14 in. ■ A5 148 x 210 mm ■ Executive 7,25 x 10,5 in. ■ Business Card ■ Foto 4 x 6 in ■ Foto 2 5 x 8 in ■ Foto L 89 x 127 mm ■ Foto 2L 127 x 178 mm ■ Briefkaat Als u een afwijkend formaat hebt gekozen, kunt u het te scannen gedeelte bijstellen. Klik en sleep met ingedrukte muisknop om het beeld bij te knippen.
Het beeld bijstellen Helderheid Stel de Helderheid zodanig in, dat u het beste beeld krijgt. Het TWAIN-scannerstuurprogramma van Brother biedt 100 instelmogelijkheden voor de helderheid (-50 tot 50). De standaard ingestelde waarde is 0, wat als een ‘gemiddelde’ instelling wordt beschouwd. U kunt de Helderheid instellen door het schuifbalkje naar rechts of naar links te slepen om het beeld lichter of donkerder te maken. U kunt ook een waarde in het invoerveld typen. Klik op OK.
Scannen in een netwerk configureren (alleen voor netwerkmodellen) Als u van de machine op een netwerk wilt scannen, moet u de netwerkmachine selecteren in de toepassing Device Selector in Macintosh HD/Library/Printers/Brother/Utilities. Als u de MFL-Pro software al geïnstalleerd hebt volgens de stappen van de netwerkinstallatie in de installatiehandleiding, dan zou deze selectie al gemaakt moeten zijn. Om de machine te gebruiken als Netwerkscanner moet deze geconfigureerd zijn met een TCP/IP-adres.
3 4 Specificeer uw machine via het IP-adres of de Node Name. Om het IP-adres te wijzigen, het nieuwe IP-adres invoeren. Om de Node Name van uw machine te wijzigen, de nieuwe node name invoeren. Ieder (machine) knooppunt heeft zijn eigen node name. U kunt de node name vinden door de configuratiepagina van de machine af te drukken. (Raadpleeg de netwerkhandleiding op de cd-rom.) De standaard Node Name is “BRN_xxxxxx” (“xxxxxx” zijn de laatste zes cijfers van het Ethernetadres).
Presto!® PageManager® gebruiken Presto!® PageManager® is toepassingssoftware voor het beheer van documenten op uw computer. Omdat dit met de meest beeldbewerkers en tekstverwerkers werkt, geeft Presto!® PageManager® u onbeperkte controle over uw computerbestanden. U kunt eenvoudig en snel uw documenten beheren, uw e-mail en bestanden bewerken en documenten lezen met de ingebouwde OCR-software van Presto!® PageManager®.
Systeemvereisten voor Presto!® PageManager® ■ ■ ■ ■ PowerPC processor Systeem 8.6-9.X, 10.1 of recenter Cd-romstation Harde schijf met minimaal 120 MB beschikbare schijfruimte Aanbevolen: ■ Videokaart met 8-bitskleuren of hoger. ■ E-mailsoftware Eudora Mail of Outlook Express Technische ondersteuning [Voor VS] Firmanaam: Adres: Telefoon: Fax: E-mail: URL: Newsoft America Inc. 4113 Clipper Court Fremont CA 94538, VS 510-4458600 510-4458601 contactus@newsoftinc.com http://www.newsoft.
Fax: E-mail: URL: 49(0)2451/409642 newsoft@softbay.de http://de.newsoft.eu.com/ [VK] Firmanaam: Adres: Telefoon: Fax: E-mail: URL: Guildsoft Ltd Not Open 44-01752-201148 44-01752-894833 Tech@guildsoft.co.uk http://uk.newsoft.eu.com/ [Frankrijk] Firmanaam: Adres: Telefoon: E-mail: Partners in Europa Unit 14, Distribution Centre, Shannon Ind. Est Shannon, Co. Clare, Ierland 0800-917171 Newsoft@pie.ie [Italië] Firmanaam: Adres: Telefoon: Fax: E-mail: V.I.
