SOFTWAREHANDLEIDING MFC-8460N MFC-8860DN MFC-8870DW DCP-8060 DCP-8065DN Versie A
Inhoudsopgave Paragraaf I 1 Windows® Afdrukken De Brother-printerdriver gebruiken ............................................................................................................2 Een document afdrukken...........................................................................................................................3 Duplex (dubbelzijdig) printen .....................................................................................................................
2 Scannen Een document scannen met de TWAIN-driver ........................................................................................33 TWAIN-compatibel ............................................................................................................................33 Toegang krijgen tot de scanner .........................................................................................................34 Een document naar de PC scannen.......................................................
Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Voordat u netwerkscannen gebruikt ........................................................................................................79 Netwerklicentie ..................................................................................................................................79 Netwerkscannen configureren...........................................................................................................
Paragraaf II 7 Apple® Macintosh® Afdrukken en faxen Een Apple® Macintosh® met USB instellen ...........................................................................................112 Bedieningstoets voor de printer .............................................................................................................113 Opdracht annuleren.........................................................................................................................113 De toets Secure....................
9 ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) Werken met ControlCenter2 ..................................................................................................................147 De functie Automatisch laden uitschakelen.....................................................................................148 SCAN...............................................................................................................................................148 CUSTOM SCAN ......................
Paragraaf I ® Windows Afdrukken Scannen ControlCenter2 Netwerkscannen (Voor modellen met ingebouwd netwerk) Remote Setup (niet mogelijk voor DCP-modellen) Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) I 2 33 56 79 91 93
1 Afdrukken 1 De Brother-printerdriver gebruiken 1 Een printerdriver is een programma dat gegevens in het door de PC gebruikte formaat omzet in het formaat dat door een bepaalde printer kan worden gebruikt; dit is meestal een printeropdrachttaal of een page description language (PDL). De printerdrivers staan op de meegeleverde CD-ROM. Installeer de drivers aan de hand van de installatiehandleiding.
1. Afdrukken Een document afdrukken 1 Zodra de machine gegevens ontvangt van uw computer, wordt het afdrukken gestart door papier uit de papierlade te halen. Uw machine kan op veel verschillende soorten papier en enveloppen afdrukken. (Zie de Gebruikershandleiding voor informatie over de Papierlade en Aanbevolen papiersoorten.) a Kies de opdracht Afdrukken vanuit uw toepassing.
1. Afdrukken Duplex (dubbelzijdig) printen 1 De bijgeleverde printerdriver ondersteunt duplex printen. Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken 1 Wanneer het papier dun is, kan het gekreukt raken. Als het papier gekruld is, moet u het strekken en vervolgens in de papierlade of de MP-lade terugplaatsen. Als het papier niet goed wordt ingevoerd, kan het gekruld zijn. Verwijder het papier en leg het recht.
1. Afdrukken Automatisch duplex (dubbelzijdig) printen (voor modellen die automatisch duplex printen ondersteunen) 1 Opmerking • Gebruik papier van het formaat A4, Letter of Legal wanneer u de functie automatisch duplex printen gebruikt. • Zorg dat het achterpaneel gesloten is. • Controleer of de duplex-lade op de juiste wijze in de printer is geïnstalleerd. • Als het papier gekruld is, moet u het strekken en vervolgens in de papierlade terugplaatsen. • U zou normaal papier moeten gebruiken.
1. Afdrukken Bedieningstoets voor de printer 1 Opdracht Annuleren 1 Druk op Opdracht Annuleren om de huidige afdruktaak te annuleren. Als de status-LED geel wordt, wist u de gegevens die in het printergeheugen zijn opgeslagen door op Opdracht Annuleren te drukken. De toets Secure 1 Beveiligde gegevens zijn beschermd met een wachtwoord. Alleen diegenen die het wachtwoord kennen, kunnen de beveiligde gegevens afdrukken.
1. Afdrukken Opmerking • Wanneer u de stroom uitzet, worden de beveiligde gegevens uit het geheugen gewist. • Wanneer u de beveiligde gegevens hebt afgedrukt, worden deze uit het geheugen gewist. Ondersteuning van Printeremulaties 1 Uw machine zal printopdrachten ontvangen in een printer job language of door middel van emulatie. Verschillende besturingssystemen en toepassingen sturen de afdrukopdrachten in verschillende talen.
1. Afdrukken De emulatiemodus instellen a Druk op Menu, 4, 1. (Druk voor DCP-modellen op Menu, 3, 1.) b Druk opa of b om Auto(EPSON), Auto(IBM), HP LaserJet, BR-Script 3, Epson FX-850 of IBM Proprinter te selecteren. Druk op OK. c Druk op Stop/Eindigen 1 Opmerking Wij adviseren u de functie emulatie met uw toepassingssoftware of netwerkserver in te stellen.
1. Afdrukken Statusvenster 1 Het hulpprogramma Status Monitor is een software tool die geconfigureerd kan worden om de status van één of meer apparaten te monitoren, waardoor u onmiddellijk bericht ontvangt van storingen zoals papierstoring of papier op. De Status Monitor inschakelen 1 a Klik op Brother MFC-XXXX (of DCP-XXXX) Printer* in Start/Alle Programma's/Brother/ MFL-Pro Suite MFC-XXXX (of DCP-XXXX)/Statusvenster op uw PC. Het Statusvenster venster verschijnt.
1. Afdrukken De status van de machine’ controleren 1 Het pictogram Statusvenster verandert van kleur al naargeland de status van de machine. Een groen pictogram betekent dat het apparaat stand-by staat. Een geel pictogram duidt op een waarschuwing. Een rood pictogram betekent dat zich een afdrukfout heeft voorgedaan.
1. Afdrukken Instellingen van de printerdriver (voor Windows®) 1 Opmerking Bij gebruik van Macintosh®, zie De Brother Laser driver voor Macintosh® (Mac OS® X) gebruiken op pagina 117 of De Brother Laser driver voor Macintosh® (Mac OS® 9.1 tot 9.2) gebruiken op pagina 120. Als u vanaf uw computer afdrukt, kunt u de volgende printerinstellingen wijzigen: Papierformaat Meerdere pag.
1. Afdrukken De instellingen van de printerdriver openen (voor Windows®) a b 1 Selecteer Afdrukken in het Bestand menu in uw toepassingssoftware. Selecteer Brother MFC-XXXX (of DCP-XXXX) Printer* en klik op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen. (Document Default for Windows NT ® 4.0) Het printerdialoogvenster verschijnt. *(Waarbij XXXX uw modelnaam is en als u via USB aangesloten bent, dan maakt USB deel uit van de naam van de printerdriver.
1. Afdrukken Functies in Windows® printerdriver 1 Het tabblad Normaal 1 1 2 3 4 a b c d Kies Papierformaat, Meerdere pag. afdrukken, Afdrukstand, Aantal en Soort papier. Kies Duplex / Folder instelling. Kies Papierbron (Eerste pagina en Andere pagina’s). Klik op de knop OK om de door u geselecteerde instellingen toe te passen. Om terug te gaan naar de Standaard-instellingen, klikt u op de knop Standaard en vervolgens op OK. Papierformaat 1 In de keuzelijst kiest u welk papierformaat u gebruikt.
1. Afdrukken Paginavolgorde 1 Als de optie N in 1 is geselecteerd, kan de paginavolgorde via de keuzelijst geselecteerd worden. Rand 1 Als u meerdere pagina's op één vel afdrukt met behulp van de functie Meerdere pagina’s, kunt u kiezen of u een rand, stippellijn of geen rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken. Afdrukstand 1 Deze functie selecteert de stand waarin uw document zal worden afgedrukt (Staand of Liggend). Aantal 1 Hiermee selecteert u hoeveel exemplaren moeten worden afgedrukt.
1. Afdrukken Soort papier (Voor modellen die automatisch Duplex printen ondersteunen) 1 U kunt de volgende papiersoorten kiezen voor uw machine. Voor de beste afdrukkwaliteit selecteert u welke papiersoort u wilt gebruiken. Normaal papier Dun papier Dikker papier Dik papier Briefpapier Transparanten Enveloppen Env. Dik Env. Dun Kringlooppapier Opmerking • Selecteer Normaal papier wanneer u normaal papier gebruikt (70 tot 95 g/m).
1. Afdrukken Het tabblad Geavanceerd 1 Klik op één van de volgende pictogrammen om de desbetreffende functie in te stellen: 1 2 3 4 5 1 Afdrukkwaliteit 2 Duplex 3 Watermerk 4 Pagina-instelling 5 Opties apparaat Opmerking Om terug te gaan naar de standaardinstellingen, klikt u op de knop Standaard.
1. Afdrukken Afdrukkwaliteit 1 Resolutie 1 U kunt de resolutie als volgt instellen: 1200 dpi HQ 1200 600 dpi 300 dpi Als u de hoogwaardige instelling van 1.200 dpi gebruikt, dan is de afdruksnelheid lager. Toner-bespaarstand 1 Met deze functie kunt u toner besparen. Wanneer u de Toner-bespaarstand op Aan zet, zijn de afdrukken lichter. De standaardinstelling is Uit. Opmerking Wij adviseren de Toner-bespaarstand niet voor het afdrukken van foto’s of beelden met grijstinten.
1. Afdrukken Vink Duplex aan, als u de functie Duplex (dubbelzijdig) printen wilt gebruiken. Gebruik Duplex-eenheid 1 Kruis het vakje Duplex aan en selecteer vervolgens Duplexbak gebruiken. In deze stand print de machine automatisch op beide zijden van het papier. Handmatig Duplex 1 Kruis het vakje Duplex aan en selcteer Handmatig tweezijdig afdrukken. In deze stand print de machine eerst alle pagina’s met even nummers.
1. Afdrukken Soort duplex 1 U kunt Soort duplex kiezen. Voor iedere afdrukstand zijn zes soorten duplex beschikbaar. Aan linkerkant omslaan Aan rechterkant omslaan Aan bovenkant omslaan Aan onderkant omslaan Aan bovenkant omslaan (Niet ondersteboven) Aan onderkant omslaan (Niet ondersteboven) Inbindmarge Kruis de optie Inbindmarge aan. U kunt de waarde van de inbindmarge invoeren in inch (0 - 8 inch) of millimeter [0 – 203,2 mm].
