SOFTWAREHANDLEIDING Versie B
Inhoudsopgave Paragraaf I 1 Windows® Afdrukken De Brother-printerdriver gebruiken ............................................................................................................2 Functies .....................................................................................................................................................2 Het juiste type papier kiezen......................................................................................................................
Naar een kaart scannen (niet mogelijk voor DCP-116C, DCP-117C en MFC-215C)..........................................................38 Werken met ScanSoft® PaperPort® 9.0SE en OmniPage® OCR ...........................................................43 Items bekijken....................................................................................................................................44 Uw items in mappen rangschikken................................................................................
Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Voordat u scannen in een netwerk gebruikt ............................................................................................71 Netwerklicentie ..................................................................................................................................71 Scannen in een netwerk configureren ...............................................................................................
Paragraaf II 8 Apple® Macintosh® Afdrukken en faxen Een Apple® Macintosh® met USB instellen ...........................................................................................101 Gelijktijdig afdrukken, scannen en faxen .........................................................................................101 Gegevens in het geheugen wissen .................................................................................................102 De afdrukkwaliteit controleren .........................
KOPIE / PC-FAX .............................................................................................................................131 INSTELLINGEN APPARAAT ..........................................................................................................131 SCAN.....................................................................................................................................................132 Afbeelding (voorbeeld: Apple® PreView).........................................
Paragraaf I ® Windows Afdrukken Scannen I 2 23 48 ControlCenter2 Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde 71 netwerkondersteuning) Remote Setup (Niet mogelijk voor DCP-modellen en MFC77 215C) Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) 79 PhotoCapture Center™ 97
1 Afdrukken 1 Opmerking • De schermen die hier staan afgebeeld, zijn afkomstig uit Windows® XP. De schermen op uw pc kunnen variëren afhankelijk van uw besturingssysteem. • Als uw pc is beveiligd met een firewall en afdrukken niet mogelijk is, moet u de firewallinstellingen mogelijk zo aanpassen dat communicatie via poortnummer 137 mogelijk wordt. Bezoek het Brother Solutions Center (http://solutions.brother.com) voor verdere informatie.
Afdrukken Het juiste type papier kiezen 1 Kies het juiste type papier om afdrukken van hoge kwaliteit te produceren. Voordat u papier aanschaft, dient u eerst Papier in de gebruikershandleiding te lezen. Gelijktijdig afdrukken, scannen en faxen 1 Uw machine kan gegevens vanaf uw pc afdrukken terwijl een fax in het geheugen wordt verzonden of ontvangen, of terwijl er gegevens naar de pc worden gescand. Tijdens het afdrukken wordt het versturen van de fax niet onderbroken.
Afdrukken Statusvenster 1 Het hulpprogramma Statusvenster is een softwaretool die geconfigureerd kan worden om de status van één of meer apparaten te controleren, waardoor u onmiddellijk bericht ontvangt bij papierstoringen of als het papier of de inkt op is. De apparaatstatus kan op elk willekeurig moment worden gecontroleerd door te dubbelklikken op het pictogram in de taakbalk, of door Statusvenster te selecteren in Start/Alle programma's/Brother/ MFL-Pro Suite MFC-XXXX op uw pc.
Afdrukken De statuscontrole uitschakelen 1 Als u de statuscontrole wilt uitschakelen, voert u de volgende stappen uit: a Klik met de rechtermuisknop op het pictogram of venster Statusvenster en kies Status Monitor Laden met Startup. b Zet deze functie op Off en sluit het venster door op Exit te klikken. Opmerking Ook als de statuscontrole is uitgeschakeld kan de status van de machine op elk willekeurig moment worden gecontroleerd, door te klikken op Statusvenster in het Start-menu op uw pc.
Afdrukken Het tabblad Normaal 1 1 5 2 4 3 a b c Kies het Media type en de Kwaliteit (1). Selecteer het Papierformaat, Pagina Layout, Zonder marges, Rand (indien van toepassing), Afdrukstand, Aantal kopieën en de afdrukvolgorde (2). Klik op OK (3) om de gekozen instellingen toe te passen. Klik op Standaard (4) en vervolgens op OK (3) als u de standaardinstellingen wilt herstellen.
Afdrukken Kwaliteit 1 Met selectie van de kwaliteit kunt u de gewenste resolutie voor uw afdrukken kiezen. Afdrukkwaliteit en snelheid staan met elkaar in verband; hoe hoger de kwaliteit hoe langer het duurt om het document af te drukken. Welke kwaliteiten u kunt selecteren, is afhankelijk van het type papier dat u hebt gekozen. Max. Maximaal 1200 × 6000 dpi. (Zie Resolutie in Specificaties van de gebruikershandleiding.) Gebruik deze stand als u precieze beelden zoals foto's wilt afdrukken.
Afdrukken Verbeterde afdrukinstellingen 1 Klik op de toets Instellingen om de opties weer te geven voor verbeterde afdrukinstellingen. Printkop heen en weer 1 Als Printkop heen en weer is ingeschakeld, drukt de machine bi-directioneel af zodat sneller wordt afgedrukt. Als deze optie niet is ingeschakeld, bewegen de printkoppen slechts in één richting, zodat de kwaliteit beter is maar de machine langzamer afdrukt.
Afdrukken Kleur instelling Hiermee wordt de hoeveelheid (dichtheid van) kleur in de afbeelding ingesteld. U kunt de hoeveelheid kleur in een beeld verhogen of verlagen, teneinde een vaag of vaal beeld te verbeteren. Wit balans Met deze instelling bepaalt u de tint van de witte vlakken in een beeld. Het licht, de instellingen van de camera en andere zaken bepalen de tint wit. De witte gebieden in een afbeelding kunnen enigszins roze, geel of een andere kleur zijn.
Afdrukken Papierformaat 1 Bij Papierformaat kunt u verschillende standaardpapierformaten selecteren. U kunt ook zelf een aangepaste grootte aanmaken van 88,9 × 127,0 mm (3,5 × 5 inch) tot en met 215,9 x 355,6 mm (8,5 × 14 inch). Bovendien kunt u voor specifieke papiersoorten afdrukken zonder marges instellen. Selecteer in de keuzelijst het Papierformaat dat u gebruikt. Als u Door gebruiker gedefinieerd selecteert, kunt u een aangepast formaat invoeren.
Afdrukken Pagina Layout 1 Met de optie Pagina Layout kunt u de opties N op 1 of de opties 1 op N kiezen. Met de optie N op 1 worden 2 of 4 pagina's van een document op 1 vel papier afgedrukt. Met de opties 1 op N wordt uw afdrukformaat vergroot en wordt het document in de stand voor het afdrukken van posters geprint. Opmerking Bij gebruik van Windows® 98/98SE/Me, is de layout 4 op 1 niet beschikbaar.
Afdrukken Aantal 1 Bij Aantal kunt u instellen hoeveel exemplaren u wilt afdrukken (1 t/m 999). Sorteren 1 Als het selectievakje Sorteren is ingeschakeld, wordt er een compleet exemplaar van uw document afgedrukt, en wordt dit herhaald voor het aantal exemplaren dat u hebt geselecteerd. Als het selectievakje Sorteren niet is ingeschakeld, wordt voor alle exemplaren eerst de eerste pagina afgedrukt en wordt pas dan de volgende pagina van het document afgedrukt.
Afdrukken Het tabblad Geavanceerd 1 2 3 1 4 Opmerking Om terug te gaan naar de standaardinstellingen klikt u op de toets Standaard.
Afdrukken Kleuren Kleur/Grijstinten 1 1 Hiermee kunt u een kleurendocument met behulp van de grijswaardenschaal in zwart-wit afdrukken. Beeld type 1 De printerdriver selecteert automatisch de meest geschikte methode voor kleuraanpassing en halftoon, afhankelijk van het beeldtype. Over het algemeen worden tekst en zakelijke afbeeldingen zoals grafieken scherp afgedrukt en foto’s wat minder scherp. Automatisch De printerdriver kiest het beeldtype automatisch.
Afdrukken Afw. beeld type 1 U kunt de methode voor kleuraanpassing handmatig selecteren. Selecteer de manier die het beste bij uw document past. Pas op monitor aan De Kleur wordt zodanig aangepast dat de kleur zoveel mogelijk overeenkomt met het beeldscherm van de pc. • Natuurlijk: geschikt voor foto's. De kleur wordt zodanig ingesteld dat de meest natuurlijke kleuren worden afgedrukt. • Levendig: geschikt voor zakelijke grafische afbeeldingen zoals diagrammen, grafieken en tekst.
Afdrukken Halftoon patroon Voor halftonen kan de machine de stippen op twee manieren rangschikken (Diffusie of Dither). Hierbij worden enkele vooraf bepaalde patronen gebruikt en u kunt kiezen welk patroon voor uw document moet worden gebruikt. • Diffusie: stippen worden willekeurig geplaatst om de halftonen te creëren. Deze methode is geschikt voor het afdrukken van foto's met zachte tinten en grafische afbeeldingen.
