Operation Manual

Hoofdstuk 6
64
Opdrachten voor afstandsbediening 6
Gebruik de volgende opdrachten om toegang te krijgen tot functies op de machine als u zich op
een andere locatie bevindt. Wanneer u uw machine belt en vervolgens uw code voor toegang op
afstand invoert (3 cijfers gevolgd door ), geeft het systeem twee korte pieptonen en moet u een
opdracht voor afstandsbediening invoeren.
Opdrachten voor afstandsbediening Werking
95 De instellingen voor Fax
doorzenden of Fax opslaan
wijzigen
1 UIT U kunt Uit kiezen nadat u alle berichten heeft opgehaald of
gewist.
2 Fax doorzenden Eén lange pieptoon geeft aan dat de wijziging is
geaccepteerd. Als u drie korte pieptonen hoort, kan de
wijziging niet worden uitgevoerd omdat er een instelling
ontbreekt (er is bijvoorbeeld geen nummer ingevoerd voor
Fax doorzenden). U kunt het nummer voor Fax doorzenden
invoeren door op 4 te drukken. (Zie Het nummer voor Fax
doorzenden wijzigen op pagina 65.) Nadat u het nummer
heeft opgegeven, werkt de functie Fax doorzenden.
4 Nummer voor Fax doorzenden
6 Fax opslaan
96 Een fax ophalen
2 Alle faxen ophalen Voer het nummer van het externe faxapparaat in om
opgeslagen faxberichten te ontvangen. (Zie Faxberichten
ophalen op pagina 65.)
3 Faxen uit het geheugen wissen Als u één lange pieptoon hoort, zijn de faxberichten uit het
geheugen gewist.
97 De ontvangststatus controleren
1 Fax U kunt controleren of uw machine faxberichten heeft
ontvangen. Als dat het geval is, hoort u één lange pieptoon.
Als er geen faxen of berichten zijn, hoort u drie korte
pieptonen.
98 De ontvangststand wijzigen
1 Telefoon/Beantw. Als u één lange pieptoon hoort, is de wijziging
geaccepteerd.
2 Fax/Telefoon
3 Alleen Fax
90 Afsluiten Als u op 9 0 drukt, wordt de afstandsbediening afgesloten.
Wacht totdat u de lange pieptoon hoort en leg vervolgens de
hoorn op de haak.