Multi-protocol afdruk-/faxserver Netwerkhandleiding NC-9100h MFC-8440 DCP-8040 MFC-8840D MFC-8840DN DCP-8045D Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de machine gaat gebruiken. U kunt deze handleiding via de cd-rom bekijken of afdrukken. Bewaar de cd-rom op een veilige plaats, zodat u deze wanneer nodig snel kunt raadplegen. Op het Brother Solutions Center (http://solutions.brother.com) vindt u alle benodigde informatie over uw apparaat.
Handelsmerken Brother is een gedeponeerd handelsmerk van Brother Industries, Ltd. HP, HP/UX, JetDirect en JetAdmin zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company. UNIX is een handelsmerk van UNIX Systems Laboratories. Ethernet is een handelsmerk van Xerox Corporation. Postscript is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. NetWare is een handelsmerk van Novell, Inc. Apple, Macintosh, LaserWriter en AppleTalk zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
BELANGRIJKE Voor technische hulp en met vragen over de werking van het OPMERKING: product, kunt u een van de onderstaande nummers bellen. Er dient vanuit het betreffende land gebeld te worden. In de VS 1-800-276-7746 In Canada 1-877-BROTHER In Europa Ga naar http://www.brother.com om uit te vinden hoe u contact kunt opnemen met uw plaatselijke Brother-kantoor.
Inleiding Overzicht De Brother NC-9100h afdruk-/faxserver biedt u de mogelijkheid om de machine van Brother op te nemen in een 10/100Mbits Ethernetnetwerk en met meerdere gebruikers te delen. Beheer via een webbrowser en beheerprogramma’s bieden gebruikersvriendelijke functies voor de configuratie en het beheer van de machine van Brother. Na de installatie en configuratie van NC-9100h kan de machine documenten faxen via het internet, en documenten afdrukken en scannen via een netwerk.
BELANGRIJKE INFORMATIE: REGULERINGEN Federal Communications Commission (FCC) Declaration of Conformity (alleen voor de VS) Responsible Party: Brother International Corporation 100 Somerset Corporate Boulevard Bridgewater, NJ 08807-0911, USA TEL: (908) 704-1700 declares, that the products Product Name: Model Number: Brother Network Card (BR-net) NC-9100h complies with Part 15 of the FCC Rules.
Conformiteitsverklaring (voor Europa) Wij, Brother Industries, Ltd., 15-1, Naeshiro-cho, Mizuho-ku, Nagoya 467-8561, Japan verklaren dat dit product voldoet aan de volgende normgevende documenten: Veiligheid: EN 60950, EMC: EN 55022 klasse B, EN 55024 volgens de bepalingen van de richtlijn inzake laagspanning 73/23/EEG en de richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit 89/336/EEG (zoals geamendeerd door 91/263/EEG en 92/31/EEG). Uitgegeven door: Brother Industries, Ltd.
Inhoudsopgave Inleiding .........................................................................iii Overzicht ...................................................................iii Kenmerken ................................................................iii BELANGRIJKE INFORMATIE: REGULERINGEN ....... iv Federal Communications Commission (FCC) Declaration of Conformity (alleen voor de VS) ......... iv Industry Canada Compliance Statement (alleen voor Canada) ...............................................
Afdrukken vanaf Windows NT® 4.0 De software Brother Peer to Peer Print installeren..... 2-5 Afdrukken vanaf Windows NT® 4.0 Aan de printer koppelen ............................................. 2-6 Afdrukken vanaf Windows NT® 4.0 Een tweede Brother-LPR-poort toevoegen ................ 2-7 Andere bronnen van informatie .................................. 2-7 3 4 5 Peer to Peer Print..................................................................
Brother Internet Print: De afdruk-/faxserver van Brother configureren ............................................ 5-3 Controlelijst bij het configureren van de afdrukserver................................................ 5-3 Brother Internet Print: BRAdmin Professional gebruiken voor het configureren van de afdrukserver ...... 5-4 Brother Internet Print: De afdrukserver configureren met een webbrowser .............................
Macintosh configureren (Mac OS® X 10.1 - 10.2.1 of recenter) ....................... 7-9 De afdrukserver selecteren (AppleTalk/EtherTalk)................................................. 7-9 De afdrukserver selecteren (TCP/IP) ....................... 7-10 De configuratie wijzigen............................................ 7-11 Andere bronnen van informatie ................................ 7-11 Afdrukken vanaf een Macintosh® met de eenvoudige netwerkconfiguratie van Mac OS® X ...........................
Mailbox Wachtw .................................................10-12 Setup Mail RX (alleen voor de MFC) ...................... 10-13 Auto Polling ........................................................ 10-13 Poll Frequency.................................................... 10-13 Header................................................................ 10-13 Del Error Mail......................................................10-14 Notification..........................................................
ARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres van de afdruk-/faxserver ............................ 11-6 RARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres ....................................................... 11-8 BOOTP gebruiken voor het configureren van het IP-adres ....................................................... 11-9 12 13 Internetfaxen (alleen MFC)................................................. 12-1 Overzicht ..................................................................
Problemen met afdrukken via internet (BIP) (TCP/IP) oplossen .................................................... 13-9 Problemen oplossen met Windows® 95/98/Me/2000/XP en IPP ........................................ 13-9 Problemen met Novell NetWare oplossen.............. 13-10 Problemen met AppleTalk oplossen .......................13-11 Problemen met DLC/LLC oplossen ........................ 13-12 Problemen met afdrukken via de webbrowser oplossen (TCP/IP) .................................................
1 Afdrukken op Unix-systemen 1 Afdrukken op Unix/Linux-systemen via TCP/IP Overzicht De afdruk-/faxservers van Brother worden geleverd met de protocolsuite Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP). Aangezien bijna alle UNIX-hostcomputers TCP/IP ondersteunen, kan een printer hiermee op een UNIXEthernetnetwerk worden gedeeld.
5 Als u het bestand PRINTCAP configureert, besteed dan bijzondere aandacht aan de servicenamen, BINARY_P1 en TEXT_P1. TCP/IP Afdruk-/faxservers van Brother worden door het netwerk beschouwd als een UNIX-host-computer met een uniek IP-adres, die het protocol lpd (line printer daemon) uitvoert. Het resultaat is, dat elke hostcomputer die de externe LPR-opdracht van Berkeley ondersteunt, taken naar afdrukservers van Brother kan spoolen zonder dat daarvoor op de hostcomputer speciale software nodig is.
Hoe de ingang er precies uitziet, is afhankelijk van uw systeem. Raadpleeg daarom de met uw systeem meegeleverde documentatie en houd rekening met de indeling van andere ingangen in het bestand /etc/hosts. De knooppuntnaam in dit bestand hoeft niet hetzelfde te zijn als de naam die geconfigureerd is in de afdruk-/faxserver van Brother (de naam die verschijnt op de pagina met de printerconfiguratie), maar het is verstandig om dezelfde namen te gebruiken.
3 Configureer het bestand /etc/printcap op elke hostcomputer: specificeer de locale afdrukwachtrij, de afdruk-/ faxservernaam (ook wel externe machine of rm genoemd), de afdruk-/faxserverservicenaam (ook wel externe printer, externe wachtrij, of rp genoemd) en de spooldirectory. Deze stap is van toepassing op de meeste UNIX-systemen, met inbegrip van Linux, Sun OS (maar niet Solaris 2.xx), Silicon Graphics (lpr/lpd-optie nodig), DEC ULTRIX, DEC OSF/1 en Digital UNIX.
De opties rm en rp zijn op sommige UNIX-systemen niet beschikbaar. Controleer zo nodig uw documentatie voor informatie over soortgelijke opties. Bij Berkeley-compatibele UNIX-systemen kan de opdracht lpc worden gebruikt om de printerstatus op te vragen: %lpc status laser1: queuing is enabled printing is enabled no entries no daemon present Als u AT&T-compatibele UNIX-systemen gebruikt, kunt u doorgaans de opdracht lpstat of rlpstat gebruiken om soortgelijke statusinformatie op te vragen.
Linux configureren Als u uw Linux-distributie niet wilt configureren met de methode waar u de opdracht achter de prompt typt, kunt u de toepassing Linux Printer System Manager op uw GUI gebruiken. Hiertoe gaat u als volgt te werk: 1 Klik in het scherm Linux Printer System Manager op Add. 2 U wordt nu gevraagd om te specificeren welk printertype u gebruikt; selecteer de optie voor de externe (lpd) wachtrij van Unix en klik op OK.
HP-UX configureren Bij HP-UX10.xx wordt het programma sam gebruikt voor het instellen van de externe printer. U volgt de onderstaande stappen: 1 Voer het programma sam uit. Selecteer Printers and Plotters in de optielijst. 2 Selecteer LP Spooler. 3 Selecteer Printers and Plotters. 4 Selecteer Actions en vervolgens Add Remote Printer/Plotter. 5 Voer een willekeurige naam in voor de printernaam (dit is de naam van de afdrukwachtrij).
Oudere versies van HP-UX volgen ongeveer dezelfde procedure als voor 10.xx: 1 Voer sam in en selecteer Peripheral Devices en vervolgens Add Remote Printer (not Networked printer). 2 Voer de onderstaande externe printerinstellingen in (de andere instellingen zijn niet belangrijk): ■ Line printer name (door gebruiker te selecteren). ■ Remote system name (de afdruk-/faxservernaam moet overeenkomen met wat er in het Hosts-bestand staat, of gebruik het IP-adres van de afdruk-/faxserver).
