Multi-protocol afdrukserver NC-5100h Netwerkhandleiding Lees deze handleiding a.u.b. aandachtig door voordat u de printer gaat gebruiken. U kunt deze handleiding op elk gewenst moment via de cd-rom bekijken of afdrukken. Bewaar de cd-rom op een veilige plaats, zodat u deze desgewenst snel kunt raadplegen. Op het Brother Solutions Center (http://solutions.brother.com) vindt u alle benodigde informatie over deze printer.
Handelsmerken Brother is een gedeponeerd handelsmerk van Brother Industries, Ltd. HP, HP/UX, JetDirect en JetAdmin zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company. DEC, DEC server, VMS, LAT, en ULTRIX zijn handelsmerken van Digital Equipment Corporation. UNIX is een handelsmerk van UNIX Systems Laboratories. Ethernet is een handelsmerk van Xerox Corporation. Postscript is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Netware is een handelsmerk van Novell, Inc.
BELANGRIJKE OPMERKING: Voor technische hulp en met vragen over de werking van het product, kunt u bellen naar. Er dient vanuit het betreffende land gebeld te worden.
BELANGRIJKE INFORMATIE: REGULERINGEN Federal Communications Commission (FCC) Declaration of Conformity (alleen voor de VS) Responsible Party: Brother International Corporation 100 Somerset Corporate Boulevard Bridgewater, NJ 08807-0911, USA TEL: (908) 704-1700 declares, that the products Product Name: Modelnummer: Brother Network Card (BR-net) NC-5100h complies with Part 15 of the FCC Rules.
Conformiteitsverklaring (voor Europa) Wij, Brother Industries, Ltd., 15-1, Naeshiro-cho, Mizuho-ku, Nagoya 467-8561, Japan Verklaren dat dit product voldoet aan de volgende normgevende documenten: Veiligheid: EMC: EN 60950, EN 55022 Klasse B, EN 55024 volgens de bepalingen van het directief inzake laagspanning 73/23/EEC en het directief inzake elektromagnetische compatibiliteit 89/336/EEC (zoals geamendeerd door 91/263/EEC en 92/31/EEC). Uitgegeven door: Brother Industries, Ltd.
DE HOUDERS VAN DE AUTEURSRECHTEN EN ENIGE PARTIJ DIE EEN BIJDRAGE HEEFT GELEVERD, VERSTREKKEN DEZE SOFTWARE IN DE STAAT WAARIN DEZE VOOR VERKOOP WERD AANGEBODEN, EN ENIGE UITDRUKKELIJK VERSTREKTE OF STILZWIJGENDE GARANTIES, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE STILZWIJGENDE GARANTIES OP VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR ENIG DOEL, WORDEN VAN DE HAND GEWEZEN.
Inhoudsopgave 1 2 Afdrukken op Unix-systemen .............................................. 1-1 Afdrukken op Unix/Linux-systemen via TCP/IP ................ 1-1 Overzicht..................................................................... 1-1 TCP/IP ........................................................................ 1-2 TCP/IP UNIX-host configureren.................................. 1-3 Linux configureren ......................................................
Een OS/2-server configureren.............................. 2-11 Andere bronnen van informatie ................................ 2-14 3 4 5 Peer-to-Peer afdrukken ........................................................ 3-1 Afdrukken in een peer-to-peer netwerk voor Windows® 95/98/ Me..................................................................................... 3-1 Overzicht .................................................................... 3-1 Tips en hints: .....................................
Brother Internet Print BRAdmin gebruiken om de afdrukserver te configureren 5-4 Brother Internet Print .................................................. 5-6 De afdrukserver configureren met een webbrowser... 5-6 Brother Internet Print TELNET gebruiken om de afdrukserver te configureren .................................................................................... 5-7 Brother Internet Print De BIP-software installeren op Windows® 95/98/Me/ NT4.0/2000/XP ................................................
De Brother-afdrukserver configureren (De modus Wachtrijserver in NDS-modus) met gebruik van PCONSOLE and BRCONFIG............................ 6-16 De Brother-afdrukserver configureren (De modus Externe printer) met gebruik van PCONSOLE en BRCONFIG.......................................................... 6-19 Andere bronnen van informatie ................................ 6-22 7 8 9 10 AppleTalk (EtherTalk) Afdrukken via TCP/IP ..................... 7-1 Afdrukken vanaf Macintosh ........................
Het IP-adres wijzigen met BRAdmin......................... 10-2 BRAdmin en het IPX/SPX-protocol gebruiken om het IPadres in te stellen...................................................... 10-3 BRAdmin en het TCP/IP-protocol gebruiken om het IPadres in te stellen...................................................... 10-4 DHCP gebruiken voor het configureren van het IP-adres 10-5 APIPA gebruiken om het IP-adres te configureren... 10-5 ARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres van de afdrukserver .
Appendix .............................................................................. A-1 Appendix A .......................................................................A-1 Algemene informatie...................................................A-1 BRAdmin (aanbevolen) ..........................................A-1 Web BRAdmin ........................................................A-1 HTTP (aanbevolen) ................................................A-2 WebJetAdmin .......................................
1 Afdrukken op Unix-systemen 1 Afdrukken op Unix/Linux-systemen via TCP/IP Overzicht De Brother-afdrukservers worden geleverd met de protocolsuite Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP). Aangezien bijna alle UNIX-hostcomputers TCP/IP ondersteunen, kan een printer hiermee op een UNIX-Ethernetnetwerk worden gedeeld.
3 Het standaardwachtwoord voor de Brother-afdrukserver is access. 4 De standaardnaam voor een Brother-afdrukserver is doorgaans BRN_xxxxxx (waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres van de afdrukserver). 5 Als u het bestand PRINTCAP configureert, besteed dan bijzondere aandacht aan de servicenamen, BINARY_P1 en TEXT_P1. TCP/IP Brother-afdrukservers worden door het netwerk beschouwd als een UNIX-hostcomputer met een uniek IP-adres, die het daemonprotocol lpd voor regelprinters uitvoert.
TCP/IP UNIX-host configureren De configuratieprocedure voor de meeste UNIX-systemen wordt hieronder beschreven. Helaas kan deze procedure afwijken en het is derhalve zaak dat u de met uw systeem meegeleverde documentatie raadpleegt voor nadere informatie hierover. 1 Configureer het bestand /etc/hosts op iedere UNIX-host die moet kunnen communiceren met de afdrukserver. Gebruik uw editor om aan het bestand /etc/hosts een ingang toe te voegen met het IP-adres en de naam van het knooppunt van het apparaat.
2 Kies de service die u wilt gebruiken. Er zijn verschillende soorten service beschikbaar op Brother-afdrukservers. Binaire services geven de gegevens ongewijzigd door en zijn dus nodig voor PCL- of PostScript-rasterbeelden. Services voor tekst voegen ten behoeve van een juiste indeling van UNIXtekstbestanden aan het einde van elke regel een regelterugloop toe (deze bestanden bevatten immers geen regelteruglopen).
Een voorbeeld van een doorsnee printcapbestand: laser1|Printer on Floor 1:\ :lp = :\ :rm=BRN_310107:\ :rp=TEXT_P1:\ :sd=/usr/spool/lpd/laser1: Vergeet niet om deze informatie toe te voegen aan het einde van het printcap-bestand. Let er bovendien op dat het laatste teken in het printcap-bestand een dubbele punt ":" is.
Als u AT&T-compatibele UNIX-systemen gebruikt, kunt u doorgaans de opdracht lpstat of rlpstat gebruiken om soortgelijke statusinformatie op te vragen. Deze procedure varieert van systeem tot systeem, dus raadpleeg de met uw systeem meegeleverde documentatie voor gedetailleerde informatie hierover. 4 Als u stap 3 hebt uitgevoerd, kunt u dit gedeelte overslaan, tenzij u een SCO UNIX-systeem hebt. Als u een HP/UX-systeem, een IBM RS/6000 AIX-computer, of Sun Solaris 2.xx hebt, dan is er geen printcap-bestand.
5 De naam van de externe wachtrij is de servicenaam die de printer gebruikt tijdens het verwerken van de gegevens. Doorgaans wordt de naam"BINARY_P1" aanbevolen, maar als u van plan bent om tekstdocumenten te verzenden die geen regelterugloop of nieuwe regels bevatten, dient u "TEXT_P1_TX" te gebruiken. 6 Selecteer het gewenste invoerfilter in de lijst van beschikbare printers op uw versie van Linux. Selecteer de optie waarmee lpd opnieuw wordt gestart om uw instellingen te activeren.
6 Voer het IP-adres van de afdrukserver in als de Remote System Name. 7 Voer in het vak Remote Printer Name de gewenste servicenaam van de afdrukserver in. 8 Markeer het aankruisvakje naast Remote Printer is on BSD system. 9 Aanvaard de standaardwaarden voor de overige opties. 10 Klik op OK om de printer te configureren. Nu kunt u afdrukken met behulp van de opdracht lp-d met de printernaam.