1. Afdrukken Aan linkerkant omslaan Aan rechterkant omslaan Aan bovenkant omslaan Aan onderkant omslaan Aan bovenkant omslaan (Niet ondersteboven) Aan onderkant omslaan (Niet ondersteboven) Inbindmarge Kruis de optie Inbindmarge aan. U kunt de waarde van de inbindmarge invoeren in inch (0 - 8 inch) of millimeter [0 – 203,2 mm].
1. Afdrukken Watermerk 1 U kunt een logo of tekst als watermerk op uw document afdrukken. U kunt één van de voorgeprogrammeerde watermerken kiezen of een zelfgemaakt bitmapbestand gebruiken. Selecteer Watermerk gebruiken en selecteer vervolgens het watermerk dat u wilt gebruiken. Transparant 1 Selecteer Transparant om het watermerk op de achtergrond van uw document af te drukken. Als deze optie niet is geselecteerd, wordt het watermerk over de tekst of het beeld van uw document afgedrukt.
1. Afdrukken Watermerk instellen 1 U kunt de grootte van het watermerk en de plaats op de pagina wijzigen door het watermerk te selecteren en op de knop Bewerken... te klikken. Als u een nieuw watermerk wilt toevoegen, klikt u op de knop Nieuw..., en selecteert u vervolgens Tekst of Bitmap bij de optie Stijl van watermerk. Titel U kunt VERTROUWELIJK, AANTAL of CONCEPT selecteren als standaardtitel, of een door u gewenste titel in het veld invoeren.
1. Afdrukken Pagina-instelling 1 Schaal 1 U kunt de afdrukgrootte van uw document wijzigen met de functie Scaling. Selecteer Uit als u het document wilt afdrukken zoals het op uw scherm wordt weergegeven. Vink Aanpassen aan papierformaat aan als uw document een ongebruikelijk formaat heeft, of als u alleen het standaardpapierformaat hebt. Selecteer Vrij als u het formaat wilt wijzigen.
1. Afdrukken Opties apparaat 1 Op dit tabblad kunt u de volgende soorten printerfuncties instellen: Afdruk beveiligen Snelle printerinstelling Statusvenster Macro Beheerder (alleen voor gebruikers van Windows ® 98/98SE/Me) Opdracht/bestand invoegen (alleen voor gebruikers van Windows ® 98/98SE/Me) Datum & tijd afdrukken Dichtheid afstelling Foutmelding afdrukken Opmerking De lijst Opties Apparaat kan verschillen al naargelang het model.
1. Afdrukken Afdruk beveiligen 1 Beveiligde documenten zijn documenten die bij het verzenden naar de machine zijn beveiligd met een wachtwoord. Alleen diegenen die het wachtwoord kennen, kunnen deze documenten afdrukken. Omdat de documenten zijn beveiligd op de machine, moet u het wachtwoord invoeren op het bedieningspaneel van de machine om deze documenten te printen. Een beveiligd document verzenden: a b c Selecteer Afdruk beveiligen in het Printerfunctie menu en kruis Afdruk beveiligen aan.
1. Afdrukken Statusvenster 1 Hiermee wordt de status van de machine (eventuele storingen van de machine) tijdens het afdrukken weergegeven. De standaardinstelling voor de Status Monitor is uit. Als u de Status Monitor in wilt schakelen, gaat u naar het tabblad Geavanceerd, selecteert u Opties apparaat en selecteert u daarna Statusvenster. Macro 1 U kunt een pagina of een document als macro in het printergeheugen opslaan.
1. Afdrukken Datum & tijd afdrukken 1 Als u de optie Datum & tijd afdrukken hebt ingeschakeld, worden de datum en de tijd die uw computerklok aangeeft automatisch op het document afgedrukt. Klik op de knop Instelling… om Datum, Tijd, Positie en Lettertype te wijzigen. Als u voor Datum en Tijd een achtergrond wilt gebruiken, selecteert u Opaak. Wanneer Opaak is geselecteerd, kunt u de helderheid van de achtergrond voor Datum en Tijd instellen door het percentage te wijzigen.
1. Afdrukken Foutmelding Geheugen vol Wat te doen Annuleer de afdruktaak, als u de overige gegevens in het printergeheugen wilt verwijderen. Maak uw document minder complex of verlaag de printresolutie. Breid het geheugen uit. Zie Opties van de Gebruikershandleiding. Resolutie aangepast (De machine heeft het document met een verlaagde resolutie afgedrukt) Maak uw document minder complex voordat u gaat afdrukken, om automatische verlaging van de resolutie te voorkomen.
1. Afdrukken Tabblad Accessoires 1 Om toegang te krijgen tot het tabblad Accessoires, klikt u op de Start-knop en Printers en faxapparaten.(bij gebruik van Windows® 98/98SE/Me/2000 Professional en Windows NT® 4.0, klikt u op de knop Start, Instellingen, en Printers.) Klik met de rechtermuisknop op uw printer-pictogram en klik op Eigenschappen. Beschikbare opties Om de optionele 2e papierlade te gebruiken moet u deze optie in de driver installeren.
1. Afdrukken Functies in de BR-Script 3 (PostScript® 3™ taalemulatie)driver compatibel met printer 1 De BR-Script3 (PostScript® 3™ taalemulatie)-printerdriver ondersteunt Windows® 98/98SE/Me/2000 Professional/XP en Windows NT 4.0. Installatie van de PS-driver Als u de printerdriver reeds geïnstalleerd hebt volgens de instructies in de installatiehandleiding, plaats dan de CD-ROM in het CD-ROM-station van uw PC, klik opnieuw op MFL-Pro Suite installeren en volg de instructies op het scherm.
1. Afdrukken Layout tabblad 1 Als u Windows NT® 4.0, Windows® 2000 of XP gebruikt, kunt u toegang verkrijgen tot het tabblad Indeling door te klikken op Voorkeursinstellingen… in het Algemeen tabblad van het scherm Brother MFC-XXXX (of DCP-XXXX) BR-Script3 Eigenschappen. Met behulp van het tabblad Indeling kunt u verschillende instellingen van de layout wijzigen. zoals Afdrukstand, Dubbelzijdig afdrukken, Paginavolgorde en Pagina’s per vel. Tabblad Papier / Kwaliteit 1 Als u Windows NT® 4.
1. Afdrukken Geavanceerde opties 1 Als u Windows NT® 4.0, Windows® 2000 of XP gebruikt, kunt u toegang verkrijgen tot het tabblad Geavanceerde opties voor Brother MFC-XXXX BR-Script3 door te klikken op de knop Geavanceerd... in het tabblad Indeling of het tabblad Papier/Kwaliteit. Kies Papierformaat en Aantal afdrukken. Kies de instelling voor Afdrukkwaliteit, Schaal en TrueType-lettertype.
2 Scannen 2 De scanfuncties en drivers kunnen variëren, afhankelijk van uw besturingssysteem. De machine gebruikt een TWAIN-compatibele driver om vanuit uw toepassingen documenten te scannen. Voor Windows® XP Er zijn twee scannerdrivers geïnstalleerd. Een TWAIN-compatibele scannerdriver (zie TWAIN-compatibel op pagina 33) en een Windows® Imaging Acquisition (WIA)-driver (zie Een document scannen met de WIA-driver (alleen voor Windows® XP) op pagina 42).
2. Scannen Toegang krijgen tot de scanner a 2 Open de softwaretoepassing (ScanSoft® PaperPort® SE) om een document te scannen. Opmerking De instructies voor het scannen in deze handleiding hebben betrekking op ScanSoft® PaperPort® SE. Als u naar een andere softwaretoepassing scant, kunnen de stappen variëren. b Klik op Bestand, en vervolgens op Scannen. Of klik op de Scannen-knop. Het deelvenster Scannen wordt links in het scherm weergegeven.
2. Scannen Een document naar de PC scannen 2 U kunt een hele pagina of een gedeelte van de pagina scannen nadat u het document snel hebt voorgescand. Een hele pagina scannen 2 a Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2. Scannen Een duplex document scannen (voor modellen die duplex scannen ondersteunen) a b 2 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de ADF. Vink Duplex(dubbelzijdig) Scannen aan en selecteer Inbinden aan de lange kant of Inbinden aan de korte kant (1). 1 c Kies, indien nodig, de volgende instellingen in het dialoogvenster voor het instellen van de scanner: Scan (Beeldtype) Resolutie Type scan Helderheid Contrast Document grootte d Klik op Starten.
2. Scannen Snel vooraf scannen om het te scannen gedeelte te trimmen 2 De knop Vooraf scannen wordt gebruikt om een voorbeeld van een beeld te bekijken, zodat u alle ongewenste delen kunt trimmen. Wanneer u tevreden bent met het getoonde voorbeeld, klikt u op de knop Starten in het dialoogvenster voor het instellen van de scanner om het beeld te scannen. a Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2. Scannen Opmerking U kunt het beeld vergroten door middel van het pictogram , en vervolgens het pictogram gebruiken om het beeld weer naar de oorspronkelijke grootte terug te brengen. e Laad het document opnieuw. Opmerking Als u het document in stap a op de glasplaat van de scanner hebt gelegd, kunt u deze stap overslaan. f Klik op Starten. Nu wordt alleen het geselecteerde deel van het document in het venster PaperPort® SE (of het venster van uw toepassing) weergegeven.
2. Scannen Instellingen in het dialoogvenster Scannerinstelling 2 Beeldtype 2 Kies het type uitgevoerde beeld in Foto, Web of Tekst. Resolutie en Type scan zullen worden gewijzigd voor iedere standaardinstelling. De standaardinstellingen zijn als volgt: Beeld type Resolutie Type scan Foto Selecteer deze optie als u foto’s scant. 300 × 300 dpi 24-bitskleur Web Selecteer deze optie als u het gescande beeld aan webpagina’s wilt toevoegen.
2. Scannen Ware grijstinten Geschikt voor fotografische beelden en grafische afbeeldingen. Deze modus is exacter omdat hij tot 256 grijstinten gebruikt. 256 kleuren Hiermee worden maximaal 256 kleuren gescand. 24bit kleur Hiermee worden maximaal 16,8 miljoen kleuren gescand. Hoewel het gebruik van 24bit kleur een beeld met de meest nauwkeurige kleur reproductie oplevert, zal het beeldbestand ongeveerd drie keer zo groot zijn als een bestand dat met 256 kleuren wordt gecreëerd.
2. Scannen A5 148 × 210 mm Executive 7 1/4 × 10 1/2 in Business Card Als u visitekaartjes wilt scannen, kiest u de instelling Business Card en legt u het kaartje met de bedrukte zijde naar beneden midden op de glasplaat. Als u foto's of andere beelden scant die u in een tekstverwerker of een andere grafische toepassing wilt gebruiken, is het raadzaam om verschillende instellingen uit te proberen voor het contrast en de resolutie om te zien welke instelling het beste resultaat geeft.
