Operation Manual

Naald wisselen
B-28
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Wanneer u deze voorzorgsmaatregelen niet
opvolgt, kan dit ernstige gevolgen hebben, bijvoorbeeld wanneer een naald breekt en stukjes ervan wegspringen. Lees de
onderstaande instructies zorgvuldig en volg deze op.
Stof/draad/naald-combinaties
Welke machinenaald u moet gebruiken, hangt af van de stof en de dikte van de draad. Raadpleeg de volgende tabel om de
geschikte draad en naald te bepalen voor de stof die u wilt naaien.
Garen en naaldnummer
Hoe kleiner het draadnummer, des te dikker de draad; hoe
groter het naaldnummer, des te dikker de naald.
Ballpointnaald (goudkleurig)
Om te voorkomen dat er steken worden overgeslagen,
gebruikt u een ballpointnaald (75/11–90/14) voor
stretchstoffen.
Doorzichtige nylondraad
Gebruik een naald 90/14 tot 100/16 ongeacht de stof of de
draad.
Naald wisselen
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend aanbevolen naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald
gebruikt, kan de naald verbuigen of kan de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden breken gemakkelijk, en dit kan leiden tot letsel.
Soort stof/Toepassing Draad Naalddikte
Soort Dikte
Middelzware stof Popeline Katoen
60–90
75/11–90/14
Taf z ijde Synthetisch
Flanel, Gabardine Zijde 50
Lichte stof Linon Katoen
60–90
65/9–75/11
Crêpe georgette Synthetisch
Challis, Satijn Zijde 50
Zware stof Spijkerstof
Katoen
30 100/16
50
90/14–100/16
Corduroy Synthetisch
50–60
Tweed Zijde
Stretchstof Jersey
Draad voor rekbare
stoffen
50–60
Ballpointnaald
75/11–90/14
(goudkleurig)
Trico t
Stof die gemakkelijk rafelt
Katoen
50–90
65/9–90/14Synthetisch
Zijde 50
Voor afwerksteken
Synthetisch 30 100/16
Zijde 50–90 90/11–90/14
Opmerking
Gebruik nooit garen van dikte 20 of minder. Dit
kan storingen aan de machine veroorzaken.
VOORZICHTIG
In de bovenstaande tabel vindt u de juiste
combinaties van stof, draad en naald. Wanneer
de combinatie van stof, draad en naald onjuist
is, kan de naald verbuigen of breken, vooral bij
zware stoffen (zoals spijkerstof) en bij gebruik
van dunne naalden (bijvoorbeeld 65/9 t/m 75/
11). Bovendien kunnen de steken
ongelijkmatig worden of gaan plooien of
kunnen steken worden overgeslagen.