Network User's Guide

Table Of Contents
HOOFDSTUK 13 PROBLLEMEN OPLOSSEN
13-4
3. Als geen van de in stap 2 vermelde verbindingen tot stand kunnen worden gebracht,
controleert u het volgende:
a. Controleer dat de printer aanstaat en on-line is.
b. Controleer de bekabeling en de netwerkaansluiting en druk tevens een
configuratiepagina in de Network STATISTICS informatie af om te zien of er
bytes worden verzonden en ontvangen.
c. Controleer of er lampjes branden of knipperen.
De afdrukservers uit de NC-3000/4000 serie hebben drie lampjes. Deze lampjes
kunnen worden gebruikt voor het analyseren van problemen.
L- lampje (groen): verbindingsactiviteiten
Dit lampje brandt als er een geldige verbinding met het netwerk bestaat
(10BaseT of 100BaseTX). Het is uit als er geen netwerk wordt waargenomen.
F-lampje (oranje): Fast Ethernet
Dit lampje brandt als de afdrukserver is aangesloten op een 100BaseTX Fast
Ethernet-netwerk. Het is uit als de afdrukserver is aangesloten op een 10BaseT-
netwerk.
A-lampje (groen): transmissie-activiteiten
Dit lampje knippert gesynchroniseerd met de transmissie- of ontvangststatus.
Afdrukservers uit de NC-2000 serie hebben andere lampjes. Raadpleeg de
netwerkhandleiding van de NC-2000 serie voor nadere informatie.
4. Als u een repeater of een hub gebruikt, controleert u dat de SQE (heartbeat) op de hub
is uitgeschakeld (indien van toepassing). Als u een hub of een repeater met meerdere
poorten gebruikt, controleert u bovendien dat de hub of repeaterpoort in orde is door
de afdrukserver op een andere poort of op een andere hub of repeater met meerdere
poorten te gebruiken.
5. Als zich tussen de afdrukserver en de host-computer een bridge of router bevindt,
controleert u dat het apparaat zo is ingesteld, dat de afdrukserver gegevens met de
host kan uitwisselen. Een bridge kan bijvoorbeeld zo worden ingesteld, dat alleen
bepaalde soorten Ethernetadres kunnen passeren (dit wordt ook wel filtering
genoemd). De configuratie van een dergelijke bridge moet derhalve zodanig worden
gewijzigd, dat adressen van Brother-afdrukservers kunnen passeren. Evenzo kan een
router zo worden ingesteld, dat alleen bepaalde protocollen worden geaccepteerd, en
het is derhalve zaak dat u controleert dat het gewenste protocol aan de afdrukserver
kan worden doorgegeven.
6. Als de taak vanuit de afdrukwachtrij wordt doorgestuurd maar niet wordt afgedrukt,
kan dit betekenen dat u een tekstbestand op een PostScript-printer probeert af te
drukken. Als uw printer automatisch kan schakelen tussen talen, mag de printer niet
in PostScript-modus geforceerd zijn.