Network User's Guide

Table Of Contents
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN
1-5
Een voorbeeld van een doorsnee printcap-bestand:
laser1|Printer on Floor 1:\
:lp = :\
:rm=BRN_310107:\
:rp=TEXT_P1:\
:sd=/usr/spool/lpd/laser1:
Vergeet niet om deze informatie toe te voegen aan het einde van het printcap-bestand. Let er
bovendien op dat laatste teken in het printcap-bestand een dubbele punt ":" is.
Zo maakt u op de host-computer een wachtrij met de naam laser1, die communiceert met een
Brother-afdrukserver met als knooppuntnaam (rm) BRN_310107 en als servicenaam (rp)
TEXT_P1, en die tekstbestanden via spooldirectory /usr/spool/lpd/laser1 op een Brother-
printer kan afdrukken. Als u een binair grafisch bestand afdrukt, gebruikt u de service
BINARY_P1 in plaats van TEXT_P1.
De rm- en rp-opties zijn op sommige UNIX-systemen niet beschikbaar. Controleer zo nodig
uw documentatie (of man-pagina's) voor informatie over soortgelijke opties.
Gebruikers van Berkeley-compatibele UNIX-systemen kunnen de opdracht lpc gebruiken om
de printerstatus op te vragen:
%lpc status
laser1:
queuing is enabled
printing is enabled
no entries
no daemon present
Als u AT&T-compatibele UNIX-systemen gebruikt, kunt u doorgaans de opdracht lpstat of
rlpstat gebruiken om soortgelijke statusinformatie op te vragen. Deze procedure varieert van
systeem tot systeem, dus raadpleeg de met uw systeem meegeleverde documentatie voor
gedetailleerde informatie hierover.
4. Als u stap 3 heeft afgemaakt, kunt u dit gedeelte overslaan, tenzij u een SCO UNIX-
systeem heeft.
Als u een HP/UX-systeem, een IBM RS/6000 AIX-computer, of Sun Solaris 2.xx heeft,
dan is er geen printcap-bestand. Dit geldt tevens voor op AT&T gebaseerde UNIX-
systemen en voor vele op VMS gebaseerde TCP/IP-softwarepakketten (bijvoorbeeld,
UCX, TGV Multinet, enz.). Op SCO-systemen is er wel een printcap-bestand, maar dat
wordt automatisch geconfigureerd door de opdracht rlpconf. Dergelijke systemen maken
doorgaans gebruik van een printerinstellingsprogramma voor het definiëren van de
servicenaam (externe printer), de naam van de afdrukserver (externe machine) of het IP-
adres en de naam van de locale wachtrij (spooldirectory). Raadpleeg de sectie die
overeenkomt met de Unix-versie op uw systeem.