User Manual
Table Of Contents
- SOFTWAREHANDLEIDING
- Inhoudsopgave
- 1 De machine als een printer gebruiken
- (Voor Windows®)
- Het stuurprogramma van de Brother-printer gebruiken
- Functies
- Het juiste type papier kiezen
- Een document afdrukken
- Gelijktijdig afdrukken en faxen
- Gegevens in het geheugen wissen
- De afdrukkwaliteit controleren
- Bedieningstoets voor de printer
- Status Monitor (alleen Windows®)
- Instellingen van het printerstuurprogramma (alleen Windows®)
- De instellingen in het printerstuurprogramma openen
- Het tabblad Normaal
- Het tabblad Geavanceerd
- 2 Scannen bij gebruik van Windows®
- Een document scannen (Alleen voor Windows® XP)
- Een document scannen (Alleen voor Windows® 98/98SE/Me en 2000 Professional)
- De scantoets gebruiken (Voor gebruikers van een USB-kabel)
- ScanSoft® PaperPort® 9.0SE en Omnipage® OCR gebruiken
- Items bekijken
- Uw items in mappen rangschikken
- Koppelingen naar andere toepassingen
- Met ScanSoft® Omnipage® OCR kunt u tekst in een beeld om te zetten in tekst die u kunt bewerken
- U kunt items uit andere toepassingen importeren
- U kunt items in andere bestandsformaten exporteren
- PaperPort® 9.0SE en ScanSoft® OmniPage® OCR verwijderen
- 3 Het ControlCenter2.0 gebruiken
- 4 MFC Remote Setup gebruiken
- 5 Brother PC-FAX software gebruiken
- (Voor Windows®) (niet mogelijk voor DCP-110C en DCP-310CN)
- Faxen via de PC
- Snelkiezen instellen
- Het Brother-adresboek
- Iemand in het adresboek opnemen
- Nummergroepen voor het groepsverzenden instellen
- Gegevens van groepsleden bewerken
- Een naam of een groep verwijderen
- Het adresboek exporteren
- In het adresboek importeren
- Een voorblad instellen
- Informatie voor het voorblad invoeren
- Bestand verzenden als PC-Fax met faxstijl-interface
- Bestand verzenden als PC-Fax met interface in e-mailstijl
- PC-FAX instellen voor ontvangen (alleen MFC-410CN, MFC-620CN, MFC-5440CN, MFC-5840CN en MFC-3340CN)
- 6 PhotoCapture Center™ op uw PC gebruiken
- 7 Scannen in een netwerk
- 8 De machine met een Macintosh® gebruiken
- Een Apple® Macintosh® met USB instellen
- Het printerstuurprogramma van Brother met de Apple® Macintosh® (Mac OS® X) gebruiken
- Het printerstuurprogramma van Brother met de Apple® Macintosh® (Mac OS® 8.6-9.2) gebruiken
- Een fax met uw Macintosh®-toepassing verzenden (niet mogelijk voor DCP-110C en DCP-310CN)
- Scannen van een Macintosh® (niet mogelijk voor Mac OS® 8.6)
- Presto!® PageManager® gebruiken
- Het ControlCenter2.0 gebruiken (Voor Mac OS® X 10.2.4 of hoger)
- MFC Remote Setup (Mac OS® X 10.2.4 of hoger) (niet beschikbaar voor DCP-110C en DCP-310CN)
- Het PhotoCapture Center™ vanaf een Macintosh® gebruiken (niet beschikbaar voor MFC-3240C en MFC-5440CN)
- Index
- brother DUT
7 - 8 SCANNEN IN EEN NETWERK
Naar bestand scannen
Wanneer u Naar bestand scannen selecteert, kunt u een
zwart/wit-document of kleurendocument scannen en direct naar een
PC in het netwerk verzenden. Het bestand wordt opgeslagen in de
map en in het bestandsformaat dat u op de PC in het
ControlCenter2.0 hebt geconfigureerd. U kunt de configuratie van de
toets Scan wijzigen. (Raadpleeg
Bestand
op pagina 3-11.)
1
Het document laden.
2
Druk op (
Scan
).
3
Druk op
▲
of
▼
om
Scan naar file
te selecteren.
Druk op
Menu/Instellen (Set)
.
4
Druk op
▲
of
▼
om de gewenste PC te selecteren waarheen u
wilt zenden.
Druk op
Menu/Instellen (Set)
.
Wanneer het LCD-scherm u vraagt een PIN-code in te voeren,
voert u op het bedieningspaneel de 4 cijfers van de PIN-code
voor de betreffende PC in.
Druk op
Mono Start
of
Kleur Start
.
De machine begint het document te scannen.
Voor netwerkscannen worden de selecties van het
ControlCenter2.0 alleen gebruikt voor het configureren van de
Scantoets. U kunt het netwerkscannen niet starten met het
ControlCenter2.0.
Er kunnen maximaal 25 clients op een machine binnen een
netwerk zijn aangesloten. Wanneer er bijvoorbeeld 30 clients
tegelijk een verbinding proberen te maken, worden er 5 niet
weergegeven op het LCD-scherm.
Scan naar file