Afdrukken Watermerk 1 U kunt een logo of tekst als watermerk op uw document afdrukken. U kunt één van de voorgeprogrammeerde watermerken kiezen of een zelf gemaakt bitmap- of tekstbestand gebruiken. Schakel het selectievakje Watermerk gebruiken in en kies vervolgens het watermerk dat u wilt gebruiken. Op de achtergrond 1 Schakel het selectievakje Op de achtergrond in om het watermerk op de achtergrond van uw document af te drukken.
Afdrukken Voorkeursinstellingen 1 U kunt de grootte en de plaats op de pagina van het watermerk wijzigen door het watermerk te selecteren en op de toets Bewerken te klikken. Als u een nieuwe watermerk wilt toevoegen, klikt u op de toets Nieuw en selecteert u Tekst of Bitmap in Stijl van watermerk. Titel Kies VERTROUWELIJK, KOPIE of CONCEPT als titel of voer een eigen titel in het veld in.
Afdrukken Opties apparaat 1 U kunt de volgende printerfuncties instellen: Datum & tijd afdrukken 1 Wanneer u Datum & tijd afdrukken hebt ingeschakeld, worden de datum en de tijd die de klok op uw pc aangeeft, automatisch op het document afgedrukt. Klik op de toets Instelling om de Datum, Tijd, Positie en Lettertype naar wens in te stellen. Als u een achtergrond voor uw Datum en Tijd wilt instellen, selecteert u Opaak.
Afdrukken Snelle printerinstelling 1 Met de functie Snelle printerinstelling kunt u snel driverinstellingen selecteren. Klik op het pictogram in de taakbalk om de instellingen te bekijken. Deze functie kan worden ingesteld op Aan of Uit via Opties apparaat.
Afdrukken Statusvenster 1 Met de functie Status Monitor kunt u tijdens het afdrukken snel het inktpeil en de printerstatus weergeven. De standaardinstelling voor Statusvenster is Aan. Deze functie kan worden ingesteld op Aan of Uit via Opties apparaat.
Afdrukken Het tabblad Ondersteuning 1 Het tabblad Ondersteuning geeft informatie over de versie en instellingen van de driver. Daarnaast biedt het tabblad koppelingen naar de website Brother Solutions Center en websites voor de update van drivers.
2 Scannen 2 Afhankelijk van het besturingssysteem dat wordt gebruikt, zijn de handelingen en de drivers die voor scannen worden gebruikt verschillend. Standaard maakt de machine gebruik van een TWAIN-compatibele driver om documenten vanuit uw toepassingen te scannen. Voor Windows® XP Er zijn twee scanners geïnstalleerd.
Scannen Toegang krijgen tot de scanner a 2 Start de software ScanSoft® PaperPort® 9.0SE die tijdens de installatie van MFL-Pro Suite is geïnstalleerd. Opmerking De instructies voor het scannen in deze handleiding hebben betrekking op ScanSoft® PaperPort® 9.0SE. Bij gebruik van andere applicaties kunnen de stappen voor scannen verschillen. b Klik in het menu Bestand op Scannen. Of klik op de toets Scannen. Het deelvenster Scannen wordt links in het scherm weergegeven.
Scannen Een document naar de pc scannen 2 U kunt een hele pagina of een gedeelte van de pagina scannen door het document voor te scannen. Een hele pagina scannen 2 a b Plaats uw document in de machine. c Klik op Starten. Nadat het scannen is voltooid, klikt u op Annuleren om terug te keren naar het venster PaperPort®9.0SE.
Scannen d Houd de linkermuisknop ingedrukt terwijl u de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen sleept. Opmerking U kunt het beeld vergroten door middel van het pictogram en vervolgens het pictogram gebruiken om het beeld weer naar de oorspronkelijke grootte terug te brengen. e Plaats het document opnieuw. Opmerking Als u het document in stap a op de glasplaat van de scanner hebt gelegd, kunt u deze stap overslaan. f Klik op Starten.
Scannen Instellingen in het dialoogvenster Scannerinstelling 2 Beeldtype 2 Kies het formaat waarin het beeld moet worden uitgevoerd: Foto, Web of Tekst. Resolutie en Type scan worden voor elke standaardinstelling automatisch gewijzigd. De standaardinstellingen zijn als volgt: Beeldtype Resolutie Type scan Foto Selecteer deze optie als u foto’s scant. 300 × 300 dpi 24-bits kleur Web Selecteer deze optie als u het gescande beeld aan webpagina’s wilt toevoegen.
Scannen 256 Kleuren Hiermee worden maximaal 256 kleuren gebruikt om het beeld te scannen. 24bit kleur Hiermee worden maximaal 16,8 miljoen kleuren gescand. Hoewel 24bit kleur een beeld met de meest nauwkeurige kleurreproductie oplevert, is het beeldbestand dat met deze optie wordt gemaakt ongeveer drie keer zo groot als het bestand dat met de optie voor 256 Kleuren wordt gemaakt. Deze modus vergt het meeste geheugen en de langste overdrachttijd.
Scannen Foto 1 4 × 6 in Foto 2 5 × 8 in Foto L 89 × 127 mm Foto 2L 127 × 178 mm Briefkaart 1 100 × 148 mm Briefkaart 2 148 × 200 mm Afwijkend (door de gebruiker aan te passen van 0,35 × 0,35 inch tot 8,5 × 14 inch of 8,9 × 8,9 mm tot 215,9 × 355,6 mm.) Als u Afwijkend als het formaat hebt geselecteerd, wordt het dialoogvenster Afwijkende document grootte geopend. Typ de Naam, Breedte en Hoogte voor het document. U kunt kiezen tussen ‘mm’ of ‘inch’ als de maateenheid voor breedte en hoogte.
Scannen Een document scannen met de WIA-driver (alleen voor Windows® XP) 2 WIA-compatibel 2 Als u Windows® XP gebruikt, kunt u Windows® Image Acquisition (WIA) kiezen voor het scannen van beelden. U kunt beelden rechtstreeks naar de PaperPort® 9.0SE-viewer scannen, die door Brother bij uw machine werd geleverd, of u kunt beelden rechtstreeks naar andere toepassingen scannen als deze WIA of TWAIN ondersteunen.
Scannen Een document naar de pc scannen 2 Een hele pagina kan op twee manieren worden gescand. U kunt de ADF (automatische documentinvoer) of de glasplaat gebruiken. Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en vervolgens wilt trimmen nadat u het document vooraf hebt gescand, plaatst u het document op de glasplaat (flatbed). (Zie Een beeld vooraf scannen — om het te scannen gedeelte te trimmen op pagina 25.
Scannen e Als u een of meer van de geavanceerde instellingen wilt wijzigen, klikt u op De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (3). In het venster Geavanceerde eigenschappen kunt u de Helderheid, het Contrast, de Resolutie en het Type afbeelding selecteren. Klik op OK nadat u de instellingen hebt opgegeven. Opmerking De scannerresolutie kan standaard tot maximaal 1200 dpi worden ingesteld. Als u hogere resoluties voor uw scans wilt gebruiken, dient u de Brother Scanner Toepassing te gebruiken.
Scannen Vooraf scannen en een deel van de scan trimmen met gebruik van de glasplaat 2 Met de knop Voorbeeld kunt u een voorbeeld van het beeld bekijken, zodat u ongewenste delen kunt trimmen. Wanneer u tevreden bent met het getoonde voorbeeld, klikt u op de knop Scannen in het scandialoogvenster om het beeld te scannen. a b Leg het document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Kies Flatbed uit de keuzelijst Papierinvoer(1).
Scannen e Sleep de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen. f Als u geavanceerde instellingen wilt maken, klikt u op De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (3). In het venster Geavanceerde eigenschappen kunt u de Helderheid, het Contrast, de Resolutie en het Type afbeelding selecteren. Klik op OK nadat u de instellingen hebt opgegeven. g Klik op de toets Scannen in het scandialoogvenster. De machine begint het document te scannen.
Scannen Brother Scanner Toepassing 2 De Brother Scanner Toepassing wordt gebruikt om de WIA-scannerdriver te configureren voor resoluties die hoger zijn dan 1200 dpi en om het papierformaat te wijzigen. Wanneer u Legal wilt instellen als standaardformaat, gebruikt u dit hulpprogramma om de instelling te wijzigen. De nieuwe instellingen gelden pas nadat u uw pc opnieuw hebt gestart.
Scannen De scantoets gebruiken (voor gebruikers van een USB-kabel) 2 Opmerking Raadpleeg De scantoets gebruiken op pagina 74 als u de toets Scan in een netwerk gebruikt. U kunt de toets (Scan) op het bedieningspaneel gebruiken om documenten naar uw tekstverwerker, grafische toepassing, e-mailprogramma of een map op de pc te scannen. Voordat u de toets (Scan) op het bedieningspaneel kunt gebruiken, moet u de Brother MFL-Pro Software Suite installeren en de machine op de pc aansluiten.
Scannen Scannen naar afbeelding 2 U kunt een plaatje in kleur naar een grafische toepassing scannen en dit vervolgens bekijken en bewerken. U kunt de configuratie van de toets Paint) op pagina 52.) a b c d (Scan) wijzigen. (Zie Afbeelding (voorbeeld: Microsoft® Plaats uw document in de machine. Druk op de toets (Scan). Druk op a of b om Scan naar beeld te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Menu/Set), Instellen (Set) of OK. Druk op Mono Start of Kleur Start (Colour Start). Het scanproces begint.
