User manual

Algemene informatie
55
1
Spaties invoegen
Als u een spatie in een faxnummer wilt invoegen, drukt u één keer op c tussen de cijfers. Om een
spatie in een naam in te voegen, twee keer drukken op c tussen de tekens.
Corrigeren
Als u een onjuist teken hebt ingevoerd en u die wilt wijzigen, drukt u op d of c om de cursor naar
het onjuiste teken te verplaatsen en drukt u dan op Wis (Clear).
Letters herhalen
Om een letter in te voeren die op dezelfde toets als de vorige letter staat, drukt u op c om de cursor
naar rechts te bewegen, en drukt u daarna opnieuw op de toets.
Speciale tekens en symbolen invoeren
Druk op l, # of 0 en druk vervolgens op d of c om de cursor op het gewenste symbool of teken te
zetten. Druk op OK om het te selecteren. Afhankelijk van uw menuselectie verschijnen de
volgende symbolen en tekens.
DCP-modellen 1
Bij het instellen van bepaalde opties, zoals de Netwerksleutel, moet u tekens invoeren op de
machine.
Houd a of b ingedrukt of druk er herhaaldelijk op om een teken uit deze lijst te selecteren:
0123456789abcdefghijklmnopqrstuvwxyzABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ(spatie)!"#$
%&'()*+,-./:;<=>?@[]^_
Druk op OK wanneer het gewenste teken of symbool wordt weergegeven en voer vervolgens
het volgende teken in.
Druk op Clear om de foutief ingevoerde tekens te wissen.
Druk op l voor (spatie) ! " # $ % & ’ ( ) l + , - . / m
Druk op # voor : ; < = > ? @ [ ] ^ _
Druk op 0 voor Ä Ë Ö Ü À Ç È É 0