Operation Manual
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken
S-26
• Raadpleeg voor het gebruik van onderstaande tabel
“Gebruik van de naaisteektabellen in het gedeelte
“Naaien”” in het gedeelte “Basishandelingen”.
* U kunt steekpatronen direct selecteren door tijdens de
vooraf ingestelde naaisteekmodus op de cijfertoetsen van
de machine te drukken. Zie het gedeelte
“Basishandelingen”.
Applicatiesteken naaien
a
aKnip de applicatie uit met een naadtoeslag van 3 tot
5 mm (1/8 inch tot 3/16 inch).
1 Marge
b
Plaats een patroon van dik papier of steunstof op de
achterkant van de applicatie en vouw de marge om
met een strijkbout.
c
Draai de stof om en rijg of strijk deze op de stof
waarop u deze wilt bevestigen.
1 Rijgsteek
d
Bevestig de open voet (optioneel bij sommige
modellen) die hieronder is afgebeeld of zigzagvoet “J”.
e
Selecteer een steek.
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken
Steeknaam Steek
Model 4
Persvoet
Model 3, 2
Model 1
Steeknummer
Zigzagsteek 1-09
09
* 08*
J
Zigzagsteek voor
quiltapplicatie
1-33 33 28
Dekensteek 2-03 38 33
Appliceersteek voor
quilts
1-34 34 29
Verbindingssteek
(rechts)
1-29 29 25
Verbindingssteek
(midden)
1-30 30 26
Verbindingssteek
(links)
1-31 31 –
Verbindingssteek voor
patchwork
2-07 42 36
Dubbele
overlocksteek voor
patchwork
2-08 43 37
Couching-steek 2-09 44 38
Quiltsteken met
handgemaakt uiterlijk
1-32 32 27
Quiltstippelsteek 1-35 35 30
Memo
• Patronen met een “Q” in bovenstaande tabel zijn
bedoeld voor quilten; patronen met een “P” voor
aan elkaar zetten.
Zigzagvoet “J” Open voet
1
1
J