2. Scannen Een document scannen met de WIA-driver (alleen voor Windows® XP) 2 WIA-compatibel 2 Als u Windows® XP gebruikt, kunt u Windows® Image Acquisition (WIA) kiezen voor het scannen van beelden vanaf de machine. U kunt beelden rechtstreeks naar de PaperPort® SE-viewer scannen, die door Brother bij uw machine werd geleverd, of u kunt beelden rechtstreeks naar andere toepassingen scannen als deze WIA of TWAIN ondersteunen. Opmerking Duplex scannen wordt niet ondersteund in de WIA-driver.
2. Scannen Een document naar de PC scannen 2 U kunt op twee manieren een hele pagina scannen. U kunt de ADF (automatische documentinvoer) of de glasplaat gebruiken. Wanneer u een deel van een pagina wilt scannen en vervolgens wilt trimmen nadat u het document snel vooraf hebt gescand, plaatst u het document op de glasplaat. (Zie Snel vooraf scannen om het te scannen gedeelte te trimmen op pagina 37.) Een document scannen met de ADF a 2 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de ADF.
2. Scannen b c d e Kies Documentinvoer in de Papierinvoer keuzelijst (1). Kies het beeldtype (2). Kies Papierformaat in de keuzelijst (4). Als u geavanceerde instellingen moet maken, klikt u op De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (3). U kunt Helderheid, Contrast, Resolutie en Type afbeelding kiezen in Geavanceerde eigenschappen. Klik op OK nadat u de instellingen hebt opgegeven. Opmerking De hoogste scannerresolutie die u kunt selecteren is 1200 dpi.
2. Scannen Snel vooraf scannen om het te scannen gedeelte te trimmen via de glasplaat 2 De knop Voorbeeld wordt gebruikt om een voorbeeld van een beeld te bekijken, zodat u alle ongewenste delen kunt trimmen. Wanneer u tevreden bent met het getoonde voorbeeld, klikt u op de knop Scannen in het scandialoogvenster om het beeld te scannen. a b Leg het document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Kies Flatbed in de Papierinvoer keuzelijst (1).
2. Scannen f Als u geavanceerde instellingen moet maken, klikt u op De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (3). U kunt Helderheid, Contrast, Resolutie en Type afbeelding kiezen in Geavanceerde eigenschappen. Klik op OK nadat u de instellingen hebt opgegeven. g Klik op de knop Scannen in het scandialoogvenster. De machine begint het document te scannen. Nu wordt alleen het geselecteerde deel van het document in het venster PaperPort® SE (of het venster van uw toepassing) weergegeven.
2. Scannen De scantoets gebruiken (voor gebruik van USB of parallelle kabel) 2 Opmerking Als u de Scantoets gebruikt wanneer u op een netwerk bent aangesloten, Zie De scantoets gebruiken (Voor modellen die duplex scannen ondersteunen) op pagina 82.) U kunt de toets (Scan) op het bedieningspaneel gebruiken om documenten naar uw tekstverwerker, grafische toepassing, e-mailprogramma of een map op de PC te scannen. Het voordeel van de toets (Scan) is dat u kunt scannen zonder met de muis te klikken.
2. Scannen Opmerking • Duplex scannen wordt alleen ondersteund door de MFC-8860DN en MFC-8870DW en DCP-8065DN. • Duplex scannen is alleen beschikbaar vanuit de ADF. • Duplex scannen is niet beschikbaar voor papier van het formaat legal. Scannen naar e-mail 2 U kunt een document in zwart-wit of kleur als een bijlage naar uw e-mail scannen. U kunt de scan configuratie wijzigen. (Zie E-mail op pagina 64.
2. Scannen Scannen naar afbeelding 2 U kunt een plaatje in kleur naar een grafische toepassing scannen en dit vervolgens bekijken en bewerken. U kunt de configuratie voor het scannen wijzigen. (Zie Beeld (voorbeeld: Microsoft Paint) op pagina 60.) a Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. b c Druk op d (Scan). Druk op a of b om Scan naar file te kiezen. Druk op OK.
2. Scannen Scannen naar bestand 2 U kunt een document in zwart-wit of kleur naar uw PC scannen en dit als een bestand in de map van uw keuze opslaan. Welk bestandstype en welke map worden gebruikt, is afhankelijk van de instellingen die u hebt gekozen in het scherm Scannen naar bestand van ControlCenter2. (Zie Bestand op pagina 65.) a Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. b c Druk op d (Scan).
2. Scannen ScanSoft® PaperPort® SE met OCR gebruiken 2 ScanSoft® PaperPort® SE voor Brother is een toepassing voor het beheren van documenten. U kunt PaperPort® SE gebruiken voor het weergeven van gescande documenten. PaperPort® SE heeft een geavanceerd, maar gebruiksvriendelijk beheersysteem voor het organiseren van grafische afbeeldingen en tekstdocumenten. U kunt documenten met verschillende bestandsformaten combineren of ‘stapelen’, waarna u ze kunt afdrukken, faxen of archiveren.
2. Scannen Items bekijken 2 In ScanSoft® PaperPort® SE kunt u items op diverse manieren bekijken: Bureaubladbeeld toont een miniatuurweergave van elk item op een bureaublad of in een map. Items in de geselecteerde map worden op het bureaublad van PaperPort® SE weergegeven. Er worden PaperPort® SE-items (MAX-bestanden) weergegeven, maar ook andere items die niet in PaperPort® SE zijn gemaakt (bestanden die in andere toepassingen zijn gemaakt).
2. Scannen Uw items in mappen rangschikken 2 PaperPort® SE heeft een gebruiksvriendelijk beheersysteem voor het ordenen van uw items. Het beheersysteem bestaat uit mappen en items die u kunt selecteren en in de bureaubladweergave kunt bekijken. Een item kan in PaperPort® SE zijn gemaakt of niet in PaperPort® SE: Mappen worden in de mapweergave gerangschikt in een hiërarchische structuur. U gebruikt dit venster om mappen te selecteren en om items in de bureaubladweergave te bekijken.
2. Scannen Met ScanSoft® Omnipage® OCR kunt u tekst in een beeld omzetten in tekst die u kunt bewerken 2 ScanSoft® PaperPort® SE kan een tekstdocument snel omzetten in een afbeelding, die u kunt bewerken met een tekstverwerker. PaperPort® SE gebruikt de optische tekenherkenningstoepassing OCR, die bij PaperPort® SE wordt geleverd. PaperPort® SE kan desgewenst het reeds op uw PC geïnstalleerde OCR-programma gebruiken.
2. Scannen ScanSoft® PaperPort® SE met OCR verwijderen 2 Voor Windows® 98/98SE/Me en Windows NT® 4.0 a Klik op de knop Start, Instellingen, Configuratiescherm, Software, en klik op het tabblad Installeren en verwijderen. b Kies PaperPort uit de lijst en klik op Toevoegen/Verwijderen. 2 Voor Windows® 2000 Professional a b 2 Klik op de knop Start, Instellingen, Configuratiescherm, en vervolgens op Software. Kies PaperPort uit de lijst en klik op Wijzigen of Verwijderen.
3 ControlCenter2 3 Opmerking • De functies die tot uw beschikking staan in ControlCenter2 kunnen variëren al naargelang het modelnummer van uw machine. • Duplex scannen wordt alleen ondersteund door de MFC-8860DN en MFC-8870DW en DCP-8065DN. Werken met ControlCenter2 3 ControlCenter2 is een softwareprogramma waarmee u snel en eenvoudig toegang hebt tot uw vaak gebruikte programma’s. Met ControlCenter2 worden deze toepassingen automatisch geladen.
3. ControlCenter2 De functie Automatisch laden uitschakelen 3 Als u het ControlCenter2 via het startmenu hebt gestart, verschijnt het pictogram op de taakbalk. U kunt het venster ControlCenter2 openen door te dubbelklikken op het pictogram . Als u niet wilt dat ControlCenter2 automatisch wordt gestart als de PC wordt gestart, doet u het volgende: a Klik met de rechtermuisknop op het pictogram ControlCenter2 in de taakbalk en kies Voorkeuren. Het voorkeurenvenster van ControlCenter2 verschijnt.
3. ControlCenter2 SCAN 3 Er zijn vier scanknoppen voor de toepassingen Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Afbeelding (standaard: Microsoft Paint) Hiermee kunt u een pagina rechtstreeks naar een grafische viewer/editor scannen. U kunt kiezen naar welke toepassing de scan wordt overgebracht, bijvoorbeeld MS Paint, Corel PhotoPaint, Adobe PhotoShop of ieder ander soort grafisch bewerkingsprogramma dat op uw PC is geïnstalleerd.
3. ControlCenter2 PC-FAX (niet mogelijk voor DCP-modellen) 3 Deze knoppen zijn voor het verzenden en ontvangen van faxen met de toepassing Brother PC-Fax. Zenden Hiermee kunt u een pagina of document scannen en het beeld automatisch met de Brother PC-FAXsoftware als een fax vanaf de PC verzenden. (Zie Faxen via de PC op pagina 93.) Ontvangen Als u op deze knop klikt, wordt de ontvangstsoftware van PC-FAX geactiveerd en worden er faxgegevens ontvangen.
3. ControlCenter2 SCAN 3 Er zijn vier knoppen voor de toepassingen Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Opmerking U kunt de toets Scan op de machine voor elke knop in ControlCenter2 configureren op het tabblad Bedieningsknop Apparaat. Beeld (voorbeeld: Microsoft Paint) 3 Met de functie Scannen naar Afbeelding kunt u een beeld rechtstreeks naar uw grafische toepassing voor bewerking van het beeld scannen.
3. ControlCenter2 Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en vervolgens wilt trimmen nadat u het document snel vooraf hebt gescand, kruist u het vakje Scannerinterface weergeven aan. Als u een duplex document wilt scannen, vink Duplex(dubbelzijdig) Scannen aan en kies Inbinden aan de lange kant of Inbinden aan de korte kant. (Niet beschikbaar voor MFC-8460N en DCP-8060) U kunt de andere instellingen ook wijzigen.
3. ControlCenter2 Opmerking Deze functie is ook beschikbaar voor Scannen naar e-mail en Scannen naar OCR. Het venster kan afhankelijk van de functie variëren.
