Operation Manual

Algemene informatie
118
3
Kleurcorrectie 3
De uitvoerdichtheid en afdrukpositie voor iedere kleur kan variëren afhankelijk van de omgevingsfactoren van
de machine, zoals temperatuur en vochtigheid.
Kleurkalibratie 3
U kunt de kleurdichtheid verbeteren met behulp van de kalibratiefunctie.
OPMERKING
Als u met de Windows
®
-printerdriver afdrukt, ontvangt de driver de kalibratiegegevens automatisch als
zowel de selectievakjes Calibratiegegevens gebruiken en Apparaatgegevens automatisch opvragen
zijn aangevinkt. De standaardinstellingen zijn geactiveerd. Raadpleeg Kleurkalibratie uu pagina 48.
Als u met de Macintosh-printerdriver afdrukt, moet u kalibreren via de Status Monitor. Zet de Statusmonitor
aan en selecteer dan Kleurcalibratie uit het Besturing menu. uu Status Monitor uu pagina 83 om te
zien hoe u de statusmonitor aan zet.
Kalibreren
a Druk op
b Druk op Kalibratie > Kalibreren.
c Druk op Ja om te bevestigen.
d Het aanraakscherm toont Voltooid.
e Druk op .
Resetten
Zet de parameters voor kalibreren terug op de fabrieksinstelling.
a Druk op
b Druk op Kalibratie > Reset.
c Druk op Ja om te bevestigen.
d Het aanraakscherm toont Voltooid.
e Druk op .