Scannen Scannen naar bestand 2 U kunt een document in zwart-wit of kleur naar uw pc scannen en dit als een bestand in de map van uw keuze opslaan. Welk bestandstype en welke map wordt gebruikt, is afhankelijk van de instellingen die u hebt gekozen in het configuratievenster Scannen naar Bestand van het Brother MFL-Pro Control Center. (Zie Bestand op pagina 56.) a b c d Plaats uw document in de machine. Druk op de toets (Scan). Druk op a of b om Scan naar file te selecteren.
Scannen a Plaats een SmartMedia®-, CompactFlash®- 1, Memory Stick®- 2,Memory Stick Pro ™-, MultiMediaCard™-, SecureDigital™- of xD-Picture Card™ 1-kaart in de machine. 1 2 CompactFlash® type 1 en xD-Picture Card™ type M (grote capaciteit) worden ook door dit product ondersteund. U kunt een MagicGate Memory Stick®- en Memory Stick Pro™-kaart gebruiken, maar de muziekgegevens op de kaart kunnen niet worden gelezen.
Scannen De standaardkwaliteit wijzigen (Uitsluitend voor MFC-425CN en MFC-640CW) a 2 2 Druk op Menu/Instellen (Menu/Set), 4, 8, 1. 1.Kwaliteit b Druk op a of b om 200x100 dpi z/w, 200 dpi ZW/W, 150dpi 16kl, 300dpi 16kl of 600dpi 16kl te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Menu/Set). c Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). (Uitsluitend voor DCP-modellen) a b Druk op Menu. c Druk op a of b om 8.Scan n. kaart te selecteren. Druk op Instellen (Set). d Druk op a of b om 1.Kwaliteit te selecteren.
Scannen Het standaardformaat voor zwart-witbestanden wijzigen (Uitsluitend voor MFC-425CN en MFC-640CW) a 2 2 Druk op Menu/Instellen (Menu/Set), 4, 8, 2. 2.Z/W BestType b Druk op a of b om TIFF of PDF te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Menu/Set). c Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). (Voor DCP-modellen) a b Druk op Menu. c Druk op a of b om 8.Scan n. kaart te selecteren. Druk op Instellen (Set). d Druk op a of b om 2.Z/W BestType te selecteren. Druk op Instellen (Set).
Scannen Het standaardformaat voor kleurenbestanden wijzigen (Uitsluitend voor MFC-425CN en MFC-640CW) a 2 2 Druk op Menu/Instellen (Menu/Set), 4, 8, 3. 3.KleurBest.Type b Druk op a of b om PDF of JPEG te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Menu/Set). c Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). (Voor DCP-modellen) a b Druk op Menu. c Druk op a of b om 8.Scan n. kaart te selecteren. Druk op Instellen (Set). d Druk op a of b om 3.KleurBest.Type te selecteren. Druk op Instellen (Set).
Scannen Werken met ScanSoft® PaperPort® 9.0SE en OmniPage® OCR 2 ScanSoft® PaperPort® 9.0SE voor Brother is een toepassing voor het beheren van documenten. U kunt PaperPort® 9.0SE gebruiken voor het weergeven van gescande documenten. PaperPort® 9.0SE heeft bovendien een geavanceerd, maar gebruiksvriendelijk beheersysteem voor het organiseren van grafische afbeeldingen en tekstdocumenten.
Scannen Items bekijken 2 In ScanSoft® PaperPort® 9.0SE kunt u items op diverse manieren bekijken: In Bureaubladweergave wordt het item in de geselecteerde map weergegeven als een miniatuurweergave (een kleine afbeelding voor elk item op het bureaublad of in een map), of als een pictogram. Er worden zowel PaperPort® 9.0SE-items (MAX-bestanden) als items die niet in PaperPort® 9.0SE zijn gemaakt (bestanden die in andere toepassingen zijn gemaakt), weergegeven. Items die niet in PaperPort® 9.
Scannen Uw items in mappen rangschikken 2 PaperPort® 9.0SE heeft een gebruiksvriendelijk beheersysteem voor het ordenen van uw items. Het beheersysteem bestaat uit mappen en items die u kunt selecteren en in de bureaubladweergave kunt bekijken. Een item kan in PaperPort® 9.0SE zijn gemaakt of in een andere toepassing (niet in PaperPort® 9.0SE): Mappen worden in de mapweergave gerangschikt in een hiërarchische of 'boom'structuur.
Scannen Met ScanSoft® Omnipage® OCR kunt u tekst in een beeld omzetten in tekst die u kunt bewerken 2 Met ScanSoft® PaperPort® 9.0SE kunt u de tekst in een ScanSoft® PaperPort® 9.0SE-item (wat eigenlijk een beeld van de tekst is) snel omzetten in tekst die u met een tekstverwerker kunt bewerken. PaperPort® 9.0SE gebruikt de optische tekenherkenningstoepassing ScanSoft® OmniPage® OCR, die bij PaperPort® 9.0SE wordt geleverd. PaperPort® 9.
Scannen PaperPort® 9.0SE en ScanSoft® OmniPage® OCR verwijderen Voor Windows® 98/98SE en Windows® Me a Klik op Start, wijs naar Instellingen, klik op Configuratiescherm, Software en vervolgens op het tabblad Installeren en verwijderen. b Kies PaperPort uit de lijst en klik op Software. Voor Windows® 2000 Professional a b 2 2 2 Klik op Start, wijs naar Instellingen, klik op Configuratiescherm en vervolgens op Software. Kies PaperPort uit de lijst en klik op Wijzigen of Verwijderen.
3 ControlCenter2 3 Opmerking De functies die in het ControlCenter2 kunnen worden gebruikt, zijn afhankelijk van het model. Werken met ControlCenter2 3 ControlCenter2 is een hulpprogramma waarmee u snel en gemakkelijk toegang krijgt tot applicaties die u veelvuldig gebruikt. Met gebruik van ControlCenter2 hoeven specifieke applicaties niet meer handmatig te worden gestart.
ControlCenter2 De functie Automatisch laden uitschakelen 3 Als u het ControlCenter2 via het startmenu hebt gestart, verschijnt het pictogram op de taakbalk. U kunt het venster ControlCenter2 openen door te dubbelklikken op het pictogram . Als u niet wilt dat ControlCenter2 automatisch wordt gestart als de pc wordt gestart, doet u het volgende: a Klik met de rechtermuisknop op het pictogram ControlCenter2 in de taakbalk en kies Voorkeuren. Het venster Voorkeuren van ControlCenter2 verschijnt.
ControlCenter2 CUSTOM SCAN 3 U kunt de knopnaam en instellingen voor elk van deze knoppen naar wens aanpassen, door met de rechtermuisknop te klikken op een knop en de configuratiemenu’s te volgen. PHOTOCAPTURE (alleen USB) 3 Gegevens die op een mediakaart zijn opgeslagen, kunnen op drie manieren worden geopend. Deze toegangsmethoden zijn alleen beschikbaar als de machine via een USB-kabel op de pc is aangesloten. Open PCC folder Hiermee kunt u de bestanden en mappen op de mediakaart bekijken.
ControlCenter2 INSTELLINGEN APPARAAT 3 U kunt de instellingen van de machine configureren of het inktpeil bekijken. Remote Setup Hiermee kunt u het programma 'Setup op afstand' openen. (Zie Remote Setup op pagina 77.) Quick-Dial Hiermee kunt u het venster Kiesgeheugen van Remote Setup openen. (Zie Remote Setup op pagina 77.) Ink Level Hiermee kunt u de inktstatus controleren.
ControlCenter2 SCAN 3 U kunt kiezen uit vier scanopties: Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Opmerking U kunt de Scan-toets op de machine voor elke knop in ControlCenter2 configureren op het tabblad Bedieningsknop Apparaat. Afbeelding (voorbeeld: Microsoft® Paint) 3 Met de functie Scannen naar Afbeelding kunt u een beeld direct in de grafische toepassing voor bewerking van het beeld scannen.
ControlCenter2 Voer de Applicatienaam (maximaal 30 tekens) en de Applicatielocatie in. U kunt de applicatielocatie ook vinden als u op het pictogram klikt. Kies het Type Bestand uit de keuzelijst. Als u een applicatie die u hebt toegevoegd, wilt verwijderen, klikt u op de knop Verwijderen op het tabblad Bedieningsknop Software. Opmerking Deze functie is ook beschikbaar voor Scannen naar E-mail en Scannen naar OCR. Het venster kan afhankelijk van de functie variëren.
ControlCenter2 OCR (tekstverwerkingsprogramma) 3 Scannen naar OCR scant een document en zet dit om naar tekst. Deze tekst kan dan vervolgens in uw tekstverwerkingsprogramma worden bewerkt. Om Scannen naar OCR te configureren, klikt u met de rechtermuisknop op de knop OCR, klikt u vervolgens op Configuratie en dan op het tabblad Bedieningsknop Software. Als u het tekstverwerkingsprogramma wilt wijzigen, kiest u het juiste tekstverwerkingsprogramma uit de keuzelijst Doel Applicatie.