3. ControlCenter2 OCR (tekstverwerkingsprogramma) 3 Scannen naar OCR converteert de gegevens van het grafische beeld naar tekst die door een tekstverwerkingstoepassing kan worden bewerkt. U kunt de standaard tekstverwerkingstoepassing wijzigen. Als u Scannen naar OCR wilt configureren, klik met de rechtermuisknop op de knop en klik op het tabblad Bedieningsknop Software. Als u de tekstverwerkingstoepassing wilt wijzigen, kiest u de juiste tekstverwerkingstoepassing in de keuzelijst Doel Applicatie.
3. ControlCenter2 E-mail 3 Met de functie Scannen naar E-mail kunt u een document naar uw standaard e-mailprogramma scannen, zodat u de gescande taak als bijlage kunt versturen. Als u de standaard e-mailtoepassing of het bestandstype van de bijlage wilt wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het tabblad Bedieningsknop Software. Om het e-mailprogramma te wijzigen, kiest u het gewenste e-mailprogramma in de keuzelijst E-mail Programma.
3. ControlCenter2 Ondersteunde bestandstypes 3 U kunt kiezen uit de volgende lijst met bestandstypen voor bijlagen of om in een map op te slaan. Selecteer in de keuzelijst in welk soort bestand de gescande beelden moeten worden opgeslagen. Windows Bitmap (*.bmp) JPEG (*.jpg) TIFF - Uncompressed (*.tif) TIFF - Compressed (*.tif) TIFF Multi-Page - Uncompressed (*.tif) TIFF Multi-Page - Compressed (*.tif) Portable Network Graphics (*.png) PDF (*.
3. ControlCenter2 Om te tonen waar het gescande beeld is opgeslagen nadat het scannen is beëindigd, het vakje Map weergeven aankruisen. Om de bestemming van het gescande beeld iedere keer te specificeren, het vakje Venster Opslaan als weergeven aankruisen. Als u een duplex document wilt scannen, vink Duplex(dubbelzijdig) Scannen aan en kies Inbinden aan de lange kant of Inbinden aan de korte kant.
3. ControlCenter2 CUSTOM SCAN 3 Er zijn vier scanknoppen die u naar eigen wens kunt configureren. Als u een knop wilt configureren, klikt u met de rechtermuisknop op de knop. Een configuratievenster verschijnt. Er zijn vier scanfuncties: Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Scannen naar Afbeelding Hiermee kunt u een pagina rechtstreeks naar een beeldviewer/editor scannen. U kunt elk type beeldbewerkingsprogramma op uw PC als bestemming kiezen.
3. ControlCenter2 Een programmeerbare knop instellen 3 Om een knop aan te passen, klikt u met de rechtermuisknop op de knop om het configuratievenster te openen. Een configuratievenster verschijnt. Houd de onderstaande richtlijnen aan voor het configureren van de knoppen. Scannen naar afbeelding 3 Algemeen tabblad Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie.
3. ControlCenter2 Scannen naar OCR 3 Algemeen tabblad Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Instellingen tabblad Kies de Doel Applicatie, Type Bestand, OCR-taal, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Duplex(dubbelzijdig) Scannen (indien noodzakelijk), Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast instellingen.
3. ControlCenter2 Scannen naar e-mail 3 Algemeen tabblad Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Instellingen tabblad Kies de instellingen voor E-mail Programma, Type Bestand, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Duplex(dubbelzijdig) Scannen (indien noodzakelijk), Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast.
3. ControlCenter2 Scannen naar bestand 3 Algemeen tabblad Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Instellingen tabblad Kies het bestandsformaat uit de keuzelijst Type Bestand. Sla het bestand op in de standaardmap die wordt weergegeven in het veld Bestemmingsfolder of kies een andere map door op het pictogram te klikken.
3. ControlCenter2 KOPIE 3 U kunt de knoppen Kopie1-Kopie4 aanpassen zodat u geavanceerde kopieerfuncties, zoals N in 1afdrukken, kunt gebruiken. Voordat u de knoppen Kopie kunt gebruiken, moet u eerst de printerdriver configureren door met de rechtermuisknop op de betreffende knop te klikken. Voer een naam in, in Naam voor Kopie (max. 30 tekens) en kies Kopieer Reden.
3. ControlCenter2 In het instellingenvenster van de printerdriver kunt u de geavanceerde instellingen voor afdrukken selecteren. Opmerking • De kopieerknoppen kunnen pas worden gebruikt nadat u ze allemaal hebt geconfigureerd. • Het scherm Printer Opties... is afhankelijk van het model printer dat u hebt gekozen.
3. ControlCenter2 PC-FAX (niet mogelijk voor DCP-modellen) 3 U kunt eenvoudig de software voor het verzenden of ontvangen van een PC-FAX openen of het adresboek bewerken door op de juiste knop te klikken. Zenden 3 Met de knop Zenden kunt u een document scannen en het beeld automatisch vanaf de PC als een fax versturen met de Brother PC-Fax-software. (Zie Faxen via de PC op pagina 93.
3. ControlCenter2 Ontvangen / Bekijk Ontvangen 3 Met de ontvangstsoftware van Brother PC-FAX kunt u faxen op uw PC bekijken en opslaan. Bij het installeren van MFL-Pro Suite wordt deze functie automatisch geïnstalleerd. Als u op de knop Ontvangen klikt, wordt de ontvangstsoftware PC-FAX geactiveerd en worden er faxgegevens ontvangen. Voordat u de functie PC-FAX Ontvangen gebruikt, moet u vanuit het menu op het bedieningspaneel van de Brother-machine de optie PC-FAX Ontvangen kiezen.
3. ControlCenter2 Adres boek 3 Met de knop Adressenlijst kunt u contacten uit uw adresboek toevoegen, aanpassen of verwijderen. Als u op de knop Adressenlijst klikt, wordt een dialoogvenster geopend en kunt u de gegevens bewerken. (Zie Het Brother-adresboek op pagina 99.) Setup 3 Als u op de knop Setup klikt, kunt u de gebruikersinstellingen voor de PC-FAX-toepassing configureren. (Zie Gebruikersinformatie instellen op pagina 94.
3. ControlCenter2 INSTELLINGEN APPARAAT 3 U kunt de instellingen van de machine configureren door op een knop te klikken. Remote Setup (niet mogelijk voor DCP-modellen) 3 Met de knop Remote Setup opent u het venster Remote Setup Program waarin u de instellingenmenu van de machine kunt configureren. Opmerking Raadpleeg voor meer informatie Remote Setup op pagina 91.
3. ControlCenter2 Snel-kiezen (niet mogelijk voor DCP-modellen) 3 Met de knop Quick-Dial kunt u het venster Kiesgeheugen van het programma Remote Setup openen, waar u de kiesnummers eenvoudig kunt instellen of wijzigen vanaf uw PC. Statusvenster 3 Met de knop Statusvenster kunt u de status van één of meer apparaten monitoren, waardoor u onmiddellijk bericht ontvangt van storingen zoals papierstoring of papier op. (Zie Status Monitor op pagina 9.
4 Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) 4 Om de machine te gebruiken als netwerkscanner moet deze geconfigureerd zijn met een TCP/IP-adres. U kunt de adresinstellingen vanaf het bedieningspaneel configureren of wijzigen (raadpleeg de netwerkhandleiding op de CD-ROM). Als u de machine geïnstalleerd hebt volgens de instructies voor een netwerkgebruiker in de installatiehandleiding, dan zou de machine al voor uw netwerk geconfigureerd moeten zijn.
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Netwerkscannen configureren 4 Wanneer u de machine wilt wijzigen die bij het installeren van MFL-Pro Suite op de PC is geregistreerd (zie de installatiehandleiding), volgt u onderstaande procedure. a Voor Windows ® XP, klik op de knop Start, Configuratiescherm, Printers en faxapparaten, en vervolgens op Scanners en camera’s (of Configuratiescherm, Scanners en camera’s).
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Specificeer uw machine per naam 4 1 Voer de naam van het machineknooppunt in het veld Naam van knooppunt in of klik op Bladeren en kies het apparaat dat u wilt gebruiken. 2 Klik op Toepassen. d Klik op het tabblad Scan naar Knop en voer de naam van uw PC in het veld Display naam in. Het LCDscherm van de machine geeft de naam weer die u hier invoert. De standaardinstelling is de naam van uw PC. U kunt hier een andere naam invoeren.
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) De scantoets gebruiken (Voor modellen die duplex scannen ondersteunen) 4 Als u een document wilt scannen met de functie duplex scannen, moet u het document in de ADF plaatsen en vervolgens 2zijdig (L)rand of 2zijdig (S)rand selecteren, afhankelijk van de lay-out van uw document.
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) d Druk op a of b om 2zijdig (L)rand, 2zijdig (S)rand of 1-zijdig te selecteren. Druk op OK. Opmerking Als u een document wilt scannen met de functie duplex scannen, moet u het document in de ADF plaatsen en vervolgens 2zijdig (L)rand of 2zijdig (S)rand selecteren, afhankelijk van de lay-out van uw document. e Druk op a of b om PC te selecteren. Druk op OK.
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) f Druk op a of b om Verander kwal. te selecteren. Druk op OK. Als u de kwaliteit niet hoeft te veranderen, drukt u op a of b om Geef adres te selecteren. Druk op OK en ga vervolgens naar stap j. g Druk op a of b om 150dpi 16kl, 300dpi 16kl, 600dpi 16kl, 200 dpi ZW/W of 200x100 dpi z/w te selecteren. Druk op OK. Als u 150dpi 16kl, 300dpi 16kl, 600dpi 16kl kiest, ga dan naar stap h.
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Opmerking Als u een document wilt scannen met de functie duplex scannen, moet u het document in de ADF plaatsen en vervolgens 2zijdig (L)rand of 2zijdig (S)rand selecteren, afhankelijk van de lay-out van uw document. e Druk op a of b om de gewenste PC te selecteren waarheen u wilt zenden. Druk op OK.
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Scannen naar bestand 4 Wanneer u Scannen naar Bestand selecteert, kunt u een zwart-witdocument of kleurendocument scannen en direct verzenden naar een PC in het netwerk. Het bestand wordt opgeslagen in de map en in het bestandsformaat dat u in ControlCenter2 hebt opgegeven. U kunt de scanconfiguratie wijzigen. (Zie Bestand op pagina 65.