Het ControlCenter2.0 gebruiken (Voor Mac OS® X 10.2.4 of hoger) De functies die in het ControlCenter 2.0 kunnen worden gebruikt, zijn afhankelijk van het model. ControlCenter2.0 is een softwareprogramma waarmee u snel en eenvoudig toegang hebt tot uw meest gebruikte programma’s. Met het ControlCenter2.0 worden deze toepassingen automatisch geladen. ControlCenter2.0 heeft vier categorieën handelingen: 1 Rechtstreeks scannen naar een bestand, e-mail, tekstverwerker of grafische toepassing van uw keuze.
Het automatisch laden in ControlCenter2.0 uitschakelen Het pictogram verschijnt op de menubalk. Als u het venster ControlCenter2.0 wilt openen, klikt op u op het pictogram en selecteert u Open. Als u niet wilt dat het ControlCenter2.0 automatisch wordt gestart als de computer wordt gestart; 1 Klik op het pictogram ControlCenter2.0 in de menubalk en selecteer Preference. 2 Het voorkeurvenster van het ControlCenter2.0 verschijnt. Haal het vinkje voor Start het ControlCenter op de computer startup weg.
SCAN Dit deel heeft vier toetsen voor de toepassingen Scannen naar Afbeelding, Scan naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. ■ Afbeelding (Standaard: Apple PreView) — hiermee kunt u een pagina rechtstreeks naar een grafische viewer/editor scannen. U kunt selecteren naar welke toepassing de scan wordt overgebracht, bijvoorbeeld Adobe PhotoShop of een andere beeldbewerkingstoepassing die op uw computer is geïnstalleerd.
KOPIE COPY — hiermee kunt u de computer en een printerstuurprogramma voor geavanceerde kopieerhandelingen gebruiken. U kunt de pagina op de machine scannen en de kopieën afdrukken met een van de functies van het printerstuurprogramma voor de machine—OF—u kunt de kopieën naar een standaard printerstuurprogramma verzenden dat op de computer is geïnstalleerd, ook netwerkprinters. U kunt de gewenste instellingen op maximaal vier toetsen configureren.
SCAN Dit deel heeft vier toetsen voor de toepassingen Scannen naar Afbeelding, Scan naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Beeld (voorbeeld: Apple PreView) Met de functie Scannen naar Afbeelding kunt u een beeld direct in de grafische toepassing voor bewerking van het beeld scannen. Als u de standaardinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt en selecteert u Bedieningsknop Software. U kunt de andere instellingen ook wijzigen.
Als u de toepassing wilt wijzigen, selecteert u de juiste toepassing in de keuzelijst Doel Applicatie. U kunt een toepassing aan de lijsten toevoegen door op de knop Toevoegen te klikken. Voer de Applicatienaam in (max. 30 tekens) en selecteer de gewenste toepassing door te klikken op Browse. Kies ook het Type Bestand uit de keuzelijst. U kunt toepassingen die u hebt toegevoegd ook weer verwijderen. Selecteer de Applicatienaam en klik op de toets Verwijderen.
OCR (Tekstverwerker) Scannen naar OCR converteert de gegevens van het grafische beeld naar tekst die in een tekstverwerker kan worden bewerkt. U kunt het standaard tekstverwerkerprogramma wijzigen. Voor het configureren van Scan naar OCR, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt en selecteert u Bedieningsknop Software. Als u de tekstverwerkertoepassing wilt wijzigen, selecteert u de juiste tekstverwerkingstoepassing in de keuzelijst Doel appicatie.
E-mail Met de functie Scannen naar E-mail kunt u een document naar uw standaard e-mailprogramma scannen zodat u de gescande opdracht als bijlage kunt versturen. Als u de standaard e-mailtoepassing of het bestandstype van de bijlage wilt wijzigen, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt en selecteert u Bedieningsknop Software. Als u het e-mailprogramma wilt wijzigen, selecteert u het gewenste e-mailprogramma uit de keuzelijst E-mail Programma.