■ Remote printer queue (naam van binaire of tekstservice van de afdrukserver, bijv. BINARY_P1 of TEXT_P1). ■ Remote Printer is on a BSD System (Ja). IBM RS/6000 AIX configureren Het RS/6000 AIX-besturingssysteem gebruikt het smit-programma voor het instellen van de externe printer. Voor AIX 4.0 en recentere versies verloopt de procedure als volgt: 1 Voer smit in en selecteer devices. 2 Selecteer Printer/Plotter. 3 Selecteer Print Spooling. 4 Selecteer Add a Print Queue. 5 Selecteer Remote.
6 Selecteer add a remote queue. 7 Voer onderstaande instellingen voor de externe wachtrij in: ■ Name of queue to add (door gebruiker te selecteren). ■ Activate the queue (Ja). ■ Destination host (afdrukservernaam; moet overeenkomen met de naam in het bestand /etc/hosts, of gebruik het IPadres van de afdrukserver) ■ Name of queue on remote printer (naam van binaire of tekstservice van de afdrukserver, bijv. BINARY_P1 of TEXT_P1) ■ Name of device to add (door gebruiker te selecteren; bijvoorbeeld lp0).
U kunt daarentegen ook Printer Manager gebruiken in het hulpprogramma Admintool onder OpenWindows. Selecteer Edit, Add en Add Access to Remote Printer. Voer nu de naam van de afdrukserver in, in het formaat prnservernaam! \prnserverservice zoals hierboven beschreven. Zorg ervoor dat het besturingssysteem van de printerserver is ingesteld op BSD (de standaardinstelling) en klik op Add.
SCO UNIX vereist TCP/IP V1.2 of een recentere versie om met Brother-afdrukservers te kunnen werken. Eerst moeten de bestanden /etc/hosts en /etc/printcap worden geconfigureerd (zie stap 2). Vervolgens voert u het sysadmshprogramma als volgt uit: 1 Selecteer Printers. 2 Selecteer Configure. 3 Selecteer Add. 4 Voer de naam in van de wachtrij die u in het bestand /etc/ printcap hebt ingevoerd als printernaam. 5 Voer bij Comment en Class name iets in. 6 Selecteer bij Use printer interface de optie Existing.
IBM AS/400 Om een Brother-afdrukserver te gebruiken met een IBM AS/400 waarop de TCP/IP-gatewayservices van IBM voor OS/400 draaien (het OS/400-systeem moet v3.1 of een latere versie zijn). Gebruik de opdracht CFGTCP na de OS/400-prompt om het TCP/IPadres van de afdrukserver toe te voegen aan de AS/400-hosttabel.
Verander bij de papierdefinitie de bestaande hex-codes voor Letter, 1B 26 6C 02 41 in hex-codes voor A4, 1B 26 6C 32 36 41. OS/400 versie 4, 5, 5.1 U kunt de volgende opdrachtregel gebruiken om een printerdefinitie te maken: CRTDEVPRT DEVD(BR2) DEVCLS(*LAN) TYPE(3812) MODEL(1) LANATTACH(*IP) PORT(9100) FONT(011) PARITY(*NONE) STOPBITS(1) TRANSFORM(*YES) MFRTYPMDL(*HP5SI) PPRSRC1(*A4) PPRSRC2(*A4) RMTLOCNAME('10.0.0.
Als u op uw UNIX-host-computer nog geen spooldirectory voor de Brother-afdrukserver hebt ingesteld, dan moet dat nu gebeuren (de hulpprogramma's voor het instellen van de printer in HP/UX, AIX, Solaris 2.xx en andere systemen zullen de spooldirectory automatisch maken). De lpd-spooldirectory bevindt zich doorgaans in de directory /usr/spool (vraag uw systeembeheerder of de locatie in uw systeem misschien afwijkt). Als u een nieuwe spooldirectory wilt maken, gebruikt u de opdracht mkdir.
2 Afdrukken via TCP/IP 2 Afdrukken vanaf Windows® NT, Windows® 2000/XP, LAN Server en Warp Server Overzicht Als u Windows® NT gebruikt, kunt u met het TCP/IP-protocol rechtstreeks afdrukken op een Brother-netwerkprinter. Voor Windows® NT moet het protocol "TCP/IP printing" van Microsoft worden geïnstalleerd. Gebruikers die met Windows® 2000/XP werken, kunnen een afdruktaak direct naar de printer sturen, zonder dat ze extra software hoeven te installeren.
4 Onder Windows® 2000/XP kan met TCP/IP worden afgedrukt met gebruikmaking van de software voor afdrukken over een netwerk en de software voor het IPP-protocol die in Windows® 2000/XP is ingebouwd.
Afdrukken via de standaard TCP/IP-poort 1 Selecteer in de map Printers de optie Printer toevoegen. De wizard voor het toevoegen van printers wordt gestart. Klik op Volgende. 2 Selecteer nu de optie Locale printer en schakel de optie Plug & play printer automatisch waarnemen uit. 3 Klik op Volgende. 4 Vervolgens dient u de juiste poort te selecteren waarmee afdrukken over het netwerk mogelijk is. Selecteer in het keuzemenu een nieuwe poort en selecteer Standaard TCP/IPpoort. 5 Klik daarna op Volgende.
12 Zodra de driver is geïnstalleerd, klikt u op de knop Volgende. 13 Geef een naam op en klik op Volgende. 14 Als u de printer wilt delen, voert u de gemeenschappelijke naam in en klikt u op Volgende. 15 Klik op Voltooien om de wizard af te sluiten. Afdrukken via IPP vanaf Windows® 2000/XPclients Om af te drukken via het IPP-protocol, volgt u deze procedure: 1 Selecteer in de map Printers de optie Printer toevoegen. De wizard voor het toevoegen van printers wordt gestart. Klik op Volgende.
7 Volg de instructies van de wizard tot de installatie is uitgevoerd. 8 Klik op Voltooien om de wizard af te sluiten. Afdrukken via IPP vanaf Windows 95/98/Me-clients Het is eveneens mogelijk om een IPP-afdruktaak te sturen vanaf een pc met Windows® 95/98/Me-client op voorwaarde dat de pc de verbinding kan maken en toegang heeft tot Windows® 2000/XPbronnen. Ga naar de Microsoft-website (www.microsoft.com) en download de supportsoftware Windows® Internet Print Services voor Windows®-systemen.
Afdrukken vanaf Windows® NT 4.0 Als u het TCP/IP-protocol of het TCP/IP-afdrukprotocol van Microsoft niet hebt geïnstalleerd tijdens de installatie van uw Windows® NT 4.0-systeem (werkstation of server), volg dan deze procedure. Als u het TCP/IP-protocol reeds hebt geïnstalleerd, gaat u door naar het volgende onderdeel. 1 Klik op Start, kies Instellingen en selecteer Configuratiescherm.
Afdrukken vanaf Windows® NT 4.0 De Brother Peer-to-Peer software installeren 1 Start het installatieprogramma op de cd-rom en volg de instructies in de installatiehandleiding. 2 Selecteer de gewenste taal en selecteer vervolgens Software installeren. Selecteer nu het installatieprogramma voor de Network Print Software. 3 Klik als antwoord op de verwelkoming op Volgende. 4 Selecteer Brother Peer-to-Peer afdrukken (LPR).
Afdrukken vanaf Windows® NT 4.0 Aan de printer koppelen Gebruik nu de standaardmethode voor het installeren van printers om op uw Windows®-systeem een printer te maken. 1 Klik op Start, selecteer Instellingen en ga naar Printers. 2 Dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen om de wizard Printer toevoegen te activeren. 3 Selecteer Deze computer (niet Netwerkprinter) en klik op Volgende.
Afdrukken vanaf Windows® NT 4.0 Een tweede Brother-LPR-poort toevoegen U hoeft hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uit te voeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van de printer die u wilt configureren, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen. Klik op het tabblad Poorten en klik op Poort toevoegen. Markeer in het dialoogvenster Printerpoorten de optie Brother LPR-poort.
Afdrukken vanaf Windows® NT 3.5x (Printer driver is nog niet geïnstalleerd) Als u Windows® NT 3.5 of 3.51 gebruikt, volgt u onderstaande procedure voor het configureren van de afdrukserver. 1 Ga naar het hoofd venster en selecteer het pictogram Afdrukbeheer. 2 Selecteer het menu Printers. 3 Selecteer Printer installeren. 4 Voer in het vak Printernaam een naam in. 5 Selecteer Stuurprogramma. Kies de gewenste driver. 6 Selecteer Beschrijving. Voer een willekeurige beschrijving in.
LAN Server, OS/2 Warp Server configureren Brother-afdrukservers werken met IBM LAN Server, OS2 Warp Server-netwerken mits daar IBM TCP/IP V2.0 of recenter op de bestandsserver is geïnstalleerd (TCP/IP wordt standaard geleverd met LAN Server V4.0 en recenter en met Warp Server).
