Operation Manual

HOOFDSTUK 5 ONDERHOUD
5-65
4.
Houd de DIMM met uw vingers aan
de randen en met uw duim tegen de
achterkant vast. Zorg ervoor dat de
inkepingen op de DIMM op één lijn
staan met de DIMM-sleuf.
(Controleer dat de vergrendelingen
aan weerskanten van de DIMM
open of naar buiten gericht staan).
Afb. 5
-
86
5.
Plaats de DIMM recht in de sleuf (stevig aandrukken). Controleer dat de
vergrendelingen aan weerskanten van de DIMM naar binnen toe op hun
plaats klikken. (Voor het verwijderen van de DIMM dienen deze
vergrendelingen losgemaakt te worden.)
Opmerking
Als u minder dan twee DIMM's installeert, dient u ze in de volgende
volgorde te plaatsen: sleuf 1, sleuf 2 en sleuf 3.
Wanneer u DIMM's van verschillende capaciteit installeert, plaatst u de
DIMM met de grootste capaciteit in sleuf 1 en de DIMM's met lagere
capaciteit in sleuf 2 en sleuf 3.
6.
Schuif de hoofdbesturingskaart in
de geleiderails en installeer hem
weer in de printer.
Afb. 5
-
87
7.
Zet de hoofdbesturingskaart met de twee schroefjes vast.
8.
Sluit de printerkabel van uw computer weer aan. Steek de stekker in het
stopcontact en zet de printer aan.
9.
Controleer of de DIMM op juiste wijze is geïnstalleerd door de printer een
testafdruk van de configuratie te laten maken. In deze lijst staat hoeveel
geheugen er in de printer is geplaatst.