Bestandsbijlagen U kunt kiezen uit de volgende lijst met bestandstypen voor bijlage bij uw e-mail of om in een map op te slaan. Type Bestand — Selecteer in de keuzelijst in welke bestandsindeling de bijlage moet worden opgeslagen. Windows Bitmap (*.bmp) JPEG (*.jpg) TIFF - Niet-gecomprimeerd (*.tif) TIFF - Gecomprimeerd (*.tif) TIFF Multi-page - Niet-gecomprimeerd (*.tif) TIFF Multi-page - Gecomprimeerd (*.tif) Portable Network Graphics (*.png) PDF (*.
Bestand Met de knop Scannen naar Bestand kunt u een beeld scannen en het als een bepaald bestandstype op een map op de harde schijf opslaan. Zo kunt u uw papieren documenten op eenvoudige wijze archiveren. Als u het bestandstype en het opslaan in een directory wilt configureren, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt en selecteert u Bedieningsknop Software. Selecteer het bestandstype voor het opgeslagen beeld in de keuzelijst Type Bestand.
CUSTOM SCAN Er zijn vier knoppen waarmee u uw eigen voorkeuren en configuratie kunt instellen voor uw type scannen. Als u een knop wilt configureren, klikt u op de knop terwijl u Ctrl ingedrukt houdt. Het configuratievenster verschijnt. U kunt kiezen uit vier scanfuncties, Scannen naar Afbeelding, Scan naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Scannen naar Afbeelding: Met deze instelling kunt u een pagina rechtstreeks naar een grafisch viewer/editorsoftware scannen.
Een programmeerbare knop instellen Als u een knop wilt configureren, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt. Het configuratievenster verschijnt. Volg de onderstaande richtlijnen voor de configuratie van de knop. Scannen naar beeld: Op het tabblad Algemeen U kunt een naam van maximaal 30 tekens in het veld Naam voor Custom invoeren. Deze naam wordt de knopnaam. Selecteer het type scan in het veld Scan Actie.
Scan to OCR: Op het tabblad Algemeen U kunt een naam van maximaal 30 tekens in het veld Naam voor Custom invoeren. Deze naam wordt de knopnaam. Selecteer het type scan in het veld Scan Actie. Op het tabblad Instellingen U kunt de instellingen voor Doel Applicatie, Type Bestand, Software OCR, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Helderheid en Contrast selecteren.
Scannen naar e-mail: Op het tabblad Algemeen U kunt een naam van maximaal 30 tekens in het veld Naam voor Custom invoeren. Deze naam wordt de knopnaam. Selecteer het type scan in het veld Scan Actie. Op het tabblad Instellingen U kunt de instellingen voor E-mail Programma, Type Bestand, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Helderheid en Contrast selecteren.
Scannen naar bestand : Op het tabblad Algemeen U kunt een naam van maximaal 30 tekens in het veld Naam voor Custom invoeren. Deze naam wordt de knopnaam. Selecteer het type scan in het veld Scan Actie. Op het tabblad Instellingen Selecteer het bestandsformaat in de keuzelijst Type Bestand. U kunt het bestand naar de standaardmap Mijn afbeeldingen sturen of u selecteert een andere map met de knop Browse. U kunt ook instellingen voor Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Helderheid en Contrast selecteren.
KOPIE De knoppen Kopie (1-4) kunnen worden aangepast zodat u de functies in de printerstuurprogramma’s van Brother voor geavanceerde kopieerfuncties (zoals N-in-1-afdrukken) optimaal kunt gebruiken. Voordat u de knoppen Kopie kunt gebruiken, moet u eerst de printerdriver configureren door op de knop te klikken terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt. U kunt een naam van maximaal 30 tekens in het veld Naam voor invoeren en Kopieer Reden selecteren.
Voordat de configuratie van de knop Kopie voltooid is, moet u de Printer Name instellen. Selecteer daarna de afdrukinstellingen uit de lijst Presets en klik op OK om het venster te sluiten. Als u op de geconfigureerde kopieerknop klikt, verschijnt het afdrukdialoogvenster. De kopieerknoppen kunnen pas worden gebruikt nadat u ze hebt geconfigureerd. Met de Copy-knoppen kunt u ook een fax versturen met behulp van het printerstuurprogramma.