ControlCenter2 E-mail 3 Met Scannen naar E-mail kunt u een document naar uw standaard-e-mailprogramma scannen zodat u de gescande opdracht als bijlage kunt versturen. Als u de standaard e-mailtoepassing of het bestandstype van de bijlage wilt wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op de knop E-mail, klikt u op Configuratie en vervolgens op Bedieningsknop Software. Als u het e-mailprogramma wilt wijzigen, selecteert u het gewenste e-mailprogramma uit de keuzelijst E-mail Programma.
ControlCenter2 Bestand 3 Met de knop Scannen naar Bestand kunt u een afbeelding naar een map op uw vaste schijf scannen in één van de bestandstypen die worden aangegeven in de lijst bestandsbijlagen. Het bestandstype wordt geconfigureerd door met de rechtermuisknop te klikken op de knop Bestand, vervolgens te klikken op Configuratie en dan op het tabblad Bedieningsknop Software. Selecteer het bestandstype voor het opgeslagen beeld in de keuzelijst Type Bestand.
ControlCenter2 CUSTOM SCAN 3 Met de optie Custom Scan kunt u uw eigen scanopties maken. Als u een knop wilt configureren, klikt u met uw rechtermuisknop op de betreffende knop en klikt u vervolgens op Configuratie. U kunt kiezen uit vier scanfuncties: Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Scannen naar Afbeelding Hiermee kunt u een pagina rechtstreeks naar een beeldviewer/-editor scannen. U kunt elke editor kiezen die op uw pc is geïnstalleerd.
ControlCenter2 Een programmeerbare knop instellen 3 Als u een knop wilt configureren, klikt u met de rechtermuisknop op de knop Configuratie om het configuratievenster te openen. Scannen naar Afbeelding 3 Het tabblad Algemeen Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie.
ControlCenter2 Scannen naar OCR 3 Het tabblad Algemeen Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Het tabblad Instellingen Kies de instellingen voor Doel applicatie, Type Bestand, Resolutie, Type Scan, Document Grootte,Software OCR, OCR-taal, Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast.
ControlCenter2 Scannen naar E-mail 3 Het tabblad Algemeen Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Het tabblad Instellingen Kies de instellingen voor E-mail Programma, Type Bestand, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast.
ControlCenter2 Scannen naar Bestand 3 Het tabblad Algemeen Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Het tabblad Instellingen Kies het bestandsformaat uit de keuzelijst Type Bestand. Sla het bestand op in de standaardmap die wordt weergegeven in het veld Bestemmingsfolder of kies een andere map door op het pictogram te klikken.
ControlCenter2 PHOTOCAPTURE (alleen USB) 3 Deze knoppen kunnen worden gebruikt om bestanden en mappen op de mediakaart in de machine te openen of te kopiëren. Open PCC folder (PCC: PhotoCapture Center™) 3 Met de knop Open PCC folder wordt Windows® Verkenner gestart en worden de bestanden en mappen op de mediakaart weergegeven. Kopie van PCC 3 Met de knop Kopie van PCC kunt u de bestanden op de mediakaart naar een map op uw harde schijf kopiëren.
ControlCenter2 Kopie Naar Applicatie 3 Met de knop Kopie Naar Applicatie kunt u de bestanden in de specifieke toepassing openen nadat u deze naar de map van de betreffende toepassing hebt gekopieerd. Als u de instellingen van de map wilt wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op de knop en kiest u de gewenste instelling voor het kopiëren van bestanden. De kopieerfolder instellen 3 Nieuwe folder aanmaken op basis van datum of maand De standaardinstelling is Datum.
ControlCenter2 KOPIE 3 U kunt de knoppen Kopie1 tot Kopie4 aanpassen zodat u geavanceerde kopieerfuncties, zoals N-in-1afdrukken, kunt gebruiken. Voordat u de knoppen Kopie moet u eerst het printerstuurprogramma configureren door met de rechtermuisknop op de betreffende knop te klikken en Configuratie te selecteren. Voer een naam in het veld Naam voor Kopie in (maximaal 30 tekens) en kies Kopieer Reden.
ControlCenter2 PC-FAX (uitsluitend voor MFC-modellen) 3 Met de functie PC-FAX kunnen faxberichten worden verzonden en ontvangen. U kunt ook het adresboek configureren en verschillende algemene instellingen van de machine wijzigen. Zenden 3 Met de knop Zenden kunt u een document scannen en vervolgens automatisch vanaf de pc als een fax versturen met de Brother PC-FAX-software. (Zie Faxen via de pc op pagina 79.
ControlCenter2 Ontvangen / Bekijk Ontvangen (uitsluitend voor MFC-425CN, MFC-640CW en MFC-820CW) 3 Met de ontvangstsoftware van Brother PC-FAX kunt u faxen op uw pc bekijken en opslaan. Bij het installeren van MFL-Pro Suite wordt deze functie automatisch geïnstalleerd. Als u op de knop Ontvangen klikt, wordt de ontvangstsoftware van PC-FAX geactiveerd en worden er faxgegevens van uw Brother-machine ontvangen.
ControlCenter2 Adressenlijst 3 Met de knop Adressenlijst kunt u in uw adresboek contactgegevens toevoegen, wijzigen en verwijderen. Als u op de knop Adressenlijst klikt, wordt een dialoogvenster geopend en kunt u de gegevens bewerken. (Zie Het Brother-adresboek op pagina 84.) Setup 3 Als u op de knop Setup klikt, kunt u de gebruikersinstellingen voor de PC-FAX-toepassing configureren. (Zie Gebruikersinformatie instellen op pagina 80.
ControlCenter2 INSTELLINGEN APPARAAT 3 In de optie Instellingen Apparaat kunnen de instellingen van de machine worden geconfigureerd en het inktniveau worden gecontroleerd. Remote Setup (Niet mogelijk voor DCP-modellen en MFC-215C) 3 Met de knop Remote Setup opent u het venster Remote Setup Program waarin u de instellingenmenu’s van de machine kunt configureren. Opmerking Raadpleeg voor meer informatie Remote Setup op pagina 77.
ControlCenter2 Quick-Dial (Niet mogelijk voor DCP-modellen en MFC-215C) 3 Met de knop Quick-Dial wordt het venster Kiesgeheugen van het programma Remote Setup geopend. Zo kunnen snel nummers aan het kiesgeheugen worden toegevoegd of gewijzigd op uw pc. (Uitgezonderd MFC-820CW) (MFC-820CW) U kunt maximaal twee fax- of telefoonnummers per sneltoets in het kiesgeheugen opslaan.
ControlCenter2 Ink Level 3 Met de knop Ink Level opent u het venster Statusvenster waarin het inktpeil voor elk patroon wordt weergegeven.
4 Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) 4 Om de machine te gebruiken als netwerkscanner moet deze geconfigureerd zijn met een TCP/IP-adres. U kunt de adresinstellingen vanaf het bedieningspaneel configureren of wijzigen (raadpleeg de netwerkhandleiding op de cd-rom), of u kunt hiervoor de software BRAdmin Professional gebruiken.
Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Scannen in een netwerk configureren 4 Wanneer u een andere machine gebruikt dan die oorspronkelijk bij het installeren van MFL-Pro Suite op de pc is geregistreerd (zie de installatiehandleiding), volgt u onderstaande procedure. a Voor Windows® XP klikt u op de knop Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware en vervolgens op Scanners en camera's (of Configuratiescherm, Scanners en camera's).
Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Specificeer uw machine per naam 4 1 Voer de naam van het machineknooppunt in het veld Naam van knooppunt in of klik op Bladeren en kies het apparaat dat u wilt gebruiken. 2 Klik op Toepassen. d Klik op het tabblad Scan naar Knop en voer de naam van uw pc in het veld Display naam in. Het LCDscherm van de machine geeft de naam weer die u hier invoert. De standaardinstelling is de naam van uw pc.
Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) De scantoets gebruiken 4 Opmerking Raadpleeg De scantoets gebruiken (voor gebruikers van een USB-kabel) op pagina 36 als u de toets Scan op USB gebruikt. Scannen naar E-mail (pc) 4 Wanneer u Scannen naar E-mail (pc) selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de pc verzonden die u in het netwerk hebt ingesteld. Het standaard-e-mailprogramma wordt door ControlCenter2 op de ingestelde pc geopend.
Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Scannen naar Afbeelding 4 Wanneer u Scannen naar Afbeelding selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de pc verzonden die u in het netwerk hebt ingesteld. Het grafische standaardprogramma wordt door ControlCenter2 op de ingestelde pc geopend. U kunt de configuratie van de toets Scan wijzigen. (Zie Afbeelding (voorbeeld: Microsoft® Paint) op pagina 52.) a b c Plaats uw document in de machine. Druk op de toets (Scan).
Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Scannen naar Bestand 4 Wanneer u Scannen naar Bestand selecteert, kunt u een zwart-wit-document of kleurendocument scannen en direct verzenden naar een pc in het netwerk. Het bestand wordt opgeslagen in de map en in de bestandsindeling die u in ControlCenter2 hebt opgegeven. U kunt de configuratie van de toets Scan wijzigen. (Zie Bestand op pagina 56.) a b c Plaats uw document in de machine. Druk op de toets (Scan).