5 Kies de uitvoerpoort. IBM TCP/IP maakt automatisch 8 Named Pipes met de naam \PIPE\LPD0 t/m \PIPE\LPD7. Kies een ongebruikte poort en dubbelklik erop. In oudere versies van Warp Server zit een programmafout, waardoor deze Named Pipes niet verschijnen (bij een Warp Connect of LAN-server doet dit probleem zich niet voor). Het probleem wordt opgelost met een door IBM geleverde patch. Het venster Settings wordt geopend.
3 Selecteer Printers. 4 Selecteer Maken. Voer onderstaande gegevens in: Alias Moet hetzelfde zijn als de naam van de zojuist gespecificeerde printer Omschrijving Een willekeurige beschrijving Servernaam Naam van de OS/2-server Spoolerwachtrij Naam van de zojuist gespecificeerde printer Maximum aantal gebruikers Laat dit vak leeg, tenzij u het aantal gebruikers wilt beperken 5 Sluit het programma LAN Requester af. 6 U moet nu kunnen afdrukken.
Andere bronnen van informatie 1 Ga naar http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over afdrukken op een netwerk, voor documentatie over het IPPprotocol, en het configureren van een Windows® 2000/XP/95/ 98/Me-systeem. 2 Zie ook hoofdstuk 10 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer. 2 - 14 AFDRUKKEN VIA TCP/IP YL4US_FAX2800MFC4800-FM5.
3 Peer-to-Peer afdrukken 3 Afdrukken in een peer-to-peer netwerk voor Windows® 95/98/Me Overzicht Het besturingssysteem Windows® 95/98/Me van Microsoft beschikt over ingebouwde netwerkfuncties. Met deze functies kan een Windows®-pc worden geconfigureerd als een client-werkstation in een netwerkomgeving met een bestandsserver. Ook in kleinere netwerken biedt Windows® 95/98/Me pc's de mogelijkheid in een peer-to-peer modus te werken.
4 Gebruikers die met Windows® 95/98/Me werken, kunnen afdruktaken sturen via het IPP-protocol vanaf een Windows® 2000-computer, op voorwaarde dat de software Microsoft Internet Print Services is geïnstalleerd op de client-pc, dat IIS is geïnstalleerd en draait op de Windows® 2000-computer, en dat op de client-pc minstens versie 4 of later van Microsoft Internet Explorer is geïnstalleerd.
De Brother Peer-to-Peer software installeren Als u de driver reeds hebt geïnstalleerd via het installatieprogramma op de met de printer meegeleverde cd-rom en u tijdens de installatie "Brother Peer-to-Peer netwerkprinter" hebt geselecteerd, dan hoeft u de Brother Network Print Software niet opnieuw te installeren. 1 Start het installatieprogramma op de cd-rom en volg de instructies in de installatiehandleiding. 2 Selecteer het juiste model en vervolgens het softwareinstallatie menu.
Windows® 95/98/Me slaat het Hosts-bestand op in de standaard Windows®-map. Standaard wordt het Hostsbestand van Windows® hosts.sam genoemd. Als u het Hosts-bestand wenst te gebruiken, dient u de naam van het bestand te wijzigen in hosts zonder bestandsextensie. De extensie .sam staat voor ‘sample’ (voorbeeld). 8 Klik op de knop OK. Wanneer daarom wordt gevraagd, moet u uw computer opnieuw opstarten.
8 Voer een naam in voor de Brother-printer en klik op Volgende. U noemt de printer bijvoorbeeld "Brother Netwerkprinter". 9 Windows® vraagt of u een testpagina wilt afdrukken. Selecteer Ja en vervolgens Voltooien. De installatie van de software Peer-to-Peer afdrukken (LPR) is nu voltooid. Een tweede Brother LPR-poort toevoegen U mag hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uitvoeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers.
4 Peer-to-peer (NetBIOS) afdrukken 4 Afdrukken via NetBIOS op Windows® 95/98/Me/NT/2000/XP, LAN Server en OS/2 Warp Server Overzicht Uw Brother-afdrukserver ondersteunt SMB (Server Message Block) over het TCP/IP-protocol via de NetBIOS-interface. Dat betekent dat de Brother-printer, net als bij gewone Windows®-pc’s, kan worden opgenomen in uw netwerkomgeving.
De afdrukserver configureren Om deze functie te laten werken, moet u de naam van uw DOMEIN of uw WERKGROEP veranderen; deze naam dient hetzelfde te zijn als de naam van uw netwerk. Daarna zal de afdrukserver automatisch in uw netwerkomgeving herkend worden en kunt u documenten afdrukken zonder dat er extra software geïnstalleerd hoeft te worden. Uw Windows® 95/98/Me- en Windows® NT4.
■ TELNET, ook hiervoor moeten uw computer en uw printer een geldig IP-adres hebben. ■ Gebruik BRCONFIG voor DOS (voor dit hulpprogramma is een NetWare-bestandsserver plus het IPX-protocol nodig). Vanwege de wijze waarop Microsoft-netwerken werken, kan het enkele minuten duren voordat de afdrukserver in uw netwerkomgeving herkend wordt. En het kan ook een paar minuten duren voordat de afdrukserver uit uw netwerkomgeving verdwijnt, zelfs als de printer is uitgezet.
U kunt ook een standaard webbrowser gebruiken om de NetBIOSnaam te wijzigen. Als u dat wilt doen, maakt u verbinding met de afdrukserver met gebruikmaking van het IP-adres en selecteert u vervolgens de optie NetBIOS configureren in het scherm Netwerkconfiguratie, waarna u uw werkgroep-/domeinnaam in het tekstvak Domeinnaam invoert. Zorg dat u de wijzigingen indient (klik op de knop Indienen). NetBIOS Port Monitor voor Windows® 95/98/Me, NT4.
6 Voer de naam in van de poort die u wilt gebruiken. De poortnaam moet beginnen met "BNT". Bijvoorbeeld BNT1. Het maakt niet uit welke naam u kiest, als het maar een unieke naam is. Klik nu op OK. Welke naam u ook kiest, deze dient uniek te zijn op uw PC, maar andere computers mogen dezelfde poortnaam gebruiken als de naam die u op uw PC hebt gespecificeerd. 7 Nu moet u de servernaam en de poortnaam voor de eigenlijke afdrukserver invoeren.
Aan de printer koppelen 1 Gebruik nu de standaardmethode van Windows® voor het installeren van printers om op uw Windows® 95/98/Me, Windows NT® 4.0 en Windows® 2000/XP-systeem een printer te maken. Klik op Start, selecteer Instellingen en ga naar Printers. Windows® 95/98/Me 2 Selecteer Printer toevoegen om met het installeren van de printer te beginnen. 3 Klik in het venster van de Wizard Printer toevoegen op Volgende.
Windows NT® 4.0 /Windows® 2000/XP 2 Selecteer Printer toevoegen om met het installeren van de printer te beginnen. 3 Klik in het venster van de Wizard Printer toevoegen op Volgende. 4 Selecteer Lokale printer (Windows® 2000) of Lokale printer aangesloten op deze computer (Windows® XP) als u wordt gevraagd op welke wijze de printer op uw computer is aangesloten, en klik daarna op Volgende.
Windows® 95/98/Me 2 Klik op het tabblad Details en klik op Poort toevoegen. In het dialoogvenster Poort toevoegen selecteert u het keuzerondje Andere en vervolgens Brother NetBIOS-poort. Klik op OK en voer de poortnaam in. De standaardnaam voor de poort is BNT1. Als u deze naam reeds gebruikt hebt, wordt er een foutmelding weergegeven als u probeert om de naam opnieuw te gebruiken, in welk geval u BNT2, enz. dient te gebruiken. Nadat u de poortnaam hebt gespecificeerd, klikt u op OK.
De server configureren 1 Open de map met de Templates op het bureaublad van OS/2. 2 Sleep het Printer-template met de rechtermuisknop naar het bureaublad. 3 Typ in het venster Create a Printer de gewenste naam voor de printer. 4 Kies een ongebruikte poort (bijvoorbeeld LPT3) om de printer op aan te sluiten. 5 Kies de gewenste printer driver. 6 Klik op Create en klik vervolgens op OK. 7 Indien gewenst, kunt u aangeven dat u de printer wilt delen.
Bijvoorbeeld: NET USE LPT2: \\BRN_310107\BINARY_P1 U kunt de NetBIOS-naam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de installatiehandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina. Andere bronnen van informatie 1 Ga naar de website http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over afdrukken via netwerken.
5 Afdrukken via Internet configureren voor Windows® 5 Afdrukken via Internet installeren Overzicht Brother's BIP-software (Brother Internet Print) is bedoeld voor Windows® 95/98/Me/NT4.0 en laat een pc-gebruiker op de ene locatie via Internet een afdruktaak versturen naar een Brothernetwerkprinter op een externe locatie. Een gebruiker op een PC in New York kan bijvoorbeeld een document rechtstreeks vanuit zijn/ haar Microsoft Excel-toepassing afdrukken op een printer in Parijs.