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) Scannen naar FTP Wanneer u Scannen naar FTP selecteert, kunt u een zwart/wit- of document direct naar een FTP-server op uw lokale netwerk of in internet scannen. De vereiste informatie voor het gebruik van Scannen naar FTP kan handmatig worden ingevoerd op het bedieningspaneel of met behulp van Web Based Management om de informatie vooraf te configureren en in een FTP-profiel op te slaan.
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) c d Voer de gebruikersnaam in die op de FTP-server is geregistreerd voor de MFC (max. 32 tekens). e Voer de map van bestemming in, waarin uw document op de FTP-server wordt opgeslagen (bv. /brother/abc/) (max. 60 tekens). f Kies de kwaliteit waarmee het document wordt gescand uit de keuzelijst. U kunt kiezen uit kleur 150 dpi, kleur 300 dpi, kleur 600 dpi, Z/W 200 dpi of Z/W 200x100 dpi.
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) g Druk op a of b om PDF of JPEG te selecteren. Druk op OK. h Druk op a of b om PDF of TIFF te selecteren. Druk op OK. i Toets de gebruikersnaam op het bedieningspaneel in. Druk op OK. j Toets het wachtwoord op het bedieningspaneel in. Druk op OK. k Op het LCD-scherm wordt Aansluiten bezig weergegeven. Wanneer de verbinding met de FTPserver tot stand is gebracht, begint de machine met scannen.
4. Netwerkscannen (voor modellen met ingebouwde netwerkondersteuning) h Druk op a of b om Gebruikersnaam of Verander kwal. te selecteren. Als u Gebruikersnaam selecteert, ga dan naar stap l. Als u Verander kwal. selecteert, ga dan naar stap i. i Kies één van onderstaande opties. Druk op a of b om 150dpi 16kl, 300dpi 16kl of 600dpi 16kl te selecteren. Druk op OK en ga naar j. Druk op a of b om 200 dpi ZW/W of 200x100 dpi z/w te selecteren. Druk op OK en ga naar k.
5 Remote Setup (niet mogelijk voor DCP-modellen) 5 Remote Setup 5 Met de toepassing Remote Setup kunt u verscheidene instellingen voor de machine configureren vanuit een Windows®-toepassing. Als u deze toepassing opent, worden de instellingen van de machine automatisch overgebracht naar uw PC en weergegeven op uw beeldscherm. Als u de instellingen wijzigt, kunt u deze direct naar de machine overbrengen.
5. Remote Setup (niet mogelijk voor DCP-modellen) Toepassen Hiermee kunt u het uploaden van nieuwe instellingen naar de machine starten zonder dat de toepassing Remote Setup wordt afgesloten. Afdrukken Hiermee kunt u de verschillende instellingen van de machine afdrukken. Door te klikken op Afdrukken wordt er een lijst van gebruikersinstellingen afgedrukt, tenzij het venster voor snelkiezen open is. In dit geval wordt er een lijst met instellingen voor snelkiezen afgedrukt.
6 Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) 6 Faxen via de PC 6 Met Brother PC-FAX kunt u vanaf uw PC toepassingen en documentbestanden als standaardfax verzenden. U kunt een bestand dat in een willekeurige toepassing is gemaakt als fax vanaf de PC verzenden. U kunt bovendien een voorblad toevoegen. U hoeft alleen de ontvangende partijen in te voeren als leden of groepen in uw PC-FAX-adresboek, of het adres of faxnummer van de contactpersoon in de gebruikersinterface in te voeren.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Gebruikersinformatie instellen 6 Opmerking U kunt de gebruikersinformatie openen in het dialoogvenster FAX Zenden door op te klikken. a Klik op de knop Start, Alle Programma's, Brother, MFL-Pro Suite MFC-XXXX (waarbij XXXX uw modelnaam is), PC-FAX verzenden, en vervolgens op PC-FAX Setup. Het dialoogvensterPC-FAX instelling verschijnt: b c Voer de gegevens in dit venster in voor de koptekst en het voorblad van de fax.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Het verzenden instellen 6 Klik op het tabblad Verzenden in het dialoogvenster PC-FAX instelling om het onderstaande scherm weer te geven. Buitenlijn toegang Voer hier een nummer in om toegang te krijgen tot een buitenlijn. Dit nummer is soms nodig voor een lokaal PBX-telefoonsysteem (u moet bijvoorbeeld eerst het cijfer 9 kiezen om in uw kantoor toegang te krijgen tot een buitenlijn).
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Adres boek 6 Als Outlook® Express op uw PC is geïnstalleerd, kunt u via het tabblad Adresboek kiezen welk adresboek moet worden gebruikt voor het verzenden van een PC-FAX: het Brother-adresboek of Outlook Express. Voer voor het adresboekbestand het pad en de bestandsnaam in van de database waarin de adresboekinformatie staat Klik op de knop Bladeren… om het gewenste databestand te selecteren.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Een voorblad instellen Klik in het dialoogvenster PC-FAX op het pictogram 6 om het scherm PC-Fax Voorblad Setup te openen. Het dialoogvenster Brother PC-FAX Voorblad Setup verschijnt: Informatie voor het voorblad invoeren 6 Opmerking Als u een fax naar meerdere personen verzendt, worden de gegevens van de geadresseerden niet op het voorblad afgedrukt. Aan Formulier Opmerking Typ de opmerking die op het voorblad moet worden afgedrukt.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Snelkiezen instellen 6 Klik op het tabblad Snelkies in het dialoogvenster Brother PC-FAX Setup. (Deze functie is alleen beschikbaar als u de gebruikersinterface Faxstijl hebt gekozen.) Onder de tien Snelkies-toetsen kunt u namen of groepen registreren. Een adres registreren onder een snelkiestoets a b c 6 Klik op de Snelkies-locatie die u wilt programmeren. Klik op de naam of de groep die u onder de Snelkies-locatie wilt opslaan.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Het Brother-adresboek a 6 Klik op de knop Start, Alle Programma's, Brother, MFL-Pro Suite MFC-XXXX (waarbij XXXX uw modelnaam is), PC-FAX verzenden, en vervolgens op PC-FAX Adresboek. Het dialoogvenster Brother Adresboek verschijnt: Iemand in het adresboek opnemen 6 In het dialoogvenster Brother Adresboek kunt u leden en groepen toevoegen, bewerken of verwijderen.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Nummergroepen voor het groepsverzenden instellen 6 U kunt een groep aanmaken om vanaf uw PC dezelfde fax naar verschillende mensen tegelijk te versturen. a Klik in het dialoogvenster Brother Adresboek op het pictogram om een groep te maken. Het dialoogvenster Brother Adresboek Groepen Setup verschijnt: b c d Voer de naam voor de nieuwe groep in het veld Groepsnaam in.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) c Wanneer het Bevestig item verwijderen dialoogvenster verschijnt, klikt u op OK. Het adresboek exporteren 6 U kunt het volledige adresboek als een ASCII-tekstbestand (*.csv) exporteren. U kunt voor bepaalde leden ook een Vcard kiezen of maken, die bij alle uitgaande e-mail van deze leden zal worden gevoegd. (Een Vcard is een elektronisch visitekaartje waarop de contactinformatie van de afzender staat.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) e Voer de naam voor het bestand in en klik op Opslaan. In het adresboek importeren 6 U kunt ASCII-tekstbestanden (*.csv) of Vcards (elektronische visitekaartjes) in uw adresboek importeren. Een ASCII-tekstbestand importeren a Voer een van de volgende handelingen uit: Klik in het adresboek op Bestand, Importeren, en vervolgens op Tekst. Klik op Visitekaartje en ga naar e.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) e Voer de naam voor het bestand in en klik op Openen. Opmerking Indien u in a een tekstbestand hebt gekozen, is het Bestandstypen: de waarde Takstbestanden (*.csv). Bestand verzenden als PC-Fax met faxstijl-gebruikersinterface a b Maak een bestand aan in een willekeurige toepassing op uw PC. c Selecteer Brother PC-FAX v.2 als uw printer, en klik vervolgens op Afdrukken (of OK).
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Opmerking Als de e-mail-interface verschijnt, wijzigt u de instelling voor de gebruikersinterface. (Zie Het verzenden instellen op pagina 95.) d Voer het faxnummer in. Volg hiervoor één van de volgende methoden: Toets het nummer met de kiestoetsen in. Klik op één van de 10 Snelkies knoppen. Klik op de knop Adresboek en kies vervolgens een lid of een groep uit het adresboek.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Opmerking Als de faxstijl-gebruikersinterface verschijnt, wijzigt u de instelling voor de gebruikersinterface. (Zie Het verzenden instellen op pagina 95.) d Voer het faxnummer in. Volg hiervoor één van de volgende methoden: Voer het faxnummer in het veld Aan: in. Klik op de knop Aan: en kies de faxnummers uit het adresboek. Als u een fout hebt gemaakt, kunt u alle gegevens wissen met de knop Verwijderen.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) PC-FAX Ontvangen 6 Opmerking • Om faxen te ontvangen met PC-FAX moet u zich aanmelden als beheerder. • Network PC-FAX Ontvangen wordt niet ondersteund in Windows NT® 4.0. • Als uw PC door een firewall beschermd is, en het gebruik van PC-Fax Ontvangen onmogelijk is, moet u misschien de instellingen van de firewall configureren om communicatie via poort nummer 137 en 54926 mogelijk te maken. Ga naar het Brother Solutions Center (http://solutions.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) PC-FAX inschakelen op de machine 6 Naast het activeren van PC-FAX, kunt u ook de optie Reserveafdruk activeren. Als deze optie is ingeschakeld, wordt de fax afgedrukt voordat deze naar de PC wordt verzonden of als de PC is uitgeschakeld. a b Druk op Menu, 2, 5, 1. c Druk op a of b om USB, Parallel of de naam van uw PC te kiezen, indien deze op een netwerk is aangesloten. Druk op OK.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Uw PC instellen 6 a Klik met de rechtermuisknop op het vervolgens op PC-Fax RX Setup. Het dialoogvenster PC-Fax RX Setup verschijnt: b Klik in Bestand opslaan als op de knop Bladeren… indien u het pad voor het opslaan van PC-Faxbestanden wilt wijzigen. c Selecteer .tif of .max in Bestandsformaat om op te geven in welk formaat het ontvangen document wordt opgeslagen. Het standaardformaat is .tif. d Om wavebestanden af te spelen (.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) De netwerkinstellingen voor PC-FAX Ontvangen configureren 6 Als u de netwerkingstellingen voor PC-FAX Ontvangen wilt wijzigen die u hebt opgegeven tijdens de originele MFL-Pro Suite (zie de installatiehandleiding), volgt u onderstaande stappen. a Klik in het dialoogvenster PC-Fax RX Setup op de knop Netwerkinstellingen. Het dialoogvenster Netwerkinstellingen verschijnt. b Geef het IP-adres of de naam van uw machine op.