5 Remote Setup (Niet mogelijk voor DCP-modellen en MFC-215C) 5 Remote Setup 5 Met de toepassing Remote Setup kunt u verscheidene instellingen voor de machine configureren vanuit een Windows®-toepassing. Als u deze toepassing start, worden de instellingen van de machine automatisch overgebracht naar uw pc en weergegeven op uw beeldscherm. Als u de instellingen wijzigt, kunt u deze direct naar de machine overbrengen.
Remote Setup (Niet mogelijk voor DCP-modellen en MFC-215C) Opmerking • U kunt de knoppen Exporteren en Importeren gebruiken om diverse sets instellingen voor de machine op te slaan. • Om alle instellingen op te slaan, selecteert u MFC-XXXX boven aan de lijst met instellingen en klikt u op vervolgens op Exporteren.
6 Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) 6 Opmerking Als u Windows® XP of Windows® 2000 Professional gebruikt, moet u zich aanmelden als beheerder. Faxen via de pc 6 Met Brother PC-FAX kunt u vanaf uw pc toepassingen en documentbestanden als standaardfax verzenden. U kunt een bestand dat in een willekeurige toepassing is gemaakt als fax vanaf de pc verzenden. U kunt bovendien een voorblad toevoegen.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) Gebruikersinformatie instellen 6 Opmerking U kunt de gebruikersinformatie openen in het dialoogvenster FAX Zenden door op te klikken. (Zie Bestand verzenden als PC-Fax met faxstijl-gebruikersinterface op pagina 89.) a Klik op de knop Start, Alle programma's, Brother, MFL-Pro Suite MFC-XXXX (waarbij XXXX uw modelnaam is), PC-FAX verzenden en vervolgens op PC-FAX Instelling.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) Het verzenden instellen 6 Klik in het dialoogvenster Brother PC-FAX Setup op het tabblad Verzenden. Het onderstaande scherm wordt geopend. Buitenlijn toegang Voer hier een nummer in om toegang te krijgen tot een buitenlijn. Dit nummer is soms nodig voor een lokaal PBX-telefoonsysteem (u moet bijvoorbeeld eerst het cijfer 9 kiezen om in uw kantoor toegang te krijgen tot een buitenlijn.).
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) Adresboek 6 Als Outlook Express op uw pc is geïnstalleerd, kunt u via Adresboek kiezen welk adresboek moet worden gebruikt voor het verzenden van een PC-FAX. Er zijn twee soorten: Brother Adresboek of Outlook Express. Voer voor het adresboekbestand het pad en de bestandsnaam in van de database waarin de adresboekinformatie staat Klik op de knop Bladeren om het gewenste databasebestand te selecteren.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) Snelkiezen instellen 6 Klik in het dialoogvenster Brother PC-FAX Setup op het tabblad Snelkies. (Deze functie is alleen beschikbaar als u de interface Faxstijl hebt geselecteerd.) Onder de tien Snelkies-toetsen kunt u namen of groepen opslaan. Een adres registreren onder een snelkiestoets a b c Klik op de Snelkies-toetsen die u wilt programmeren. Klik op de naam of de groep die u onder de Snelkies-toetsen wilt opslaan. Klik op Toevoegen >>.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) Het Brother-adresboek a 6 Selecteer in het Start-menu Alle programma's, Brother, MFL-Pro Suite MFC-XXXX (waarbij XXXX uw modelnaam is), PC-FAX verzenden en klik vervolgens op PC-FAX Adresboek. Het dialoogvenster Brother Adresboek verschijnt: Iemand in het adresboek opnemen 6 In het dialoogvenster Brother Adresboek kunt u leden en groepen toevoegen, bewerken of verwijderen.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) Nummergroepen voor groepsverzenden instellen 6 U kunt een groep aanmaken om vanaf uw pc dezelfde fax naar verschillende mensen tegelijk te versturen. a Klik in het dialoogvenster Brother Adresboek op het pictogram om een groep te maken. Het dialoogvenster Brother Adresboek Groepen Setup verschijnt: b c Voer de naam voor de nieuwe groep in het veld Groepsnaam in. d Als alle leden aan de groep zijn toegevoegd, klikt u op OK.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) Het adresboek exporteren 6 U kunt het volledige adresboek als een ASCII-tekstbestand (*.csv) exporteren. U kunt voor bepaalde leden ook een Vcard kiezen of maken, die bij alle uitgaande e-mail van deze leden zal worden gevoegd. (Een Vcard is een elektronisch visitekaartje waarop de contactinformatie van de afzender staat.) Het volledige, huidige adresboek exporteren 6 Opmerking Als u een Vcard maakt, moet u eerst de naam selecteren.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) In het adresboek importeren 6 U kunt ASCII-tekstbestanden (*.csv) of Vcards (elektronische visitekaartjes) in uw adresboek importeren. Een ASCII-tekstbestand importeren a Voer een van de volgende handelingen uit: Klik in het adresboek op Bestand, zet de muisaanwijzer op Importeren en klik op Tekst. Klik op Vcard en ga naar stap e. b Selecteer in de kolom Beschikbare items de gegevensvelden die u wilt importeren en klik op Toevoegen >>.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) Een voorblad instellen Klik in het dialoogvenster PC-FAX op het pictogram openen. 6 om het dialoogvenster PC-FAX Voorblad Setup te Het dialoogvenster Brother PC-FAX Voorblad Setup verschijnt: Informatie voor het voorblad invoeren 6 Opmerking Als u een fax naar meerdere personen verzendt, worden de gegevens van de geadresseerden niet op het voorblad afgedrukt.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) Bestand verzenden als PC-Fax met faxstijl-gebruikersinterface a b Maak een bestand aan in een willekeurige toepassing op uw pc. c Kies Brother PC-FAX als printer en klik op Afdrukken. De faxstijl-interface verschijnt: 6 Klik in het menu Bestand op Afdrukken. Het dialoogvenster Afdrukken verschijnt: Opmerking Als de e-mail-interface verschijnt, wijzigt u de instelling voor de gebruikersinterface. (Zie Het verzenden instellen op pagina 81.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) f Klik op Start om de fax te verzenden. Opmerking • Om de verzending te annuleren klikt u op Stop. • Als u een nummer opnieuw wilt kiezen, klikt u op Herkiezen om door de laatste vijf faxnummers te bladeren. Kies een nummer en klik op Start. Bestand verzenden als PC-Fax met interface in e-mailstijl. a b Maak een bestand aan in een willekeurige toepassing op uw pc. c Kies Brother PC-FAX als printer en klik op Afdrukken.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) e Schakel het selectievakje Voorblad Aan in als u een voorblad met een opmerking wilt meezenden. Opmerking U kunt ook op het pictogram f Klik op het verzendpictogram klikken om een voorblad te maken of te bewerken. . Opmerking Als u de verzending wilt annuleren klikt u op het pictogram Annuleren .
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) PC-FAX ontvangen (uitsluitend voor MFC-425CN, MFC-640CW en MFC-820CW) 6 Opmerking • Om faxen te ontvangen met PC-FAX moet u zich aanmelden als beheerder. • Als u PC-FAX Ontvangen wilt gebruiken met Windows® XP en u een firewall hebt geïnstalleerd, dient u het ontvangstprogramma Network PC-FAX uit te schakelen in de firewall-instellingen.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) De software PC-FAX inschakelen op de machine 6 Indien gewenst, kunt u de optie Reserveafdruk instellen. Als deze optie is ingeschakeld, wordt de fax afgedrukt voordat deze naar de pc wordt verzonden of als de pc is uitgeschakeld. (Voor MFC-425CN en MFC-640CW) a b Druk op Menu/Instellen (Menu/Set), 2, 5, 1. Druk op a of b om Ontvang PC Fax te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Menu/Set).
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) PC-FAX Ontvangen op de pc uitvoeren Selecteer in het Start-menu Alle Programma's, Brother, MFL-Pro Suite MFC-XXXX, ‘PC-FAX Ontvangst’ en klik dan op MFC-XXXX of MFC-XXXX LAN (waarbij XXXX de naam van uw model is). Het pictogram PC-FAX wordt op de taakbalk van uw pc weergegeven. Uw pc instellen 6 a Klik met de rechtermuisknop op het pictogram PC-FAX vervolgens op PC-Fax RX Setup.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) De netwerkinstellingen voor PC-FAX Ontvangen configureren 6 De instellingen om faxen naar uw pc te zenden zijn automatisch geconfigureerd tijdens de installatie van MFL-Pro Suite (raadpleeg de installatiehandleiding). Wanneer u een andere machine gebruikt dan die bij het installeren van de software van MFL-Pro Suite op de pc is geregistreerd, volgt u de onderstaande procedure.
Brother PC-FAX-software (uitsluitend voor MFC-modellen) Nieuwe PC-FAX-berichten bekijken 6 Wanneer uw pc bezig is met het ontvangen van een PC-FAX, wordt het pictogram afwisselend als weergegeven. Zodra de fax binnen is, verandert het pictogram in in . Het pictogram en verandert als de ontvangen fax eenmaal is bekeken. a b c Start PaperPort®. Open de map met ontvangen faxen. Dubbelklik op alle nieuwe faxberichten die u wilt openen en bekijken.