4 Onder Windows® 2000/XP kan met TCP/IP worden afgedrukt met gebruikmaking van de software voor afdrukken over een netwerk en de software voor het IPP-protocol die in Windows® 2000/XP is ingebouwd.
■ Als u via een modem rechtstreeks verbinding krijgt met een Internet Service Provider (ISP), zal de ISP de e-mail naar de externe afdrukserver routen. ■ Op de externe locatie wordt het e-mailbericht door een e-mailserver ontvangen. De externe afdrukserver, die een eigen e-mailadres heeft, gebruikt het POP3-protocol (Post Office Protocol 3) om het e-mailbericht van de server te downloaden. Het bericht wordt dan gedecodeerd en op de printer afgedrukt.
1 Configureer de POP3-server op de e-mailserver op de externe locatie met een mailaccount (mailboxnaam) en wachtwoord voor de Brother-afdrukserver (doorgaans is de naam voor de mailaccount het eerste deel van het e-mailadres. Bijvoorbeeld: als u de naam emailprinter@xyz.com hebt toegewezen, zou de naam van de mailaccount emailprinter zijn). 2 De afdrukserver moet zijn geïnstalleerd en moet draaien met TCP/IP geactiveerd en met een geldig IP-adres.
1 Start BRAdmin. 2 Selecteer in de lijst de knooppuntnaam van de gewenste Brother-afdrukserver en dubbelklik erop. (De standaardnaam voor het knooppunt is BRN_xxxxxx, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is access. U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken.
Brother Internet Print De afdrukserver configureren met een webbrowser 1 Gebruik uw webbrowser om verbinding te maken met het IP-adres van de afdrukserver. 2 Op het scherm voor de netwerkconfiguratie wordt u om een wachtwoord gevraagd. Het standaardwachtwoord is "access". 3 Selecteer de optie Configure POP3/SMTP en voer de informatie in zoals hierboven beschreven. Raadpleeg "De afdrukserver configureren met een webbrowser". 4 De optie Segmented Message Timeout behoort zichtbaar te zijn.
Brother Internet Print TELNET gebruiken om de afdrukserver te configureren U kunt dit gedeelte overslaan als u de externe afdrukserver hebt geconfigureerd met BRAdmin of met een Web-browser. In plaats van BRAdmin, kunt u ook de externe console van de afdrukserver gebruiken om de afdrukserver te configureren. U krijgt toegang tot de console via TELNET. Als u via deze programma's toegang krijgt tot de afdrukserver, wordt u gevraagd om een wachtwoord. Het standaardwachtwoord is access.
3 De afdrukserver is standaard geconfigureerd om de POP3-server elke 30 seconden te pollen. Indien gewenst, verandert u deze waarde door onderstaande opdracht in te voeren: SET POP3 POLLING regelmaat waar regelmaat aangeeft na hoeveel seconden er gepolld moet worden. Typ EXIT om de console af te sluiten en de wijzigingen op te slaan. De configuratie van de afdrukserver is nu voltooid. Brother Internet Print De BIP-software installeren op Windows® 95/98/ Me/NT4.
6 Er wordt om een poortnaam gevraagd. Voer de naam voor de poort in. Deze naam begint altijd met BIP en eindigt met een nummer. Bijvoorbeeld: BIP1. 7 Er verschijnt nu een melding over Partial E-mail Print. Partial E-mail Print betekent dat de BIP-software e-mailafdruktaken in kleinere delen kan opsplitsen; dit om te voorkomen dat het mailbestand te groot wordt voor de mailserver. 8 Klik op OK om door te gaan.
14 Selecteer Locale printer en deselecteer het selectievakje Plug and Play. 15 Selecteer het model van de externe printer (bijvoorbeeld Brother HL-serie). Als uw printer niet in de lijst staat, klikt u op Diskette om de driver vanaf de cd-rom te installeren. Klik daarna op Volgende. 16 Als u een printer driver selecteert die reeds wordt gebruikt, kunt u de bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen.
De BIP-software is nu geïnstalleerd. Als u nog een externe afdrukserver moet configureren, gaat u door naar het volgende gedeelte: “Een tweede Brother Internetpoort toevoegen”. Een tweede Brother Internetpoort toevoegen U hoeft hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uit te voeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van een printer die BIP gebruikt, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen.
4 Voor Windows® 2000: Klik op de optie Verbinding maken met een printer op het Internet of in uw intranet en voer vervolgens deze URL in: http:// printer_ip_address:631/ipp (waar printer_ip_adres het IP-adres of de DNS-naam van uw printer is). Voor Windows® XP: Selecteer Aansluiting op een printer via Internet of een thuis- of kantoor-netwerk en voer in het URLveld het volgende in: http://printer_ip_address:631/ ipp (waar printer_ip_adres het IP-adres of de DNS-naam van uw printer is).
10 Als de printer driver die u wilt installeren, niet beschikt over het Digital Certificate, verschijnt er een waarschuwing. Klik op Ja om de installatie te voltooien. De wizard voor het toevoegen van printers wordt voortgezet. 11 Klik op Voltooien; de printer is nu klaar om af te drukken. Druk een testpagina af om de verbinding met de printer te controleren. Een andere URL specificeren Vergeet niet dat u verschillende gegevens kunt invoeren in het URLveld.
Andere bronnen van informatie 1 Ga naar http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over afdrukken op een netwerk, voor documentatie over het IPPprotocol, en het configureren van een Windows® 2000/95/98/ Me-systeem. 2 Ga naar de website van Microsoft om de software "Microsoft Internet Print Services" voor Windows® 95/98/Me te downloaden. 3 Zie ook hoofdstuk 10 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
6 Afdrukken via Novell NetWare 6 Afdrukken via Novell NetWare configureren Overzicht Met Brother-afdrukservers kunnen afdruktaken van NetWare-clientpc's worden afgedrukt op dezelfde printer als gebruikt wordt door mensen die werken met TCP/IP en andere netwerkprotocollen. Alle NetWare-taken worden door de Novell-server in de wachtrij geplaatst en naar de printer gestuurd zodra deze beschikbaar is.
Algemene informatie Om de Brother-afdrukservers op een NetWare-netwerk te kunnen gebruiken, moeten een of meer bestandsservers zijn geconfigureerd met een afdrukwachtrij die door de afdrukserver bediend kan worden. Gebruikers sturen hun afdrukverzoeken naar de afdrukwachtrij van de bestandsserver, waarna de taken tijdelijk op de Brother-afdrukserver worden opgeslagen (dit zogenaamde spoolen kan rechtstreeks gebeuren, maar in de modus Externe printer gebeurt dit via een tussenliggende afdrukserver).
Een NDPS-printer maken met NWADMIN voor NetWare5 Met NetWare 5 heeft Novell een nieuw afdruksysteem ontwikkeld onder de naam Novell Distributed Print Services (NDPS). Voordat u de afdrukserver kunt configureren, moet NDPS zijn geïnstalleerd op de NetWare 5-server en moet er een NDPS-manager worden geconfigureerd op de server. Meer informatie over de NDPS-printers en over afdrukken via NDPS vindt u in de sectie "Andere bronnen van informatie" aan het einde van dit hoofdstuk.
NDPS-broker Nadat NDPS is geïnstalleerd, wordt er een NDPS-broker op het netwerk geladen. Een van de broker-diensten, de Resource Management Service, stelt u in staat printer drivers te installeren op de server voor gebruik met afdrukagenten. Om een printer driver toe te voegen aan een broker, gaat u als volgt te werk: 1 Controleer dat de Resource Management Service is geactiveerd. 2 Open het hoofdvenster Broker Object in de NetWare Administrator. 3 Activeer de weergave Resource Management.
Een afdrukagent maken Volg de onderstaande stappen voor het maken van een afdrukagent voor de Control Access Printer (het NDS-object). 1 Selecteer in NetWare Administrator Object | Create | NDPS Printer. Voer de naam in van de NDPS-printer. Meer informatie over de NDPS-printers en over afdrukken via NDPS vindt u in de sectie "Andere bronnen van informatie" aan het einde van dit hoofdstuk. 2 Als dit een nieuwe printer is, selecteert u Create A New Printer Agent.
3 Klik op New. 4 Voer de naam in waarmee naar de afdrukagent moet worden verwezen, selecteer Novell Printer Gateway voor het Gateway type en klik op OK. 5 Selecteer None als printertype, en Novell Port Handler als het type poort-handler. Klik nu op OK. 6 Geef nu op welk type verbinding u zult gebruiken. U kunt kiezen uit vier opties. Selecteer de optie LPR over IP. 7 Voer de gegevens van de printer in, en Brother zal voorstellen om Binary_P1 in te voeren als printernaam. Klik op Finish en wacht.
3 In de lijst zullen een of meer afdrukservers staan (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de installatiehandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina. 4 Selecteer de afdrukserver die u wilt configureren en dubbelklik erop.