APPARAATINSTELLINGEN (niet beschikbaar voor DCP-110C en DCP-310CN) In dit deel kunt u de machineinstellingen configureren of het inktpeil controleren door op de knop te klikken. Als de machine op een netwerk is aangesloten, kunt u deze functie niet gebruiken. Remote Setup (niet beschikbaar voor MFC-210C) Met de knop Remote Setup kunt u het venster Remote Setup Program waarmee u de instellingenmenu’s van de machine wilt configureren openen.
Kieslijst (niet beschikbaar voor MFC-210C) Met de knop Quick-Dial kunt u het venster Kiesgeheugen van het Remote Setup Program openen, zodat u de kiesnummers eenvoudig vanaf uw computer kunt instellen of wijzigen. Ink Level Met de knop Ink Level opent u het venster Maintenance van het Remote Setup Program waarin het inktpeil voor elke patroon wordt weergegeven.
MFC Remote Setup (Mac OS® X 10.2.4 of hoger) (niet beschikbaar voor DCP-110C en DCP-310CN) Met de toepassing MFC Remote Setup kunt u verscheidene MFC-instellingen configureren vanaf een Macintosh®-toepassing. Als u deze toepassing opent, worden de instellingen van de machine automatisch naar uw Macintosh® overgebracht en weergegeven op het computerscherm. Als u de instellingen wijzigt, kunt u deze direct naar de machine overbrengen.
Toepassen Hiermee worden de nieuwe instellingen naar de machine overgebracht zonder dat de toepassing Remote Setup wordt afgesloten. Afdrukken Met deze opdracht kunnen geselecteerde items op de machine worden afgedrukt. U kunt echter pas afdrukken nadat de nieuwe instellingen naar de machine zijn overgebracht. Klik op Toepassen om de nieuwe gegevens naar de machine over te brengen en klik op Afdrukken. Exporteren Met deze opdracht worden de huidige instellingen in een bestand opgeslagen.
Het PhotoCapture Center™ vanaf een Macintosh® gebruiken (niet beschikbaar voor MFC-3240C en MFC-5440CN) U kunt via de Macintosh® toegang krijgen tot de mediakaart die u in de machine hebt geplaatst. Uitsluitend voor Mac OS® 8.6 U moet de software ‘USB Mass Storage Support 1.3.5’ van de website van Apple® Macintosh® halen. 1 Plaats een SmartMedia®, CompactFlash®, Memory Stick®, SecureDigital™ of xD-Picture Card™ in uw machine. Op het bureaublad wordt het pictogram Verwisselbare schijf weergegeven.
4 Sluit alle toepassingen die gegevens op de mediakaart gebruiken en sleep het pictogram Verwisselbare schijf naar de Vuilnisbak voordat u de mediakaart uit de machine verwijdert. Het PhotoCapture Center™ kan slechts één kaart tegelijk lezen, dus plaats nooit meer dan één kaart in de machine. Verwijder de stekker, USB-kabel of een SmartMedia®, CompactFlash®, Memory Stick®, SecureDigital™ of xD-Picture Card™ NIET uit de machine als deze de kaart aan het lezen is (PhotoCapture knippert).
Index A M Afdrukken Macintosh® Brother-stuurprogramma ........................8-4, 8-6, 8-8 Windows® instellingen van het printerstuurprogramma ... 1-6 toetsen op het bedieningspaneel ........1-3 MFC Remote Setup Macintosh® (Mac OS® X) .................8-45 Windows® .........................4-1 C Control Center 2.0 ...............3-1 Control Center 2.0 voor Macintosh ........................8-26 F Fax Macintosh® Mac OS® 8.6-9.2 ......... 8-11 Mac OS® X ...........8-8, 8-10 PC-FAX voor Macintosh® ......
Stuurprogramma’s Macintosh® printer ..................... 8-4, 8-6 TWAIN ........................ 8-14 Windows® printer ..................... 1-1, 1-6 TWAIN ................. 2-1, 2-10 WIA ...............................
Deze machine is alleen goedgekeurd voor gebruik in het land waarin ze is gekocht. Plaatselijke Brother-kantoren of hun wederverkopers ondersteunen uitsluitend machines die in hun eigen land gekocht zijn.