7 PhotoCapture Center™ 7 VOORZICHTIG Start uw pc NIET op terwijl zich een mediakaart in het mediastation van de machine bevindt. Doet u dit toch, dan kunnen de gegevens op de kaart verloren gaan of kan de kaart beschadigd raken. Opmerking • PhotoCapture Center™ leest alleen de kaart die als eerste in de machine is geplaatst. • Wanneer de machine bezig is met afdrukken via het PhotoCapture Center™, kan de pc via het PhotoCapture Center™ geen andere bewerkingen uitvoeren.
PhotoCapture Center™ Als u de mediakaart verwijdert, ga dan als volgt te werk om beschadiging aan de mediakaart te voorkomen. 7 a Klik in de Windows® Verkenner met de rechtermuisknop op het pictogram van de verwisselbare schijf en kies vervolgens Uitwerpen. b Wacht totdat de toets verwijderen.
PhotoCapture Center™ Voor gebruikers van een netwerkkabel (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) a b 7 Plaats een SmartMedia®-, CompactFlash®- 1, Memory Stick®- 2,Memory Stick Pro ™-, MultiMediaCard™-, SecureDigital™- of xD-Picture Card™ 1-kaart in de machine. 1 CompactFlash® type 1 en xD-Picture Card™ type M (grote capaciteit) worden ook door dit product ondersteund. 2 U kunt een MagicGate Memory Stick®-kaart gebruiken, maar de muziekgegevens op de kaart kunnen niet worden gelezen.
Paragraaf II ® Apple ® Macintosh Afdrukken en faxen Scannen II 101 114 129 ControlCenter2 Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) 146 Remote Setup en PhotoCapture Center™ 151
8 Afdrukken en faxen 8 Opmerking De schermen die in dit gedeelte staan afgebeeld, zijn afkomstig uit Mac OS® X 10.2.4. De schermen op uw Macintosh® kunnen variëren, afhankelijk van uw besturingssysteem. Een Apple® Macintosh® met USB instellen 8 Opmerking Voor aansluiting van de machine op uw Macintosh®, hebt u een USB-kabel nodig die niet langer is dan 2 meter. Onjuiste configuratie Sluit de machine NIET aan op een USB-poort op een toetsenbord of een USB-hub zonder voeding.
Afdrukken en faxen Gegevens in het geheugen wissen 8 Als het LCD-scherm Meer gegevens weergeeft, wist u de gegevens die in het geheugen zijn opgeslagen door op Stop/Eindigen (Stop/Exit) te drukken. De afdrukkwaliteit controleren 8 Als u de afdrukkwaliteit wilt controleren en wilt weten hoe u deze kunt verbeteren, raadpleegt u Afdrukkwaliteit verbeteren in de gebruikershandleiding.
Afdrukken en faxen Media type 8 Kies voor de beste afdrukkwaliteit het juiste afdrukmateriaal in het printerstuurprogramma. De machine wijzigt de manier waarop wordt afgedrukt, afhankelijk van het geselecteerde mediatype. Normaal papier Inkjetpapier Glanzend papier Transparanten Langzaam drogend papier Opmerking Kies Langzaam drogend papier voor het afdrukken op normaal papier waarop de inkt erg langzaam opdroogt. Deze instelling kan een lichtelijk vage tekst veroorzaken.
Afdrukken en faxen Media type Kleur/Grijstinten Geselecteerde afdrukkwaliteit Normaal papier Kleur/Grijstinten Snel normaal, Normaal, Fijn Inkjetpapier Kleur/Grijstinten Fijn, Foto Glanzend papier Kleur/Grijstinten Fijn, Foto, Max. Transparanten Kleur/Grijstinten Normaal, Fijn Langzaam drogend papier Kleur/Grijstinten Snel normaal, Normaal, Fijn Opmerking • De standaardinstellingen staan vetgedrukt. • De optie Max.
Afdrukken en faxen De Brother-inktdriver gebruiken (voor Mac OS® X) 8 De opties voor de pagina-instelling selecteren 8 a Klik in een toepassing, bijvoorbeeld Apple® TextEdit, op het menu Bestand en vervolgens op Paginainstelling. Zorg ervoor dat MFC-XXXX (waarbij XXXX de naam van uw model is) is geselecteerd in het keuzemenu Stel in voor. U kunt de instellingen voor Papierformaat, Richting en Vergroot/verklein wijzigen, waarna u op OK klikt.
Afdrukken en faxen Afdrukinstellingen selecteren 8 Als u speciale afdrukfuncties van de printer wilt beheren, moet u Afdrukinstellingen in het afdrukvenster selecteren. U kunt de instelling voor Kwaliteit, Soort papier, Kleur/Grijstinten, Papier dikte, Printkop heen en weer, Normaal printen versneld en In spiegelbeeld afdrukken wijzigen. Opmerking (Zie Resolutie in Specificaties van de gebruikershandleiding.
Afdrukken en faxen De Brother-inktdriver gebruiken (voor Mac OS® 9.1-9.2) 8 Een printer kiezen 8 a Open de Kiezer via het Apple-menu. b Klik op het pictogram Brother Ink. Klik rechts van de Kiezer op de printer waarop u wilt afdrukken. Sluit de Kiezer. Pagina-instelling a 8 Klik in een toepassing, zoals Presto!® PageManager® op Bestand en vervolgens op Page Setup. U kunt de instellingen wijzigen voor Papierformaat, Papier dikte, Papiertoevoer, Afdrukstand, Printen zonder randen en Scaling.
Afdrukken en faxen Een document afdrukken a 8 Klik in een toepassing, zoals Presto!® PageManager® op Bestand en vervolgens op Print. Klik op Print om af te drukken. Opmerking Als u de opties Kopieën, Pagina's, Kwaliteit, Media type of Kleur/Grijstinten wilt wijzigen, geeft u eerst de gewenste instellingen op en klikt u vervolgens op Print. Klik op de knop Optie of Instellen om Beeld type of andere afdrukopties te wijzigen.
Afdrukken en faxen Een fax verzenden (Alleen voor MFC-modellen) Voor Mac OS® X 8 8 U kunt rechtstreeks vanaf uw Macintosh® een fax verzenden. a b Maak een document aan in een Macintosh®-toepassing. c Selecteer Fax verzenden in het keuzemenu. Klik in het menu Bestand op Druk af.
Afdrukken en faxen d Kies Fax uit het keuzemenuUitvoer. e Voer een faxnummer in het veld Invoer Faxnummer en klik op Druk af om de fax te verzenden. Opmerking Indien u een fax naar meer nummers wilt verzenden, klikt u op Voeg toe nadat u het eerste faxnummer hebt ingevoerd. De faxnummers van bestemming worden toegevoegd in het dialoogvenster.
Afdrukken en faxen Een vCard uit het Mac OS® X Adresboek slepen 8 U kunt een faxnummer adresseren met een vCard (een elektronisch visitekaartje) uit het programma Adresboek van Mac OS® X. a b Klik op Adresboek. Sleep een vCard uit het Mac OS® X Adresboek naar het veld Bestemming Faxnummers. Opmerking Als zowel faxnummers voor kantoor en privé in Mac OS® X Adresboek zijn opgeslagen, kiest u fax kantoor of fax privé uit de keuzelijst Opgeslagen Faxnummers voordat u een vCard uit het adresboek sleept.
Afdrukken en faxen Voor Mac OS® 9.1 -9.2 8 U kunt rechtstreeks vanaf uw Macintosh® een fax verzenden. a b Maak een document aan in een Macintosh®-toepassing. Klik in het menu Bestand op Print. Het printervenster verschijnt: Als Printer is geselecteerd, staat op de bovenste knop Print en is de knop Adres niet beschikbaar. c Kies Fax uit het keuzemenuUitvoer. Wanneer Fax is geselecteerd, staat op de bovenste knop Verzenden en is de knop Adres beschikbaar.
Afdrukken en faxen d Klik op Verzenden. Het dialoogvenster Fax verzenden wordt geopend. Het dialoogvenster Fax verzenden heeft twee keuzelijsten. In de linkerlijst staan alle reeds Opgeslagen Faxnummers en in de rechterlijst wordt de Bestemming Faxnummers weergegeven. e f Voer een faxnummer in het veld Invoer Faxnummer in. Nadat u uw fax hebt geadresseerd, klikt u op de knop Fax verzenden.
9 Scannen 9 Scannen vanaf een Macintosh® 9 De software van de Brother-machine wordt geleverd met een TWAIN-scannerdriver voor Macintosh®. U kunt deze TWAIN-scannerdriver voor Macintosh® gebruiken met alle toepassingen die de TWAIN-specificaties ondersteunen. Opmerking Als u vanaf de machine in een netwerk wilt scannen, selecteert u de netwerkmachine in de toepassing Device Selector in Macintosh HD/Bibliotheek/Printers/Brother/Utilities of via het keuzemenu Model in ControlCenter2.
Scannen Een beeld naar uw Macintosh® scannen 9 U kunt een hele pagina scannen of u kunt een deel scannen als u het document vooraf hebt gescand. Een hele pagina scannen a 9 Plaats uw document in de automatische documentinvoer. Opmerking Wanneer u een flatbed-type hebt, kunt u het document ook op de glasplaat leggen.