De Brother-afdrukserver configureren (De modus Wachtrijserver in NDS-modus) met gebruik van BRAdmin 1 U dient zich in de NDS-modus als ADMIN te hebben aangemeld. 2 Start BRAdmin. 3 In de lijst van printers zullen een of meer afdrukserver-services staan (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken.
e De naam van uw wachtrij staat nu in de door u gespecificeerde structuur en context. Selecteer de wachtrij en klik op Add. De wachtrijnaam wordt overgebracht naar het venster Service Print Queues. In dit venster staat naast de wachtrijnaam ook de informatie over de structuur en de context. f Klik op Close. Uw Brother-afdrukserver zal zich nu bij de NetWare-server aanmelden. Sluit BRAdmin af. U kunt nu gaan afdrukken.
7 Indien nodig, verandert u de context. Dubbelklik nu op de naam van printer die u in stap 3 hebt gemaakt. 8 Klik op Assignments. 9 Klik op Add. 10 Wijzig de context indien nodig. 11 Selecteer de afdrukwachtrij die u in stap 5 hebt gemaakt. 12 Klik op Configuration en stel Printer type in op Other/ Unknown. Klik op OK. 13 Indien nodig, verandert u de context. Selecteer op de menubalk de optie Object en vervolgens Create. Het menu New Object wordt geopend.
18 Start BRAdmin en selecteer de juiste afdrukserver in de lijst (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). 19 Dubbelklik op de gewenste Brother-afdrukserver. U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is access. Vervolgens selecteert u het tabblad NetWare. 20 Selecteer de optie Queue Server als de werkwijze.
De Brother-afdrukserver configureren (De modus Externe printer in NDS-modus) met gebruik van Novell NWADMIN en BRAdmin Om een Brother-afdrukserver met NWADMIN (het hulpprogramma NetWare Administrator) en BRAdmin te configureren voor de modus Externe printer, volgt u onderstaande stappen: 1 De PSERVER NLM (NetWare Loadable Module) moet op uw bestandsserver zijn geladen en u moet op de NetWare 4.1xbestandsserver in NDS-modus zijn aangemeld als ADMIN. 2 Dubbelklik op het pictogram om NWADMIN op te starten.
11 Klik op Assignments en vervolgens op Add. 12 Indien nodig, verandert u de context. Selecteer nu de afdrukwachtrij die u hebt gemaakt. Klik op OK en vervolgens nogmaals op OK en sluit NWADMIN af. 13 Start BRAdmin en selecteer de afdrukserver die u wilt configureren (standaard beginnen knooppuntnamen met BRN_xxxxxx_P1). U kunt de NetWare-servicepuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken.
U moet nu de PSERVER NLM van uw NetWare-bestandsserver unloaden en vervolgens opnieuw laden, pas dan zijn de door u aangebrachte veranderingen van kracht. In plaats van Brother’s BRAdmin-toepassing of de Novell NWADMIN-toepassing, kunt u het standaardhulpprogramma Novell PCONSOLE in combinatie met Brother's BRCONFIG-programma gebruiken voor het instellen van uw afdrukwachtrijen. BRCONFIG wordt gelijktijdig met BRAdmin geïnstalleerd en u vindt BRCONFIG in het menu Start/Program/Brother BRAdmin utilities.
9 Er wordt een lijst van de huidige afdrukservers geopend. Druk op INS om een nieuwe ingang te maken, typ de naam van de NetWare-afdrukserver (standaard wordt BRN_xxxxxx_P1 gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres) en druk op ENTER. Druk op ESC om terug te gaan naar het menu Available Options. 10 Selecteer in het menu de optie Print Queue Information (NetWare 3.xx) of Print Queues (NetWare 4.1x). Er wordt een lijst geopend met de geconfigureerde afdrukwachtrijen.
De Brother-afdrukserver configureren (De modus Wachtrijserver in NDS-modus) met gebruik van PCONSOLE and BRCONFIG 1 U moet op de NetWare 4.1x-bestandsserver in NDS-modus zijn aangemeld als ADMIN. 2 Voer het hulpprogramma PCONSOLE uit vanaf uw pcwerkstation. 3 Selecteer in het menu Available Options de optie Print Servers. 4 Druk op INS en voer de naam van de afdrukserver in.
9 Selecteer de optie Print Servers en druk op ENTER om te specificeren welke netwerkafdrukservers afdruktaken via deze wachtrij mogen afdrukken. Aangezien het een nieuwe wachtrij betreft, zal de lijst leeg zijn. 10 Druk op INS om een lijst op te vragen van kandidaten voor de wachtrijserver en selecteer de in stap 4 opgegeven naam van de Netware-afdrukserver. Deze naam wordt nu aan de lijst toegevoegd. Druk vervolgens op ENTER.
21 Voer BRCONFIG uit vanaf het Windows®-menu. Selecteer de afdrukserver in de lijst van afdrukservers. Wanneer wordt gemeld dat de afdrukserver is aangesloten, drukt u op ENTER en typt u als antwoord op de prompt # het standaardwachtwoord access (het wachtwoord wordt niet geëchood). Druk als antwoord op de prompt Enter Username> op ENTER. Bij de prompt Local> typt u: SET SERVICE service TREE structuur SET SERVICE service CONTEXT context ■ Waar structuur de naam is van de NDS-structuur.
De Brother-afdrukserver configureren (De modus Externe printer) met gebruik van PCONSOLE en BRCONFIG 1 De PSERVER NLM (NetWare Loadable Module) moet op uw bestandsserver zijn geladen. 2 Indien u NetWare 4.1x gebruikt, meldt u zich vanaf uw pcwerkstation bij de bestandsserver aan als ADMIN (als u NDSondersteuning nodig hebt, mag u zich niet aanmelden in bindery-modus). Indien u NetWare 2.xx of 3.xx gebruikt, meldt u zich aan als SUPERVISOR. 3 Voer het hulpprogramma PCONSOLE uit vanaf uw pcwerkstation.
e Markeer de printernaam en druk tweemaal op ENTER om over te schakelen naar het menu Printer Configuration. f PCONSOLE zal nu een printernummer toewijzen. Noteer dit nummer, u hebt het straks weer nodig. g Markeer de optie Print Queues Assigned en druk op ENTER en vervolgens op INS om een lijst van beschikbare wachtrijen op te vragen. h Markeer de naam van de afdrukwachtrij die u aan de externe printer wilt toewijzen en druk op ENTER. i U hebt de andere instellingen in het menu niet nodig.
g Markeer de naam van de printer die u zojuist hebt geconfigureerd en druk op ENTER. h Druk op INS, kies de gewenste afdrukwachtrij en druk op ENTER (u mag de standaardprioriteit accepteren). i Druk een aantal malen op ESC om PCONSOLE af te sluiten. Naam en nummer van externe printer toewijzen met BRCONFIG 7 a Voer BRCONFIG uit vanaf het Windows®-menu. b Selecteer in de lijst van servers de Brother-afdrukserver.
Bijvoorbeeld: voor het instellen van externe "Printer 3" voor een Brother-printer met de afdrukserver BRN_310107_P1 die gebruik maakt van de PSERVER NLM met de naam BROTHER1PS, typt u: SET NETWARE NPRINTER BROTHER1PS 3 ON BRN_310107_P1 SET NETWARE RESCAN EXIT ■ U kunt de naam van de externe printer ook invoeren met uw webbrowser, namelijk door met het TCP/IP-protocol op de Brother-afdrukserver aan te sluiten en vervolgens de configuratie van het NetWare-protocol te selecteren.
7 AppleTalk (EtherTalk) Afdrukken via TCP/IP 7 Afdrukken vanaf Macintosh Overzicht Brother-afdrukservers ondersteunen het AppleTalk-protocol dat over Ethernet wordt uitgevoerd (ook EtherTalk genoemd). Hiermee kunnen gebruikers van Macintosh gelijktijdig met alle andere Ethernetnetwerkgebruikers afdrukken via het AppleTalk-protocol (ook wel EtherTalk-protocol genoemd). Met de introductie van System 8.6 en recenter introduceerde Apple de mogelijkheid om af te drukken via TCP/IP.
Tips en hints: 1 De standaardnaam die zal verschijnen in de Kiezer van een Macintosh, heeft het formaat BRN_xxxxxx_P1_AT (waar xxxxxx verwijst naar de 6 laatste tekens van het Ethernetadres). 2 De eenvoudigste manier om deze naam te wijzigen vanaf een Macintosh-netwerk is om een IP-adres toe te kennen aan de printer, en vervolgens de webbrowser te gebruiken om de naam te wijzigen. Maak via een webbrowser verbinding met de printer en klik op de optie voor het configureren van een netwerk.
Voordat u de Brother-afdrukserver gaat gebruiken, moet eerst het EtherTalk-protocol worden geactiveerd via het netwerkconfiguratiescherm op de Macintosh. Als het EtherTalkprotocol niet is geselecteerd, of als het netwerkconfiguratiescherm niet bestaat, gebruikt u Apple's netwerkinstallatieprogramma om deze functies toe te voegen. U dient het juiste PPD-bestand dat met uw printer werd geleverd, te installeren. Plaats de cd-rom in het cd-rom-station.
