Software User's Guide

Table Of Contents
Netwerkscannen (Voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning)
114
4
q Selecteer het bestandstype voor het document. Druk op a of b om Bestandstype te selecteren.
r Druk op PDF of JPEG voor documenten in kleur of grijstintenen op PDF of TIFF voor documenten in
zwart-wit.
Opmerking
Selecteer de documentgrootte als u de glasplaat gebruikt.
•Druk op a of b om Scanformaat glas te selecteren.
Kies de gewenste documentgrootte.
s Druk op a of b om Passieve modus te selecteren.
Schakel de passieve modus in of uit, afhankelijk van uw ftp-server en configuratie van de
netwerkfirewall. Deze instelling is standaard ingeschakeld.
t Druk op Aan of Uit.
u Druk op a of b om Poortnummer te selecteren.
U kunt het poortnummer wijzigen dat wordt gebruikt om de FTP server te benaderen. De
standaardinstelling is poort 21. In de meeste gevallen kunt u deze twee instellingen als standaard
aanhouden.
v Voer het poortnummer in.
Druk op OK.
w Selecteer de bestandsnaam die u wilt gebruiken voor het gescande document. U kunt kiezen uit zeven
vooraf gedefinieerde en twee door de gebruiker gedefinieerde bestandsnamen. De bestandsnaam die
voor uw document wordt gebruikt, is de bestandsnaam die u hebt geselecteerd, plus de laatste 6 cijfers
van de teller van de flatbed/ADF-scanner, plus de bestandsextensie (bijvoorbeeld:
BRNxxxxxxxxxxxx098765.pdf). U kunt ook handmatig een bestandsnaam van maximaal 15 tekens
invoeren.
Druk op a of b om Bestandsnaam te selecteren.
x Druk op a of b om de gewenste bestandsnaam te selecteren.
Druk op OK.
Een door de gebruiker gedefinieerde bestandsnaam aanmaken 4
Naast de zeven bestaande bestandsnamen kunt u twee door de gebruiker gedefinieerde bestandsnamen
opslaan die kunnen worden gebruikt voor het maken van een profiel voor de FTP-server.
a Druk op MENU.
b Druk op a of b om Netwerk te selecteren.
c Druk op a of b om Scan nr FTP te selecteren.
d Druk op a of b om Bestandsnaam 1 of Bestandsnaam 2 te selecteren.
e Voer de gewenste bestandsnaam in. U kunt maximaal 15 tekens invoeren voor een door de gebruiker
gedefinieerde bestandsnaam.
Druk op OK.