Scannen e Geef de benodigde instellingen op voor Resolutie, Type scan (Grijstinten), Helderheid, Contrast en Grootte in het dialoogvenster Scannerinstelling. f Klik op Starten. Nu wordt alleen het geselecteerde gedeelte van het document weergegeven in het venster van de toepassing. g U kunt het beeld met uw bewerkingssoftware verbeteren. Instellingen in het scannervenster 9 Resolutie 9 U kunt de scanresolutie wijzigen in de keuzelijst Resolutie.
Scannen Hoewel 24bit kleur een beeld met de meest nauwkeurige kleurreproductie oplevert, is het beeldbestand dat met deze optie wordt gemaakt ongeveer drie keer zo groot als het bestand dat met de optie voor 8bit kleur wordt gemaakt. Deze modus vergt het meeste geheugen en de langste overdrachttijd. Te scannen gedeelte 9 Stel de grootte in op een van de volgende instellingen: A4 210 × 297 mm JIS B5 182 × 257 mm Letter 8.5 × 11 in Legal 8.5 × 14 in A5 148 × 210 mm Executive 7.25 × 10.
Scannen Het beeld bijstellen 9 Helderheid Stel de instelling voor helderheid bij (-50 tot 50) tot u het beste resultaat krijgt. De standaardinstelling is 0, waarmee een gemiddelde wordt bereikt. Deze instelling is voor de meeste beelden geschikt. U kunt de Helderheid instellen door de schuifknop naar rechts of naar links te slepen om het beeld lichter of donkerder te maken. U kunt ook een waarde in het invoerveld typen.
Scannen De scantoets gebruiken (voor gebruikers van een USB-kabel) 9 Opmerking • Voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter. • Raadpleeg De scantoets gebruiken op pagina 148 als u de toets Scan in een netwerk gebruikt. U kunt de toets (Scan) op het bedieningspaneel gebruiken om documenten rechtstreeks naar uw tekstverwerker, grafische toepassing, e-mailprogramma of een map op de Macintosh® te scannen.
Scannen Scannen naar Afbeelding 9 U kunt een plaatje in kleur naar een grafische toepassing scannen en dit vervolgens bekijken en bewerken. U kunt de configuratie van de toets PreView) op pagina 132.) a b c d (Scan) wijzigen. (Zie Afbeelding (voorbeeld: Apple® Plaats uw document in de machine. Druk op de toets (Scan). Druk op a of b om Scan naar beeld te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Menu/Set), Instellen (Set) of OK. Druk op Mono Start of Kleur Start (Colour Start). Het scanproces begint.
Scannen Scannen naar bestand 9 U kunt een document in zwart-wit of kleur naar uw Macintosh® scannen en dit als een bestand in de map van uw keuze opslaan. Welk bestandstype en welke map wordt gebruikt, is afhankelijk van de instellingen die u hebt gekozen in het venster Naar bestand scannen van het Brother MFL-Pro ControlCenter2. (Zie Bestand op pagina 136.) a b c d Plaats uw document in de machine. Druk op de toets (Scan). Druk op a of b om Scan naar file te selecteren.
Scannen a Plaats een SmartMedia®-, CompactFlash®- 1, Memory Stick®- 2,Memory Stick Pro ™-, MultiMediaCard™-, SecureDigital™- of xD-Picture Card™ 1-kaart in de machine. 1 2 CompactFlash® type 1 en xD-Picture Card™ type M (grote capaciteit) worden ook door dit product ondersteund. U kunt een MagicGate Memory Stick®-kaart gebruiken, maar de muziekgegevens op de kaart kunnen niet worden gelezen.
Scannen De standaardkwaliteit wijzigen (Uitsluitend voor MFC-425CN en MFC-640CW) a 9 9 Druk op Menu/Instellen (Menu/Set), 4, 8, 1. 1.Kwaliteit b Druk op a of b om 200x100 dpi z/w, 200 dpi ZW/W, 150dpi 16kl, 300dpi 16kl of 600dpi 16kl te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Menu/Set). c Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). (Voor DCP-modellen) a b Druk op Menu. c Druk op a of b om 8.Scan n. kaart te selecteren. Druk op Instellen (Set). d Druk op a of b om 1.Kwaliteit te selecteren.
Scannen Het standaardformaat voor zwart-witbestanden wijzigen (Uitsluitend voor MFC-425CN en MFC-640CW) a 9 9 Druk op Menu/Instellen (Menu/Set), 4, 8, 2. 2.Z/W BestType b Druk op a of b om TIFF of PDF te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Menu/Set). c Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). (Voor DCP-modellen) a b Druk op Menu. c Druk op a of b om 8.Scan n. kaart te selecteren. Druk op Instellen (Set). d Druk op a of b om 2.Z/W BestType te selecteren. Druk op Instellen (Set).
Scannen Het standaardformaat voor kleurenbestanden wijzigen (Uitsluitend voor MFC-425CN en MFC-640CW) a 9 9 Druk op Menu/Instellen (Menu/Set), 4, 8, 3. 3.KleurBest.Type b Druk op a of b om PDF of JPEG te selecteren. Druk op Menu/Instellen (Menu/Set). c Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). (Voor DCP-modellen) a b Druk op Menu. c Druk op a of b om 8.Scan n. kaart te selecteren. Druk op Instellen (Set). d Druk op a of b om 3.KleurBest.Type te selecteren. Druk op Instellen (Set).
Scannen Presto!® PageManager® Gebruiken 9 Presto!® PageManager® is een toepassing voor het beheer van documenten op uw Macintosh®. Omdat Presto!® PageManager® compatibel is met de meeste beeldbewerkings- en tekstverwerkingsprogramma's, biedt dit programma u onbeperkte controle over uw Macintosh®-bestanden. U kunt eenvoudig en snel uw documenten beheren, uw e-mail en bestanden bewerken en documenten lezen met de ingebouwde OCRsoftware van Presto!® PageManager®.
Scannen Technische ondersteuning 9 Voor V.S. Bedrijfsnaam: Newsoft America Inc. Adres: 4113 Clipper Court FremontCA 94538, V.S. Telefoon: 510-4458600 Fax: 510-4458601 E-mail: contactus@newsoftinc.com URL: http://www.newsoft.com Voor Canada E-mail: contactus@newsoftinc.com Duitsland Bedrijfsnaam: NewSoft Europe Adres: Regus Center Fleethof Stadthausbrucke 320355 Hamburg, Duitsland Telefoon: 49-40-37644530 Fax: 49-40-37644500 E-mail: contact@newsoft.eu.com URL: http://de.newsoft.
Scannen Frankrijk Bedrijfsnaam: Partners in Europe Adres: Unit 14, Distribution Centre, Shannon Ind. Est Shannon, Co. Clare, Ierland Telefoon: 0800-917171 E-mail: Newsoft@pie.ie Italië Bedrijfsnaam: V.I.P Adres: Niet open Telefoon: 166821700 Fax: 532786999 E-mail: supporto@gensoftonline.com Spanje Bedrijfsnaam: Atlantic Devices Adres: Caputxins, 58, 08700 Igualada Telefoon: 938040702-33 Fax: 938054057 E-mail: support@atlanticdevices.com Overige landen E-mail: tech@newsoft.eu.
10 ControlCenter2 10 Opmerking De functies die in het ControlCenter2 kunnen worden gebruikt, zijn afhankelijk van het model. ControlCenter2 gebruiken (voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter) 10 ControlCenter2 is een hulpprogramma waarmee u snel en gemakkelijk toegang krijgt tot applicaties die u veelvuldig gebruikt. Met gebruik van ControlCenter2 hoeven specifieke applicaties niet meer handmatig te worden gestart. Het pictogram verschijnt op de menubalk.
ControlCenter2 De functie Automatisch laden uitschakelen 10 Als u niet wilt dat ControlCenter2 automatisch wordt gestart zodra de Macintosh® wordt opgestart, doet u het volgende: a Klik op het pictogram ControlCenter2 in de menubalk en kies Voorkeuren. Het venster Voorkeuren van ControlCenter2 verschijnt. b c Schakel het selectievakje Start het ControlCenter op de computer startup uit. Klik op OK om het venster te sluiten.
ControlCenter2 Met ControlCenter2 kunt u de hardware voor de Scan-toets op uw machine en de bedieningsknop Software voor elke scanfunctie configureren. Om de hardwaretoets Scan op de machine te configureren, kiest u het tabblad Bedieningsknop Apparaat in het configuratiemenu voor alle SCAN-knoppen. Om de bedieningsknop Software in ControlCenter2 te configureren, kiest u het tabblad Bedieningsknop Software in het configuratiemenu voor elk van de SCAN-knoppen.
ControlCenter2 SCAN 10 Dit venster bevat vier scanknoppen voor de toepassingen Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Opmerking U kunt de Scan-toets op de machine voor elke knop in ControlCenter2 configureren op het tabblad Bedieningsknop Apparaat. Afbeelding (voorbeeld: Apple® PreView) 10 Met de functie Scannen naar Afbeelding kunt u een beeld direct in de grafische toepassing voor bewerking van het beeld scannen.
ControlCenter2 Voer de naam in het veld Applicatienaam (maximaal 30 tekens) in en selecteer de gewenste toepassing door op de knop Browse te klikken. Kies bovendien het bestandstype uit het keuzemenu Type Bestand. U kunt toepassingen die u hebt toegevoegd ook weer verwijderen. Selecteer de Applicatienaam en klik op de knop Verwijderen. Opmerking Deze functie is ook beschikbaar voor Scannen naar E-mail en Scannen naar OCR. Het venster kan afhankelijk van de functie variëren.