6. Brother PC-FAX Software (niet mogelijk voor DCP-modellen) Nieuwe PC-FAX-berichten bekijken 6 Wanneer uw PC bezig is met het ontvangen van een PC-FAX, wordt het pictogram afwisselend als weergegeven. Zodra de fax binnen is, verandert het pictogram in in . Het pictogram en verandert nadat u de ontvangen fax hebt bekeken. a b c PaperPort ® uitvoeren. Open de map met ontvangen faxen. Dubbelklik op alle nieuwe faxberichten die u wilt openen en bekijken.
Paragraaf II ® ® Apple Macintosh Afdrukken en faxen Scannen ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4.
7 Afdrukken en faxen 7 Een Apple® Macintosh® met USB instellen 7 Opmerking Voor aansluiting van de machine op uw Macintosh®, hebt u een USB-kabel nodig die niet langer is dan 2 meter. Onjuiste configuratie Sluit de machine niet aan op een USB-poort op een toetsenbord of een USB-hub zonder voeding. Welke functies door de machine worden ondersteund, is afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt. Het onderstaande schema geeft een overzicht van de functies die worden ondersteund.
7. Afdrukken en faxen Bedieningstoets voor de printer 7 Opdracht annuleren 7 Druk op Opdracht Annuleren om de huidige afdruktaak te annuleren. Als de status-LED geel wordt, wist u de gegevens die in het printergeheugen zijn opgeslagen door op Opdracht Annuleren te drukken. De toets Secure 7 Beveiligde gegevens zijn beschermd met een wachtwoord. Alleen diegenen die het wachtwoord kennen, kunnen de gegevens afdrukken.
7. Afdrukken en faxen Ondersteuning van Printeremulaties 7 Uw machine zal printopdrachten ontvangen in een printer job language of door middel van emulatie. Verschillende besturingssystemen en toepassingen sturen de afdrukopdrachten in verschillende talen. Uw machine kan de printopdrachten door middel van vele soorten emulaties ontvangen, en beschikt over de functie Emulatie Automatisch Selecteren. Wanneer de machine gegevens ontvangt van de computer, selecteert het apparaat automatisch de emulatiemodus.
7. Afdrukken en faxen De emulatiemodus instellen a b Druk op Menu, 4, 1. (Druk voor DCP-modellen op Menu, 3, 1.) c Druk op Stop/Eindigen. 7 Druk opa of b om Auto(EPSON), Auto(IBM), HP LaserJet, BR-Script 3, Epson FX-850 of IBM Proprinter te selecteren. Druk op OK. Opmerking Wij adviseren u de functie emulatie met uw toepassingssoftware of netwerkserver in te stellen.
7. Afdrukken en faxen Status Monitor 7 Het hulpprogramma Status Monitor is een software tool die geconfigureerd kan worden om de status van de machine te monitoren, waardoor u op vooraf ingestelde intervallen foutmeldingen kunt bekijken zoals papier op of papier vastgelopen. U kunt ook toegang krijgen tot de instellingen voor kleurcalibratie en web based management. Voordat u dit hulpprogramma kunt gebruiken, moet u uw machine selecteren in het keuzemenu model in ControlCenter2.
7. Afdrukken en faxen De Brother Laser driver voor Macintosh® (Mac OS® X) gebruiken 7 De opties voor de pagina-instelling selecteren 7 a Klik in uw toepassingssoftware, bijvoorbeeld TextEdit, op het menu Archief en kies Pagina-instelling. Zorg ervoor dat MFC-XXXX of DCP-XXXX(waarbij XXXX uw modelnaam is) is geselecteerd in het keuzemenu Stel in voor. U kunt de instellingen voor Papierformaat, Richting en Vergroot/verklein wijzigen; klik vervolgens op OK.
7. Afdrukken en faxen Afdrukinstellingen 7 Selecteer Resolutìe en Soort papier, en geef aan of u Toner-bespaarstand wilt gebruiken. Lay-out 7 Stel Pagina’s per vel, Lay-outrichting in, evenals de instelling Rand. Pagina’s per vel: Kies hoeveel pagina’s op iedere zijde van het papier verschijnen. Lay-outrichting: Wanneer u de pagina’s per vel specificeert, kunt u ook de richting van de layout specificeren. Rand: Als u een rand wilt toevoegen, gebruik dan deze functie.
7. Afdrukken en faxen Duplex (dubbelzijdig printen) 7 Kies Lay-out, en kies vervolgens Lange kant binden of Korte kant binden. Afdruk beveiligen 7 Beveiligde documenten zijn documenten die bij het verzenden naar de machine zijn beveiligd met een wachtwoord. Alleen diegenen die het wachtwoord kennen, kunnen deze documenten afdrukken. Omdat de documenten zijn beveiligd op de machine, moet u het wachtwoord invoeren op het bedieningspaneel van de machine om deze documenten te printen.
7. Afdrukken en faxen De Brother Laser driver voor Macintosh® (Mac OS® 9.1 tot 9.2) gebruiken Een printer kiezen a Open Kiezer vanuit het Apple-menu. b Klik op het pictogram Brother Laser. Klik rechts van het venster Kiezer op de printer waarop u wilt afdrukken. Sluit de Kiezer. Pagina-instelling a 7 7 7 Vanaf een toepassing zoals Presto! ® PageManager®, klikt u op het menu Archief en kiest u Pagina-instelling.
7. Afdrukken en faxen b Vanaf een toepassing zoals Presto!® PageManager®, klikt u op het menu Archief en kiest u Print. Klik op Print om het afdrukken te starten. Opmerking Als u Kopieën, Pagina’s, Resolutie, Papiertoevoer en Soort papier wilt wijzigen, kies dan uw instellingen voordat u klikt op Print. Als u klikt op Optie..., kunt u het aantal pagina's per vel kiezen op het scherm Opties apparaat.
7. Afdrukken en faxen Afdruk beveiligen 7 Beveiligde documenten zijn documenten die bij het verzenden naar de machine zijn beveiligd met een wachtwoord. Alleen diegenen die het wachtwoord kennen, kunnen deze documenten afdrukken. Omdat de documenten zijn beveiligd op de machine, moet u een wachtwoord invoeren op het bedieningspaneel van de machine om deze documenten te printen. Een beveiligd document verzenden: a Kies Uitvoer uit het keuzemenu Afdruk beveiligen en klik vervolgens op Print.
7. Afdrukken en faxen BR-Script3 gebruiken (Post Script® 3™ taalemulatieprinterdriver) 7 Opmerking • De BR-Script3-printerdriver in een netwerk gebruiken, zie de netwerkhandleiding op de CD-ROM. • Om de BR-Script3-printerdriver te gebruiken, moet u op het bedieningspaneel Emulatie instellen tot BR-Script 3, alvorens de interfacekabel aan te sluiten. (Zie Ondersteuning van Printeremulaties op pagina 114.
7. Afdrukken en faxen b Open de map Hulpprogramma’s. c Open het pictogram Printerconfiguratie. Bij gebruik van Mac OS® X 10.2 X, het pictogram Print Center openen. d Klik op Voeg toe. Bij gebruik van Mac OS® 10.2.4 tot en met 10.3, ga naar e. Bij gebruik van Mac OS® 10.4 of recenter, ga naar f.
7. Afdrukken en faxen e Kies USB. f Kies uw modelnaam en klik vervolgens op Voeg toe. Bij gebruik van Mac OS® 10.2.4 tot en met 10.3: Bij gebruik van Mac OS® 10.
7. Afdrukken en faxen g Kies Stop Printerconfiguratie in het Printerconfiguratie-menu. Bij gebruik van Mac OS® 9.1 tot en met 9.2 a 7 Open de map Applications (Mac OS 9). Open de map Hulpprogramma’s. Opmerking De schermafbeeldingen hebben betrekking op Mac OS® 9.1. b Open het pictogram Bureaubladprinterbeheer.
7. Afdrukken en faxen c Selecteer Printer (USB), en klik vervolgens op OK. d Klik op Wijzig... in de PostScript™ printerbeschrijving (PPD-bestand). Selecteer Brother MFC-XXXX (waarbij XXXX uw modelnaam is) en klik vervolgens op Selecteer. e Klik op Wijzig... in de Selectie USB-printer. Selecteer Brother MFC-XXXX of DCP-XXXX (waarbij XXXX uw modelnaam is), en klik vervolgens op OK. f Klik op Maak aan....
7. Afdrukken en faxen g Voer uw modelnaam in en klik vervolgens op Bewaar. h Kies Stop in het Archief-menu. i Klik op het pictogram MFC-XXXX of DCP-XXXX op het bureaublad. j Kies Standaardprinter in het Print-menu.
7. Afdrukken en faxen Een fax verzenden (niet mogelijk voor DCP-modellen) Voor Mac OS® X 7 7 U kunt rechtstreeks vanaf een Macintosh®-toepassing een fax verzenden. a b Maak een document in een van de Macintosh®-toepassingen. c Kies Fax verzenden in de keuzelijst. Klik op Archief, en vervolgens op Druk af.
7. Afdrukken en faxen d Kies Fax in de keuzelijst Uitvoer. e Voer een faxnummer in het veld Invoer Faxnummer in, en klik vervolgens op Druk af om de fax te verzenden. Opmerking Indien u een fax naar meerdere nummers wilt verzenden, klikt u op Voeg toe nadat u het eerste faxnummer hebt ingevoerd. De faxnummers van bestemming worden toegevoegd in het dialoogvenster.
7. Afdrukken en faxen Werken met vCards 7 U kunt een faxnummer adresseren met een Vcard (een elektronisch visitekaartje) uit het programma Adresboek van Mac OS® X. a b Klik op Adresboek. Sleep een Vcard vanuit de Mac OS® X Adresboek-toepassing naar het veld Bestemming Faxnummers. Opmerking Als zowel faxnummers voor kantoor en privé zijn opgeslagen in het Mac OS® X-adresboek, kiest u fax werk of fax privé uit de keuzelijst Opgeslagen Faxnummers voordat u een Vcard uit het adresboek sleept.