De afdrukserver selecteren (AppleTalk/EtherTalk) Nadat de afdrukserver op uw netwerk is aangesloten en de printer is ingeschakeld, zal de AppleTalk-servicenaam van de Brotherafdrukserver in de Kiezer verschijnen (standaard is dit BRN_xxxxxx_P1_AT, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres). U kunt de servicenaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken.
2 Klik op de juiste afdrukserver en sluit de Kiezer. U kunt nu vanaf de Macintosh afdrukken. Als de afdrukserver niet vermeld wordt, controleert u eerst de bekabeling en of u EtherTalk via het netwerkconfiguratiescherm van de Macintosh hebt geactiveerd. Het kan nodig zijn om de afdrukserver in de juiste AppleTalk-zone te plaatsen met behulp van de BRAdmin-toepassing of via een webbrowser. De afdrukserver selecteren (TCP/IP) Apple heeft het hulpprogramma "Bureaubladprinter" ontwikkeld.
1 Selecteer nu Printer (LPR) en klik op OK. Het volgende scherm wordt geopend. Afbeelding 4 Configuratie voor PPD en LPR selecteren 2 Nu moeten we het juiste PPD-bestand voor de printer selecteren, en de correcte LPR-informatie configureren. Klik op de knop Wijzig in het vak PostScript-printer beschrijvingsbestand (PPD) en selecteer het juiste PPDbestand voor uw model. 3 Klik op de knop Wijzig onder de tekst Selectie LPR-printer. 4 Voer het IP-adres en de servicenaam van de printer in.
Afbeelding 5 Het IP-adres en de wachtrij invoeren Als u niet de juiste waarde invoert, zal de printer mogelijk niet afdrukken, of worden onjuiste gegevens afgedrukt. Zorg er dus voor dat de waarde die u hier invoert, overeenstemt met de servicenaam van de printer. 5 Klik op OK om terug te keren naar het vorige scherm. 6 U kunt nu gaan afdrukken.
Telkens wanneer u een afdruktaak verstuurt, wordt de printer gebruikt die u zopas hebt gemaakt. Macintosh configureren (OS X v. 10/10.1/10.2) U dient het juiste PPD-bestand dat met uw printer werd geleverd, te installeren. Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. Open de map Mac OS X. Dubbelklik op het pictogram PPD_Installer.pkg en volg de instructies op het scherm.
Voor AppleTalk-aansluitingen is de naam van de AppleTalk-service voor de printer BRN_XXXXXX_P1_AT, waar XXXXXX de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres. Druk de configuratiepagina af als u het MAC-adres wilt weten. Raadpleeg de installatiehandleiding voor informatie over het afdrukken van de configuratiepagina. 8 Selecteer uw model in de keuzelijst met printermodellen. 9 Klik op de knop waarmee u deze printer toevoegt; de printer komt nu in de lijst van printers te staan.
De configuratie wijzigen De eenvoudigste manier om de parameters van de printer of afdrukserver te wijzigen vanaf een Macintosh, is met behulp van een webbrowser. Maak verbinding met de printer via de volgende opdracht: http:// ip_adres waar ip_adres het adres van de printer is. Andere bronnen van informatie 1 Ga naar de website http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over afdrukken via netwerken.
8 Afdrukken via DLC 8 Afdrukken vanaf Windows® NT of Windows® 2000 Overzicht DLC is een eenvoudig protocol dat standaard met Windows NT® en Windows® 2000 wordt geleverd. Het kan worden gebruikt op andere besturingssystemen (zoals Windows® 3.x), in combinatie met los verkrijgbare software die de Hewlett-Packard JetDirect-kaart ondersteunt. Tips en hints: 1 Eén manier om de gegevens van alle netwerkinstellingen af te drukken, is door de configuratiepagina af te drukken.
DLC op Windows® NT/2000 configureren Als u DLC op Windows® NT wilt gebruiken, moet eerst het DLCprotocol worden geïnstalleerd: 1 Meld u met administratieve privileges aan bij Windows® NT. Ga naar het Configuratiescherm van NT en dubbelklik op het pictogram Netwerk. Gebruikers die met Windows® 2000 werken, selecteren de eigenschappen van de Lan-verbinding. 2 Op Windows® NT 3.5x-systemen selecteert u Software toevoegen. Op Windows® NT4.0-systemen klikt u in het tabblad Protocollen op Toevoegen.
4 Selecteer de optie Locale printer en schakel de optie Plug & play printer automatisch waarnemen uit. 5 Klik op Volgende. 6 Selecteer de optie Nieuwe poort: en activeer de optie HewlettPackard-netwerkpoort. 7 Klik op Volgende. 8 In het grote vak onder Kaartadres wordt een lijst van beschikbare MAC-adressen (Ethernetadressen) voor de afdrukserver geopend. Selecteer het adres van de gewenste afdrukserver (u vindt het Ethernetadres op de configuratiepagina van de printer).
Printer instellen onder Windows® NT 4.0 Meld u met administratieve privileges aan bij Windows® NT. Selecteer in het menu Start de optie Instellingen en vervolgens Printers. 1 Selecteer Printer toevoegen. (Als u reeds een Brother-printer driver hebt geïnstalleerd, dubbelklikt u op de printer driver die u wilt configureren en selecteert u Printers/Eigenschappen. Selecteer vervolgens het tabblad Poorten, klik op Poort toevoegen en ga verder vanaf stap 4 (negeer stap 9-11 over het installeren van de driver).
9 Selecteer de juiste driver. Klik op Volgende. 10 Geef de printer een naam. Indien gewenst, selecteert u deze printer als standaardprinter. 11 Selecteer Gedeeld of Niet gedeeld. Als u Gedeeld selecteert, moet u ook de gedeelde naam en het besturingssysteem selecteren waarnaar zal worden afgedrukt. 12 Geef aan of u een testpagina wilt afdrukken en selecteer vervolgens Voltooien. Windows® NT 3.5x instellen 1 Dubbelklik in het Windows® NT-venster met de hoofdgroep op het pictogram Afdrukbeheer.
9 Klik op OK. 10 Als u de printer wilt delen, dan klikt u op Printer delen op het netwerk. 11 Klik op OK. 12 Indien nodig, selecteert u de gewenste printeropties. Klik op OK. DLC op andere systemen configureren Als u DLC op andere netwerksystemen wilt gebruiken, hebt u doorgaans door de leverancier verstrekte software nodig. Dergelijke software ondersteunt de Brother-afdrukserver meestal. Volg de instructies van de leverancier voor het installeren van het DLC-protocol op uw systeem.
Andere bronnen van informatie Ga naar de website http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over afdrukken via netwerken. 8 - 7 AFDRUKKEN VIA DLC YL4US_FAX2800MFC4800-FM5.
9 Beheer via een webbrowser 9 Een webbrowser gebruiken om uw printer te beheren Overzicht Voor het beheren van uw printer kan een standaard webbrowser (wij raden Netscape Navigator versie 4.0 of recenter/Microsoft Internet Explorer versie 5.0 of recenter aan) worden gebruikt in combinatie met HTTP (Hyper Text Transfer Protocol). Een webbrowser biedt u onderstaande beheerfuncties. 1 Informatie over de printerstatus. 2 U kunt de printer via het bedieningspaneel bedienen.
2 Zie ook hoofdstuk 10 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer. 3 Het standaardwachtwoord voor de Brother-afdrukserver is access. 4 U kunt een webbrowser gebruiken in de meeste omgevingen, zodat bijvoorbeeld Macintosh- en Unix-gebruikers eveneens toegang hebben tot de printer en deze kunnen beheren. 5 PC-gebruikers kunnen eveneens gebruik maken van BRAdmin om de printer en de netwerkconfiguratie te beheren.
10 TCP/IP configureren 10 TCP/IP-informatie toewijzen Overzicht Het TCP/IP-protocol vereist dat ieder apparaat in een netwerk een uniek IP-adres heeft. In dit hoofdstuk leest u meer over het configureren van een IP-adres. Het APIPA-protocol (Automatic Private IP Addressing) wijst automatisch een IP-adres toe uit het volgende bereik: 169.254.1.0 t/ m 169.254.254.255.
■ Andere beheerhulpprogramma’s op basis van SNMP. Deze configuratiemethoden worden hierna besproken. Het IP-adres dat u toewijst aan de afdrukserver moet zich op hetzelfde logische netwerk bevinden als uw hostcomputers. Is dit niet het geval, dan moeten het subnetmasker en de router (gateway) geconfigureerd worden.
Als u het TCP/IP-protocol wilt gebruiken voor het beheren van de afdrukserver, dient u te controleren dat de afdrukserver een geldig IP-adres heeft. Het IP-adres kan met gebruikmaking van BRAdmin Professional op twee manieren worden gewijzigd: ■ Via het IPX/SPX-protocol. ■ Via het TCP/IP-protocol en laat BRAdmin de Brother-afdrukserver vinden als een niet-geconfigureerd apparaat.