ControlCenter2 OCR (tekstverwerkingsprogramma) 10 Scannen naar OCR converteert de gegevens van het grafische beeld naar tekst die in een tekstverwerkingsprogramma kan worden bewerkt. U kunt het standaardtekstverwerkingsprogramma wijzigen. Als u Scannen naar OCR wilt configureren, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt en kiest u Bedieningsknop Software. Als u het tekstverwerkingsprogramma wilt wijzigen, kiest u het juiste tekstverwerkingsprogramma uit het keuzemenu Doel Applicatie.
ControlCenter2 E-mail 10 Met de functie Scannen naar E-mail kunt u een document naar uw standaard-e-mailprogramma scannen zodat u de gescande opdracht als bijlage kunt versturen. Als u de standaard e-mailtoepassing of het bestandstype van de bijlage wilt wijzigen, klikt u met de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt en kiest u Bedieningsknop Software. Als u het e-mailprogramma wilt wijzigen, selecteert u het gewenste e-mailprogramma uit het keuzemenu E-mail Programma.
ControlCenter2 Bestand 10 Via de knop Scannen naar Bestand kunt u een beeld scannen en het in elk gewenst bestandsformaat in een map op uw harde schijf opslaan. Zo kunt u uw papieren documenten op eenvoudige wijze archiveren. Als u het bestandstype en de map wilt instellen, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt en kiest u Bedieningsknop Software. Selecteer het bestandstype voor het opgeslagen beeld in het keuzemenu Type Bestand.
ControlCenter2 CUSTOM SCAN 10 Er zijn vier scanknoppen die u naar eigen wens kunt configureren. Als u een knop wilt configureren, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt. Het configuratievenster verschijnt. U kunt kiezen uit vier scanfuncties: Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Scannen naar Afbeelding Hiermee kunt u een pagina rechtstreeks naar een beeldviewer/-editor scannen.
ControlCenter2 Scannen naar Afbeelding 10 Het tabblad Algemeen Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Het tabblad Instellingen Kies de instellingen voor Doel applicatie, Type Bestand, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast.
ControlCenter2 Scannen naar OCR 10 Het tabblad Algemeen Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Het tabblad Instellingen Kies de instellingen voor Doel Applicatie, Type Bestand, Software OCR, OCR-taal, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast.
ControlCenter2 Scannen naar E-mail 10 Het tabblad Algemeen Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Het tabblad Instellingen Kies de instellingen voor E-mail Programma, Type Bestand, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast.
ControlCenter2 Scannen naar Bestand 10 Het tabblad Algemeen Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Het tabblad Instellingen Kies bovendien het bestandstype uit het keuzemenu Type Bestand. U kunt het bestand in de standaardmap opslaan of u kunt een andere map kiezen door op de knop Browse te klikken.
ControlCenter2 KOPIE / PC-FAX 10 U kunt de knoppen Kopie1-Kopie4 aanpassen zodat u geavanceerde kopieerfuncties, zoals N-op-1afdrukken, kunt gebruiken. Voordat u de knoppen Kopie kunt gebruiken, moet u eerst de printerdriver configureren door op de knop te klikken terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt. Voer een naam in het veld Naam voor Kopie in (maximaal 30 tekens) en kies Kopieer Reden.
ControlCenter2 INSTELLINGEN APPARAAT 10 U kunt de instellingen van de machine configureren of het inktpeil bekijken door op de betreffende knop te klikken. Remote Setup (Niet mogelijk voor DCP-modellen en MFC-215C) 10 Met de knop Remote Setup opent u het venster Remote Setup Program waarin u de instellingenmenu’s van de machine kunt configureren. Opmerking Raadpleeg Remote Setup (voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter) (Niet mogelijk voor DCP-modellen en MFC-215C) op pagina 151 voor meer informatie.
ControlCenter2 Quick-Dial (Niet mogelijk voor DCP-modellen en MFC-215C) 10 Met de knop Quick-Dial opent u het venster Kiesgeheugen van het Remote Setup, zodat u de kiesnummers eenvoudig vanaf uw Macintosh® kunt instellen of wijzigen. (Uitgezonderd MFC-820CW) (MFC-820CW) U kunt maximaal twee fax- of telefoonnummers per sneltoets in het kiesgeheugen opslaan.
ControlCenter2 Ink Level 10 Met de knop Ink Level opent u het venster Brother Status Monitor, waarin het inktpeil voor elk patroon wordt weergegeven. Opmerking De applicatie Brother Status Monitor bevindt zich in Macintosh HD/Bibliotheek/Printers/Brother/Utilities.
11 Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) 11 Opmerking Voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter. Als u van de machine in een netwerk wilt scannen, selecteert u de netwerkmachine in de toepassing DeviceSelector in Macintosh HD/Bibliotheek/Printers/Brother/Utilities of via het keuzemenu Model in het hoofdscherm van ControlCenter2.
Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) c Specificeer uw machine per IP-adres of nodenaam. Als u het IP-adres wilt wijzigen, voert u een nieuw IP-adres in. Als u de nodenaam van uw machine wilt wijzigen, voert u een nieuwe nodenaam in. Ieder (machine)knooppunt heeft zijn eigen nodenaam. U kunt de nodenaam vinden door de configuratiepagina van de machine af te drukken. (Zie de netwerkhandleiding op de cd-rom voor verdere informatie.
Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) De scantoets gebruiken 11 Opmerking Raadpleeg De scantoets gebruiken (voor gebruikers van een USB-kabel) op pagina 119 als u de toets Scan op USB gebruikt. Scannen naar E-mail 11 Wanneer u Scannen naar E-mail (Macintosh®) selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de Macintosh® verzonden die u in het netwerk hebt ingesteld.
Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Scannen naar Afbeelding 11 Wanneer u Scannen naar Afbeelding selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de Macintosh® verzonden die u in het netwerk hebt ingesteld. ControlCenter2 activeert de standaard grafische toepassing op de ingestelde Macintosh®. U kunt de scanconfiguratie wijzigen. (Zie Afbeelding (voorbeeld: Apple® PreView) op pagina 132.) a b c Plaats uw document in de machine. Druk op Scan.
Scannen in een netwerk (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Scannen naar Bestand 11 Wanneer u Scannen naar Bestand selecteert, kunt u een zwart-wit-document of kleurendocument scannen en direct verzenden naar een Macintosh® in het netwerk. Het bestand wordt opgeslagen in de map en in het bestandsformaat dat u hebt geconfigureerd in ControlCenter2 op de ingestelde Macintosh®. U kunt de scanconfiguratie wijzigen. (Zie Bestand op pagina 136.) a b c Plaats uw document in de machine.
12 Remote Setup en PhotoCapture Center™ Remote Setup (voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter) (Niet mogelijk voor DCP-modellen en MFC-215C) 12 12 Met de toepassing Remote Setup kunt u verscheidene instellingen voor de machine configureren vanuit een Macintosh®-toepassing. Als u deze toepassing opent, worden de instellingen van de machine automatisch naar uw Macintosh® overgebracht en weergegeven op het scherm van uw Macintosh®. Als u de instellingen wijzigt, kunt u deze direct naar de machine overbrengen.
Remote Setup en PhotoCapture Center™ Opmerking • Om een instelling te exporteren, selecteert u de instelling (bijvoorbeeld Kiesgeheugen) in de lijst met instellingen en klikt u vervolgens op Exporteren. Elke instelling die u exporteert, wordt als een afzonderlijk bestand opgeslagen. • Wanneer u de machine wilt wijzigen die bij het installeren van MFL-Pro Suite op uw Macintosh® is geregistreerd (zie de installatiehandleiding), of als de netwerkomgeving is gewijzigd, moet u een andere machine opgeven.
Remote Setup en PhotoCapture Center™ c U kunt een bestand bewerken en op een andere schijf van de Macintosh® opslaan. d Sluit alle toepassingen die gegevens op de mediakaart gebruiken en sleep het pictogram Verwisselbare schijf naar de Prullenmand voordat u de mediakaart uit de machine verwijdert.
Remote Setup en PhotoCapture Center™ Voor gebruikers van een netwerkkabel (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) a 12 Plaats een SmartMedia®-, CompactFlash®- 1, Memory Stick®- 2,Memory Stick Pro ™-, MultiMediaCard™-, SecureDigital™- of xD-Picture Card™ 1-kaart in de machine. 1 CompactFlash® type 1 en xD-Picture Card™ type M (grote capaciteit) worden ook door dit product ondersteund.
A Index A R Afdrukken Macintosh ® Brother-stuurprogramma ................. 105, 107, 109 Windows® printerstuurprogramma ......................................... 5 Remote Setup Macintosh® (Mac OS® X) .................................... 151 Windows® .............................................................. 77 C Scannen Macintosh® Presto!® PageManager® ...........................120, 126 Scantoets .......................................................... 119 Windows® naar de pc .................
Dit product is uitsluitend goedgekeurd voor gebruik in het land van aanschaf. Lokale Brother-vestigingen en -dealers bieden alleen ondersteuning voor machines die in het land van vestiging zijn aangeschaft.