7. Afdrukken en faxen Voor Mac OS® 9.1 - 9.2 7 U kunt rechtstreeks vanaf een Macintosh®-toepassing een fax verzenden. a b Maak een document in een van de Macintosh®-toepassingen. Klik op Archief, en vervolgens op Print. Het printerdialoogvenster verschijnt: Als Printer is gekozen, staat op de bovenst knop Print en is de knop Adres niet beschikbaar. c Kies Fax in de keuzelijst Uitvoer. Als Fax is gekozen, verandert de bovenste knop in Verzenden en is de knop Adres beschikbaar.
7. Afdrukken en faxen d Klik op Fax verzenden. Het dialoogvenster Fax verzenden verschijnt: Het Fax verzenden dialoogvenster heeft twee keuzelijsten. In de linkerlijst staan alle eerdere Opgeslagen Faxnummers en in de rechterlijst worden de Bestemming Faxnummers die u kiest weergegeven. e f Voer een faxnummer in het veld Invoer Faxnummer in. Nadat u uw fax hebt geadresseerd, klikt u op Fax verzenden.
8 Scannen 8 Scannen vanaf een Macintosh® 8 De software van de Brother-machine wordt geleverd met een TWAIN-scannerdriver voor Macintosh®. U kunt deze TWAIN®-scannerdriver voor Macintosh® gebruiken met alle toepassingen die de TWAIN-specificaties ondersteunen. Opmerking Als u van de machine op een netwerk wilt scannen, kiest u de netwerkmachine in de toepassing Device Selector in Macintosh HD/Bibliotheek/Printers/Brother/Utilities of in de keuzelijst Model op het hoofdscherm van ControlCenter2.
8. Scannen Een beeld naar uw Macintosh® scannen 8 U kunt een hele pagina scannen of een deel scannen nadat u het document snel hebt voorgescand. Een hele pagina scannen 8 a Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
8. Scannen d • • • • • Klik op Starten. Opmerking U kunt het scanvlak niet aanpassen. Duplex scannen wordt alleen ondersteund door de MFC-8860DN en MFC-8870DW en DCP-8065DN. Duplex scannen is niet beschikbaar voor papier van het formaat legal. Duplex scannen wordt niet ondersteund in Mac OS® 9.1 tot en met 9.2. Duplex scannen is alleen beschikbaar vanuit de ADF.
8. Scannen Instellingen in het scannervenster 8 Resolutie 8 U kunt de scanresolutie wijzigen in de keuzelijst Resolutie. Hogere resoluties nemen meer geheugen in beslag en vergen meer transfertijd, maar leveren een preciezer gescand beeld. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke resoluties u kunt selecteren en welke kleuren er beschikbaar zijn.
8. Scannen Te scannen gedeelte 8 Stel de grootte in op een van de volgende instellingen: A4 210 × 297 mm JIS B5 182 × 257 mm Letter 8,5 × 11 in Legal 8,5 × 14 in A5 148 × 210 mm Executive 7,25 × 10,5 in Business Card Als u visitekaartjes wilt scannen, kiest u het formaat Business Card (90× 60 mm), en legt u het kaartje met de bedrukte zijde naar beneden midden op de glasplaat.
8. Scannen Het beeld bijstellen 8 Helderheid Stel de instelling voor helderheid bij (-50 tot 50) tot u het beste resultaat krijgt. De standaardwaarde is 0, wat als gemiddelde instelling wordt beschouwd. U kunt de Helderheid instellen door het schuifbalkje naar rechts of naar links te slepen om het beeld lichter of donkerder te maken. U kunt ook een waarde in het invoerveld typen. Als het gescande beeld te licht is, moet u voor de Helderheid een lagere waarde opgeven en het document nogmaals scannen.
8. Scannen De scantoets gebruiken (voor gebruikers van een USB-kabel Mac OS® 10.2.4 of recenter) 8 Opmerking • Raadpleeg De scantoets gebruiken op pagina 166 als u de Scantoets in een netwerk gebruikt. • De functies van de scantoets worden niet ondersteund in Mac OS® 9.1 tot en met 9.2. U kunt de toets (Scan) op het bedieningspaneel gebruiken om documenten naar uw tekstverwerker, grafische toepassing, e-mailprogramma of een map op de Macintosh® te scannen.
8. Scannen Opmerking • Duplex scannen wordt alleen ondersteund door de MFC-8860DN en MFC-8870DW en DCP-8065DN. • Duplex scannen is alleen beschikbaar vanuit de ADF. • Duplex scannen is niet beschikbaar voor papier van het formaat legal. Scannen naar e-mail 8 U kunt een document in zwart-wit of kleur als een bijlage naar uw e-mail scannen. U kunt de configuratie voor het scannen wijzigen. (Zie E-mail op pagina 153.
8. Scannen d Druk op a of b om 2zijdig (L)rand, 2zijdig (S)rand of 1-zijdig te selecteren. Druk op OK. Opmerking Als u een document wilt scannen met de functie duplex scannen, moet u het document in de ADF plaatsen en vervolgens 2zijdig (L)rand of 2zijdig (S)rand selecteren, afhankelijk van de lay-out van uw document. e Het scanproces begint.
8. Scannen Scannen naar bestand 8 U kunt een document in zwart-wit of kleur naar uw PC scannen en dit als een bestand in de map van uw keuze opslaan. Welk bestandstype en welke map worden gebruikt, is afhankelijk van de instellingen die u hebt gekozen in het scherm Scannen naar bestand van ControlCenter2. (Zie Bestand op pagina 154.) a Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. b c Druk op d (Scan).
8. Scannen Presto!® PageManager® gebruiken 8 Presto!® PageManager® is een toepassing voor het beheer van documenten op uw Macintosh®. Omdat het compatibel is met de meeste beeldbewerkingprogramma’s, biedt Presto!® PageManager® u ongekende controle over uw Macintosh®-bestanden. U kunt eenvoudig en snel documenten beheren, uw e-mail en bestanden bewerken en documenten lezen met de ingebouwde OCR-software van Presto!® PageManager®.
8. Scannen Technische ondersteuning 8 Verenigde Staten Bedrijfsnaam: Newsoft America Inc. Adres: 4113 Clipper Court FremontCA 94538, V.S. Telefoon: 510-4458600 Fax: 510-4458601 E-mail: contactus@newsoftinc.com URL: http://www.newsoft.com Canada E-mail: contactus@newsoftinc.com Duitsland Bedrijfsnaam: NewSoft Europe Adres: Regus Center Fleethof Stadthausbrucke 320355 Hamburg, Duitsland Telefoon: 49-40-37644530 Fax: 49-40-37644500 E-mail: contact@newsoft.eu.com URL: http://de.
8. Scannen Frankrijk Bedrijfsnaam: Partners in Europa Adres: Unit 14, Distribution Centre, Shannon Ind. Est Shannon, Co. Clare, Ierland Telefoon: 0800-917171 E-mail: Newsoft@pie.ie Italië Bedrijfsnaam: V.I.P Adres: Niet open Telefoon: 166821700 Fax: 532786999 E-mail: supporto@gensoftonline.com Spanje Bedrijfsnaam: Atlantic Devices Adres: Caputxins, 58, 08700 Igualada Telefoon: 938040702-33 Fax: 938054057 E-mail: support@atlanticdevices.com Overige landen E-mail: tech@newsoft.
9 ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) 9 Opmerking • De functies die tot uw beschikking staan in ControlCenter2 kunnen variëren al naargelang het modelnummer van uw machine. • Duplex scannen wordt alleen ondersteund door de MFC-8860DN en MFC-8870DW en DCP-8065DN. Werken met ControlCenter2 9 ControlCenter2 is een softwareprogramma waarmee u snel en eenvoudig toegang hebt tot uw vaak gebruikte programma’s. Met ControlCenter2 worden deze toepassingen automatisch geladen.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) De functie Automatisch laden uitschakelen 9 Als u niet wilt dat ControlCenter2 automatisch wordt gestart zodra de Macintosh® wordt opgestart, doet u het volgende: a Klik op het pictogram ControlCenter2 in de menubalk en selecteer Voorkeuren. Het voorkeurvenster van ControlCenter2 verschijnt. b c Deselecteer Start het ControlCenter op de computer startup. Klik op OK om het venster te sluiten.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) Met ControlCenter2 kunt u de hardware voor de toets Scan op uw machine en de bedieningsknop Software voor elke scanfunctie configureren. Om de hardeware voor de toets Scan op de machine te configureren, kiest u het tabblad Bedieningsknop Apparaat in het configuratiemenu voor alle SCAN-knoppen. Om de bedieningsknop Software in ControlCenter2 te configureren, kiest u het tabblad Bedieningsknop Software in het configuratiemenu voor elk van de SCAN-knoppen.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) SCAN 9 Er zijn vier knoppen voor de toepassingen Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Opmerking U kunt de toets Scan op de machine voor elke knop in ControlCenter2 configureren op het tabblad Bedieningsknop Apparaat. Afbeelding (voorbeeld: Apple PreView) 9 Met de functie Scannen naar Afbeelding kunt u een beeld rechtstreeks naar uw grafische toepassing voor bewerking van het beeld scannen.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) U kunt de andere instellingen ook wijzigen. Als u de toepassing wilt wijzigen, selecteert u de juiste toepassing in de keuzelijst Doel Applicatie. U kunt een toepassing aan de lijsten toevoegen door op de knop Toevoegen te klikken. Voer de Applicatienaam in (max. 30 tekens) en kies de gewenste toepassing door te klikken op Browse. Kies ook Type Bestand in de keuzelijst. U kunt toepassingen die u hebt toegevoegd ook weer verwijderen.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) OCR (tekstverwerkingsprogramma) 9 Scannen naar OCR converteert de gegevens van het grafische beeld naar tekst die door een tekstverwerkingstoepassing kan worden bewerkt. U kunt de standaard tekstverwerkingstoepassing wijzigen. Voor het configureren van Scannen naar OCR, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt en kiest u Bedieningsknop Software.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) E-mail 9 Met de functie Scannen naar E-mail kunt u een document naar uw standaard e-mailprogramma scannen, zodat u de gescande taak als bijlage kunt versturen. Als u de standaard e-mailtoepassing of het bestandstype van de bijlage wilt wijzigen, klikt u met de knop terwijl u Ctrl ingedrukt houdt en kiest u Bedieningsknop Software. Om het e-mailprogramma te wijzigen, kiest u het gewenste e-mailprogramma in de keuzelijst E-mail Programma.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) Bestand 9 Via de knop Scannen naar Bestand kunt u een beeld scannen en het in elk gewenst bestandsformaat in een map op uw harde schijf opslaan. Zo kunt u uw papieren documenten op eenvoudige wijze archiveren. Voor het configureren van het bestandstype en de map, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt en kiest u Bedieningsknop Software. Selecteer het bestandstype voor het opgeslagen beeld in de keuzelijst Type Bestand.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) CUSTOM SCAN 9 Er zijn vier scanknoppen die u naar eigen wens kunt configureren. Als u een knop wilt configureren, klikt u op de knop terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt. Het configuratievenster verschijnt. Er zijn vier scanfuncties: Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Snannen naar E-mail en Scannen naar Bestand. Scannen naar Afbeelding Hiermee kunt u een pagina rechtstreeks naar een beeldviewer/editor scannen.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) Scannen naar afbeelding 9 Algemeen tabblad Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Instellingen tabblad Kies de instellingen voor Doel applicatie, Type Bestand, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Duplex(dubbelzijdig) Scannen (indien noodzakelijk), Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) Scannen naar OCR 9 Algemeen tabblad Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Instellingen tabblad Kies de instellingen voor Doel applicatie, Type Bestand, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Duplex(dubbelzijdig) Scannen (indien noodzakelijk), Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) Scannen naar e-mail 9 Algemeen tabblad Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Instellingen tabblad Kies de instellingen voor E-mail Programma, Type Bestand, Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Duplex(dubbelzijdig) Scannen (indien noodzakelijk), Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) Scannen naar bestand 9 Algemeen tabblad Voer een naam in het veld Naam voor Custom in (maximaal 30 tekens). Deze naam wordt de knopnaam. Kies het type scan in het veld Scan Actie. Instellingen tabblad Kies het bestandsformaat in de keuzelijst Type Bestand. Sla het bestand op in de standaardmap of kies een andere map door op de knop Browse te klikken.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) KOPIE / PC-FAX 9 U kunt de knoppen Kopie1-Kopie4 aanpassen zodat u geavanceerde kopieerfuncties, zoals N in 1afdrukken, kunt gebruiken. Voordat u de knoppen Kopie kunt gebruiken, moet u eerst de printerdriver configureren door met de rechtermuisknop op de Ctrl-toets te klikken.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) Voer een naam in, in Naam voor Kopie (max. 30 tekens) en kies Kopieer Reden. Kies de te gebruiken instellingen voor Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Duplex(dubbelzijdig) Scannen (indien noodzakelijk), Scannerinterface weergeven, Helderheid en Contrast. Voordat de configuratie van de knop Kopie voltooid is, dient u de Naam Printer in te stellen.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) INSTELLINGEN APPARAAT 9 U kunt de verschillende machine-instellingen, inclusief instellingen voor snelkiezen, configureren door op de knoppen te klikken. Remote Setup (niet mogelijk voor DCP-modellen) 9 Met de knop Remote Setup opent u het venster Remote Setup Program waarin u de instellingenmenu van de machine kunt configureren. Opmerking Raadpleeg voor meer informatie Remote Setup (voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter) op pagina 176.