Start de afdrukserver opnieuw op met BRAdmin, uw webbrowser of TELNET. Als u niet zeker weet hoe u de afdrukserver opnieuw moet starten, kunt u ook gewoon de printer uit- en weer aanzetten. BRAdmin en het TCP/IP-protocol gebruiken om het IP-adres in te stellen Als uw pc alleen het TCP/IP-protocol gebruikt, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het TCP/IP-filter in het linkerframe van het hoofdvenster. 2 Selecteer het menu Apparaten en kies de optie Actieve apparaten zoeken.
DHCP gebruiken voor het configureren van het IPadres Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) is een van de geautomatiseerde mechanismen die gebruikt worden voor het toewijzen van een IP-adres. Als u een DHCP-server in uw netwerk hebt (doorgaans een Unix/Linux, Windows NT® 4.0, Windows® 2000 of Novell Netware-netwerk), zal de afdrukserver het IP-adres automatisch via de DHCP-server ontvangen en de naam registreren bij een met RFC 1001 en 1002 compatibele dynamische naamservice.
ARP gebruiken voor het configureren van het IPadres van de afdrukserver Als u BRAdmin of het bedieningspaneel van de printer niet kunt gebruiken, en het netwerk geen gebruik maakt van een DHCP-server, kunt u ook de opdracht ARP gebruiken. De opdracht ARPis beschikbaar op Windows®-systemen waarop TCP/IP is geïnstalleerd evenals op Unix-systemen.
Unix/Linux-systemen Op Unix-systemen dient u het koppelteken "-" te plaatsen tussen ieder teken van het Ethernetadres. arp -s 192.189.207.2 00-80-77-31-01-07 Om de opdracht arp -s te kunnen gebruiken, dient u zich op hetzelfde Ethernetsegment te bevinden (met andere woorden, er mag zich geen router bevinden tussen de afdrukserver en het besturingssysteem). Als er wel een router wordt gebruikt, dan gebruikt u BOOTP of andere methoden die in dit hoofdstuk worden besproken om het IP-adres in te voeren.
RARP gebruiken voor het configureren van het IPadres Het IP-adres van de Brother-afdrukserver kan worden geconfigureerd met de functie Reverse ARP (rarp) op uw hostcomputer.
BOOTP gebruiken voor het configureren van het IP-adres BOOTP is een alternatief op rarp. Het voordeel van BOOTP is, dat ook het subnetmasker en de gateway geconfigureerd kunnen worden. Als u BOOTP wilt gebruiken voor het configureren van het IP-adres, moet BOOTP op uw hostcomputer zijn geïnstalleerd en daar draaien (het behoort in het bestand /etc/services op uw host als een ware service te verschijnen; typ man bootpd of raadpleeg de met uw systeem meegeleverde documentatie voor nadere informatie hierover).
Bepaalde implementaties van BOOTP-hostsoftware reageren alleen op BOOTP-verzoeken als u in het configuratiebestand een downloadbestandsnaam hebt opgenomen; hiertoe maakt u gewoon een leeg bestand op de host en specificeert u dit bestand en zijn pad in het configuratiebestand. Net als bij rarp, zal de afdrukserver zijn IP-adres bij de BOOTPserver opvragen zodra de printer wordt opgestart.
Als u geen subnetten gebruikt, moet u een van onderstaande subnetmaskers gebruiken: 255.255.255.0 255.255.0.0 255.0.0.0 voor klasse C netwerken voor klasse B netwerken voor klasse A netwerken Het netwerktype kan worden aangeduid met de linkergroep cijfers in uw IP-adres. De waarde van deze groep kan variëren van 192 t/m 255 voor klasse C netwerken (bijv. 192.189.207.3), 128 t/m 191 voor klasse B netwerken (bijv. 128.10.1.30), en 1 t/m 127 voor klasse A netwerken (bijv. 13.27.7.1).
De instellingen van het IP-adres wijzigen met de TELNET-console U kunt ook de opdracht TELNET gebruiken om het IP-adres te wijzigen. TELNET is een handig manier als u het IP-adres verandert. Er moet echter reeds een geldig IP-adres in de afdrukserver zijn geprogrammeerd. Als u TELNET gebruikt, moet u het wachtwoord van de afdrukserver invoeren. Druk op RETURN en voer als antwoord op de prompt # het standaardwachtwoord access in (wordt niet geëchood). U wordt om een gebruikersnaam gevraagd.
Als u een gateway (router) gebruikt, voert u het adres daarvan in met de opdracht SET IP ROUTER routeradres, waar routeradres het IP-adres van de gateway is die u aan de afdrukserver wilt toewijzen. Bijvoorbeeld: Local> SET IP ROUTER 192.189.207.1 Typ SET IP METHOD STATIC om de methode voor IP-toegang op statisch in te stellen. Typ SHOW IP om te controleren of u de juiste IP-informatie hebt ingevoerd. Typ EXIT of druk op CTR-D (m.a.w.
11 Problemen oplossen 11 Overzicht In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u problemen met een Brotherafdrukserver kunt oplossen. Dit hoofdstuk is als volgt ingedeeld: 1 Problemen met de installatie 2 Onregelmatige werking 3 Protocol-specifieke problemen Problemen met de installatie Als u niet via het netwerk kunt afdrukken, dient u het volgende te controleren: 1 Controleer dat de printer aanstaat, on-line is en klaar staat om af te drukken.
2 Als de configuratiepagina wordt afgedrukt maar u geen documenten kunt afdrukken, probeert u het volgende: Als geen van de volgende stappen het probleem verhelpt, hebt u haast zeker een probleem met uw hardware of met uw netwerk! a Als u TCP/IP gebruikt: Ping de afdrukserver via de opdrachtregel van het hostbesturingssysteem met de volgende opdracht: ping ipadres waar ipadres het IP-adres van de afdrukserver is (houd er rekening mee dat het soms twee minuten kan duren voordat de afdrukserver zijn IP-adres
3 Als geen van de in stap 2 vermelde verbindingen tot stand kunnen worden gebracht, controleert u het volgende: a Controleer dat de printer aanstaat en on-line is. b Controleer de bekabeling en de netwerkaansluiting en druk tevens een configuratiepagina in de Network STATISTICS informatie af om te zien of er bytes worden verzonden en ontvangen. c Controleer of er lampjes branden of knipperen. De NC-5100h afdrukserver heeft twee LED's op het achterpaneel van de printer.
5 Als zich tussen de afdrukserver en de hostcomputer een bridge of router bevindt, controleert u dat het apparaat zo is ingesteld, dat de afdrukserver gegevens met de host kan uitwisselen. Een bridge kan bijvoorbeeld zo worden ingesteld, dat alleen bepaalde soorten Ethernetadres kunnen passeren (dit wordt ook wel filtering genoemd). De configuratie van een dergelijke bridge moet derhalve zodanig worden gewijzigd, dat adressen van Brother-afdrukservers kunnen passeren.
Problemen met TCP/IP oplossen Als u TCP/IP gebruikt en niet kunt afdrukken naar de afdrukserver en u de hardware en het netwerk volgens de instructies in bovenstaande stappen gecontroleerd hebt, dan dient u het volgende te controleren: Het is raadzaam om deze stappen in de hier vermelde volgorde uit te voeren, zodat fouten in de installatie geëlimineerd kunnen worden. Zet de printer uit en weer aan.
5 Als u bootp had gebruikt, controleert u dat u de bootp deamon op een UNIX-werkstation hebt gestart en dat bootp in het bestand /etc/bootptab is geactiveerd (m.a.w. of het teken "#" uit de ingang bootp is verwijderd) en foutloos is geconfigureerd. 6 Controleer tevens dat de hostcomputer en de afdrukserver zich op hetzelfde subnet bevinden, en dat de router foutloos is geconfigureerd, zodat gegevensuitwisseling tussen deze twee apparaten mogelijk is.
5 Controleer dat de lpr/lpd externe regelprinterservice op de hostcomputer draait (raadpleeg de documentatie van uw hostcomputer voor nadere informatie). 6 Als het afdrukken van meer dan een taak tegelijk problemen oplevert, moet de IP-timeout met de opdracht SET IP TIMEOUT of met BRAdmin worden verhoogd. 7 Als er tegelijkertijd tekst- of PCL-taken worden uitgevoerd, helpt het soms om de service (externe printer) met EOT in te stellen op tekenreeks nummer 2 (E).
Problemen met Windows® NT/LAN Server (TCP/IP) oplossen Als u problemen hebt met het afdrukken via Windows® NT of LAN Server, controleert u onderstaande punten: 1 Controleer dat TCP/IP en TCP/IP-afdrukservice op het Windows® NT-systeem of de LAN Server-bestandsserver is geïnstalleerd en daar ook draait. 2 Als u DHCP gebruikt en u geen reservering voor de afdrukserver hebt gemaakt, dient u de NetBIOS-naam van de afdrukserver in het vak Naam of adres van server die lpd levert in te voeren.