9. ControlCenter2 (voor Mac OS® 10.2.4. of recenter) Quick-Dial (niet mogelijk voor DCP-modellen) 9 Met de knop Quick-Dial kunt u het venster Kiesgeheugen van het programma Remote Setup openen, zodat u de kiesnummers eenvoudig kunt instellen of wijzigen op uw Macintosh®. Statusvenster 9 Met de knop Statusvenster kunt u de status van één of meer apparaten monitoren, waardoor u onmiddellijk bericht ontvangt van storingen zoals vastgelopen papier. (Zie Status Monitor op pagina 117.
10 Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) 10 Opmerking Beschikbaar voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter. Voordat u netwerkscannen gebruikt 10 Netwerkscannen configureren 10 Als u van de machine op een netwerk wilt scannen, moet u de netwerkmachine kiezen in de toepassing DeviceSelector in Macintosh HD/Bibliotheek/Printers/Brother/Utilites/DeviceSelector of in de keuzelijst voor het model op het hoofdscherm van ControlCenter2.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) c Specificeer uw machine per IP-adres of nodenaam. Als u het IP-adres wilt wijzigen, voert u een nieuw IP-adres in. Als u de nodenaam van uw machine wilt wijzigen, voert u een nieuwe nodenaam in. Ieder knooppunt (machine) heeft zijn eigen naam voor dit knooppunt. U kunt de naam van het knooppunt vinden door de configuratiepagina van de machine af te drukken. (Zie de netwerkhandleiding op de CDROM.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) De scantoets gebruiken 10 Als u een document wilt scannen met de functie duplex scannen, moet u het document in de ADF plaatsen en vervolgens 2zijdig (L)rand of 2zijdig (S)rand selecteren, afhankelijk van de lay-out van uw document.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) d Druk op a of b om 2zijdig (L)rand, 2zijdig (S)rand of 1-zijdig te selecteren. Druk op OK. Opmerking Als u een document wilt scannen met de functie duplex scannen, moet u het document in de ADF plaatsen en vervolgens 2zijdig (L)rand of 2zijdig (S)rand selecteren, afhankelijk van de lay-out van uw document. e Druk op a of b om PC te selecteren. Druk op OK.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) f Druk op a of b om Verander kwal. te selecteren. Druk op OK. Als u de kwaliteit niet hoeft te veranderen, drukt u op a or b om Geef adres te selecteren. Druk op OK en ga vervolgens naar stap j. g Druk opa of b om 150dpi 16kl, 300dpi 16kl, 600dpi 16kl, 200 dpi ZW/W of 200× 100 dpi z/w te selecteren. Druk op OK. Als u 150dpi 16kl, 300dpi 16kl of 600dpi 16kl selecteert, ga dan naar stap h.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) Scannen naar afbeelding 10 Wanneer u Scannen naar Afbeelding selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de Macintosh® verzonden die u in het netwerk hebt ingesteld. ControlCenter2 activeert de standaard grafische toepassing op de aangewezen Macintosh®. U kunt de scanconfiguratie wijzigen. (Zie Afbeelding (voorbeeld: Apple PreView) op pagina 150.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) Scannen naar OCR 10 Wanneer u Scannen naar OCR selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de Macintosh® verzonden die u in het netwerk hebt ingesteld. ControlCenter2 activeert de OCR-software die is geïnstalleerd op uw Macintosh® (Presto!® PageManager®) en converteert uw document naar tekst. Deze kunt u dan weergeven en bewerken in een tekstverwerkingtoepassing op de aangewezen Macintosh®. U kunt de scanconfiguratie wijzigen.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) Scannen naar bestand 10 Wanneer u Scannen naar Bestand selecteert, kunt u een zwart-witdocument of kleuren-document scannen en direct verzenden naar een Macintosh® in het netwerk. Het bestand wordt opgeslagen in de map en in het bestandsformaat dat u hebt geconfigureerd in ControlCenter2 op de aangewezen Macintosh®. U kunt de scanconfiguratie wijzigen. (Zie Bestand op pagina 154.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) Scannen naar FTP 10 Wanneer u Scannen naar FTP selecteert, kunt u een zwart/wit- of kleuren document direct naar een FTPserver op uw lokale netwerk of in internet scannen. De vereiste informatie voor het gebruik van Scannen naar FTP kan handmatig worden ingevoerd op het bedieningspaneel of met behulp van Web Based Management om de informatie vooraf te configureren en in een FTP-profiel op te slaan.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) c d Voer de gebruikersnaam in die op de FTP-server is geregistreerd voor de MFC (max. 32 tekens). e Voer de map van bestemming in, waarin uw document op de FTP-server wordt opgeslagen (bv. /brother/abc/) (max. 60 tekens). f Kies de kwaliteit waarmee het document wordt gescand uit de keuzelijst. U kunt kiezen uit kleur 150 dpi, kleur 300 dpi, kleur 600 dpi, Z/W 200 dpi of Z/W 200x100 dpi. g Kies het bestandstype voor het document uit de keuzelijst.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) g Druk op a of b om PDF of JPEG te selecteren. Druk op OK. h Druk op a of b om PDF of TIFF te selecteren. Druk op OK. i Toets de gebruikersnaam op het bedieningspaneel in. Druk op OK. j Toets het wachtwoord op het bedieningspaneel in. Druk op OK. k Op het LCD-scherm wordt Aansluiten bezig weergegeven. Wanneer de verbinding met de FTPserver tot stand is gebracht, begint de machine met scannen.
10. Netwerkscannen (niet beschikbaar voor DCP-8060) h Druk op a of b om Gebruikersnaam of Verander kwal. te selecteren. Als u Gebruikersnaam selecteert, ga dan naar stap l. Als u Verander kwal. selecteert, ga dan naar stap i. i Kies één van onderstaande opties. Druk op a of b om 150dpi 16kl, 300dpi 16kl of 600dpi 16kl te selecteren. Druk op OK en ga naar j. Druk op a of b om 200 dpi ZW/W of 200x100 dpi z/w te selecteren. Druk op OK en ga naar k. j Druk op a of b om PDF of JPEG te selecteren.
11 Remote Setup (niet mogelijk voor DCPmodellen) 11 Remote Setup (voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter) 11 Met de toepassing Remote Setup kunt u verscheidene MFC-instellingen configureren vanuit een Macintosh®-toepassing. Als u deze toepassing opent, worden de instellingen van de machine automatisch naar uw Macintosh® overgebracht en weergegeven op het scherm van uw Macintosh®. Als u de instellingen wijzigt, kunt u deze direct naar de machine overbrengen.
11. Remote Setup (niet mogelijk voor DCP-modellen) Exporteren Hiermee kunt u de huidige instellingen in een bestand opslaan. Importeren Hiermee kunt u de instellingen in het bestand lezen Opmerking • U kunt de knoppen Exporteren en Importeren gebruiken om een aantal verschillende instellingen voor uw machine op te slaan en te gebruiken.
I Index A N Afdrukken Macintosh ® Brother-driver ............................................117, 120 Netwerkscannen Macintosh ® .......................................................... 164 Windows® .............................................................. 79 Network PC-FAX Macintosh ® (alleen verzenden) ............................ 129 Windows® .............................................................. 93 B BR-Script 3 mode ................................................
Bezoek ons op World Wide Web http://www.brother.com Dit product is uitsluitend goedgekeurd voor gebruik in het land van aanschaf. Lokale Brothervestigingen en -dealers bieden alleen ondersteuning voor machines die in het land van vestiging zijn aangeschaft.