Problemen oplossen met Windows® 95/98/Me en peer-to-peer afdrukken (HP JetAdmincompatibele methode) Als u problemen hebt met het afdrukken op een Windows® 95/98/Me peer-to-peer netwerk, controleert u onderstaande punten (HP JetAdmin-compatibele methode): 1 Als de afdrukserver onder een Windows® 95/98/Me peer-topeer netwerk niet onder JetAdmin staat, verwijdert u alle Windows® 95/98/Me-netwerksoftware van het netwerkconfiguratiescherm en installeert u deze software als volgt opnieuw: ■ Installeer eerst het
Problemen met afdrukken via Internet (BIP) (TCP/IP) oplossen 1 De eerste stap is altijd te controleren dat u een geldige e-mailverbinding hebt op de verzendende PC en op de ontvangende afdrukserver. Probeer vanaf de pc een e-mailbericht te sturen naar een gebruiker op een externe locatie die mail via de POP3-server kan ontvangen. Als dit niet lukt, heeft het probleem mogelijk te maken met de e-mailconfiguratie op de pc, op de locale e-mailserver, of op de externe POP3-server.
De optie Meer informatie verkrijgen werkt niet in Windows® 2000 Als u de volgende URL gebruikt: http://ip_address:631 of http://ip_address:631/ipp, dan zal de optie Meer informatie verkrijgen in Windows® 2000 niet meer werken. Om de optie Meer informatie verkrijgen te kunnen gebruiken, dient u de volgende URL te gebruiken: http://ip_adres Zo verplicht u Windows® 2000/XP om poort 80 te gebruiken voor de communicatie met de Brother-afdrukserver.
1 Als u het aanmeldwachtwoord hebt gewijzigd, moet u het wachtwoord wijzigen in zowel de Brother-afdrukserver (gebruik hiervoor de opdracht SET NETWARE PASSWORD als u BRConfig gebruikt), of gebruik een webbrowser of BRAdmin, als ook in de bestandsserver (gebruik hiervoor de opdracht PCONSOLE Print Server Information Change Password).
Problemen met AppleTalk oplossen Als u niet kunt afdrukken vanaf een AppleTalk voor Macintoshcomputer, en u de hardware en het netwerk zoals hierboven beschreven hebt nagekeken, dan moet u de volgende punten controleren: 1 Controleer dat u AppleTalk Phase 2 hebt en dat u in het AppleTalk-configuratiescherm van de Macintosh de juiste netwerkinterface hebt geselecteerd. 2 Controleer dat het AppleTalk-protocol van de afdrukserver is geactiveerd.
Problemen met afdrukken via de webbrowser oplossen (TCP/IP) 1 Als u via uw webbrowser geen verbinding kunt krijgen met de afdrukserver, is het raadzaam om de Proxy-instellingen van uw browser te controleren. Ga naar de optie Exceptions en typ daar zo nodig het IP-adres van de afdrukserver. Zo voorkomt u dat uw pc verbinding probeert te krijgen met uw ISP of proxy-server wanneer u de status van de afdrukserver wilt controleren.
A Appendix A Appendix A Algemene informatie U kunt de configuratie van uw afdrukserver op een van de volgende manieren wijzigen. • De Brother-toepassing BRAdmin voor Windows® 95/98/Me, Windows NT® 4.0 en Windows® 2000/XP • Brother Web BRAdmin voor IIS* • HTTP (met een webbrowser) • De software WebJetAdmin • TELNET (opdrachtenhulpprogramma) • Brother BRCONFIG NetWare (opdrachtenhulpprogramma) BRAdmin (aanbevolen) Het hulpprogramma BRAdmin kan het TCP/IP- of het IPX/SPXprotocol gebruiken.
Het is mogelijk dat deze software niet op de met uw Brother-product meegeleverde cd-rom staat. In dat geval kunt u naar http:// solutions.brother.com/webbradmin gaan om meer over deze software aan de weet te komen en om deze te downloaden. IIS* = Internet Information Server 4.0 of 5.0 HTTP (aanbevolen) Gebruik de webbrowser van uw keuze om de verbinding met de Brother-afdrukserver te maken. Zo kunt u de parameters van de printer en/of de afdrukserver configureren.
BRCONFIG Brother BRCONFIG draait vanaf de DOS-systeemprompt en wordt met BRAdmin geïnstalleerd. Kies het hulpprogramma BRCONFIG uit de Brother BRAdmin-hulpprogramma’s om de verbinding met de afdrukserver met behulp van het Brother-hulpprogramma BRCONFIG NetWare te maken. Als u slechts één afdrukserver gebruikt, krijgt u meteen verbinding met de server. Als u meer dan een afdrukserver gebruikt, wordt een lijst van beschikbare afdrukservers geopend.
Services gebruiken Algemeen Een service is een bron die beschikbaar is voor computers die willen afdrukken op de Brother-afdrukserver. De Brother-afdrukserver biedt de volgende voorgedefinieerde services (voer de opdracht SHOW SERVICE uit op de remote console van de Brother-afdrukserver om een lijst van beschikbare services op te vragen): Typ HELP bij de opdrachtprompt om een overzicht te krijgen van ondersteunde opdrachten.
De firmware van de afdrukserver opnieuw laden Algemeen De firmware op de afdrukserver is in flash-geheugen opgeslagen. Dit betekent dat u de firmware kunt upgraden door het betreffende upgrade-bestand te downloaden. De laatste update van de firmware kunt u downloaden op de Brother-website op http://solutions.brother.com/ Sommige softwareversies die Brother levert, herstellen automatisch de fabrieksinstellingen van de afdrukserverparameters. Wij trachten dit te voorkomen.
Firmware opnieuw laden met BRAdmin BRAdmin kan worden gebruikt voor het op eenvoudige wijze opnieuw programmeren van uw Brother-afdrukserver. 1 Start BRAdmin. 2 Selecteer de gewenste afdrukserver. Selecteer daarna het Control-menu en kies Load Firmware. U kunt meer dan een afdrukserver selecteren door bij elke verdere afdrukserver op CTRL+
5 NetWare GET vanaf server Hiervoor moet u een NetWare-server op uw netwerk hebben (waarop IPX/SPX draait). Het nieuwe firmwarebestand moet op de server worden geplaatst in de directory SYS/Login. In dat geval zorgt uw pc ervoor dat de afdrukserver de firmwaregegevens van de toegewezen Netware-server leest; de afdrukserver maakt contact met de NetWare-server en leest de firmware zelf.
Opnieuw laden via het FTP-protocol bij een opdrachtprompt Als u bij het aanmelden de afdrukserver PASSWORD AS THE USERNAME specificeert, wordt het mogelijk de firmware vanaf de afdrukserver of vanaf de printer te upgraden (indien dit wordt ondersteund). In het volgende voorbeeld gaan we ervan uit dat het serverwachtwoord "cambridge" is. D:\>ftp ftp> open 220.0.250.200 Connected to 220.0.250.200. 220 FTP afdrukservice:V-1.05/gebruik het netwerkwachtwoord voor de ID bij een update. User (220.0.250.
Opnieuw laden via het FTP-protocol met een webbrowser Bezoek de Brother-website op http://solutions.brother.com voor meer informatie over het upgraden van de afdrukserver met behulp van een webbrowser. A - 9 APPENDIX YL4US_FAX2800MFC4800-FM5.
INDEX DOMEIN ..............................4-2 DOS .....................................4-1 A E Afdrukagent ......................... 6-5 Afdrukken vanaf Windows NT 3.5x .................................. 2-9 Afdrukken vanaf Windows NT 4.0 .................................... 2-6 Afdrukken vanaf Windows® 2000 ..........................2-2, 2-5 Afdrukken via Microsoft’s TCP/ IP ...................................... 2-1 Afdrukken via Windows XP . 2-4 AIX ...................................... 1-3 AIX 4.
K P Kiezer ................................. 7-2 kleine netwerken ................ 3-1 PCONSOLE ........................ 6-6 Peer-to-peer ...................... 11-9 Peer-to-Peer afdrukken ...... 3-1 Peer-to-peer afdrukken ....... 3-4 ping ................................... 11-2 POP3 ....................5-3, 5-4, 5-7 PPD ............................. 7-3, 7-8 PRINTCAP .......................... 1-2 printcap ............................... 1-5 PSERVER NLM ................ 6-12 L Lampje .................
U UNIX ................................... 1-1 W wachtwoord .............................. ............. 1-2, 2-1, 3-1, 4-1, 5-1 Web BRAdmin ....................A-1 Webbrowser ...................... 10-1 WebJetAdmin ......................A-1 WERKGROEP .................... 4-2 Windows 2000 ......................... ......... 2-1, 3-2, 5-1, 8-1, 11-11 Windows 95/98/Me ............. 3-1 Windows NT .................2-1, 8-1 Windows XP ..........2-1, 2-2, 5-1 INDEX I - 3 HL7050_US_NUG.FM5.