De procedure voor systemen ouder dan V4.0 is als volgt: 1 Voer smit in en selecteer devices. 2 Selecteer printer/plotter. 3 4 5 6 7 Selecteer manage remote printer subsystem. Selecteer client services. Selecteer remote printer queues. Selecteer add a remote queue. Voer de onderstaande instellingen voor de externe wachtrij in: ■ Name of queue to add (door gebruiker te selecteren). ■ Activate the queue (Ja).
Als dit de eerste printer is die wordt geconfigureerd, moet vóór de opdracht accept ook de opdracht lpsched worden gebruikt. U kunt daarentegen ook Printer Manager gebruiken in het hulpprogramma Admintool onder OpenWindows. Selecteer Edit, Add en Add Access to Remote Printer. Voer nu de naam van de afdruk-/faxserver in, in het formaat prnservernaam!\prnserverservice, zoals hierboven beschreven.
SCO UNIX vereist TCP/IP V1.2 of een recentere versie om met afdrukservers van Brother te kunnen werken. Eerst moeten de bestanden /etc/hosts en /etc/printcap worden geconfigureerd (zie stap 2). Vervolgens voert u het programma sysadmsh als volgt uit: 1 Selecteer Printers. 2 Selecteer Configure. 3 Selecteer Add. 4 Voer de naam in van de wachtrij die u in het bestand /etc/printcap hebt ingevoerd als printernaam. 5 Voer bij Comment en Class name iets in.
Gebruik de volgende OS/400-opdracht (één lijn) om de LPD-wachtrij aan te maken: CRTOUTQ OUTQ( RMSTSYS (*INTNETADR) RMTPRTQ() AUTOSTRWTR(1) CNNTYPE(*IP) DESTTYPE (*OTHER) MFRTYPMDL () INTNETADR('') TEXT ('') waar de nieuwe naam van de AS/400afdrukwachtrij is, de servicenaam van de afdruk-/ faxserver is (BINARY_P1 of TEXT_P1), de naam van de OS/400-printerdriver is (*HP4 wordt aanbevolen in twijfelgevallen), en
Als u op uw UNIX-hostcomputer nog geen spooldirectory voor de afdruk-/faxserver van Brother hebt ingesteld, dan moet dat nu gebeuren (de hulpprogramma's voor het instellen van de printer in HP/UX, AIX, Solaris 2.xx en andere systemen zullen de spooldirectory automatisch maken). De lpd-spooldirectory bevindt zich doorgaans in de directory /usr/spool (vraag uw systeembeheerder of de locatie in uw systeem misschien afwijkt). Als u een nieuwe spooldirectory wilt maken, gebruikt u de opdracht mkdir.
2 Afdrukken via TCP/IP 2 Afdrukken vanaf Windows NT® 4.0, Windows® 2000/XP, LAN Server en Warp Server Overzicht Als u Windows NT® 4.0 gebruikt, kunt u met het TCP/IP-protocol rechtstreeks afdrukken op een netwerkklare machine van Brother. Voor Microsoft Windows NT® 4.0 moet het protocol "TCP/IP Printing" van Microsoft worden geïnstalleerd. Bij gebruik van Windows® 2000/ XP kunnen afdruktaken direct naar de printer worden gestuurd, zonder dat u extra software hoeft te installeren.
5 Onder Windows® 95/98/Me kunnen afdruktaken via het IPP- protocol worden gestuurd en via een Windows® 2000/XPcomputer worden omgeleid, op voorwaarde dat de software Microsoft Internet Print Services is geïnstalleerd op de client-pc, dat Internet Information Server (IIS) is geïnstalleerd en draait op de Windows® 2000/XP-computer, en dat op de client-pc minstens versie 4 of recenter van Microsoft Internet Explorer is geïnstalleerd.
3 Klik op Volgende. 4 Vervolgens dient u de juiste poort te selecteren waarmee afdrukken over het netwerk mogelijk is. Selecteer in het keuzemenu Een nieuwe poort maken en selecteer Standaard TCP/IP-poort. 5 Klik daarna op Volgende. 6 De wizard Standaard TCP/IP-poort toevoegen verschijnt. Klik op Volgende. 7 Typ het IP-adres of de naam van de printer die u wilt configureren. De wizard vult de poortnaam automatisch voor u in. 8 Klik op Volgende.
Afdrukken via Windows® 2000/XP (Printerdriver reeds geïnstalleerd) Als u al een printerdriver hebt geïnstalleerd en deze wilt configureren om af te drukken via een netwerk, volgt u deze procedure: 1 Selecteer de printerdriver die u wilt configureren. 2 Selecteer Bestand en kies vervolgens Eigenschappen. 3 Klik op het tabblad Poort en klik op Poort toevoegen. 4 Selecteer de poort die u wilt gebruiken. Doorgaans is dit de Standaard TCP/IP-poort. Klik vervolgens op de knop Nieuwe poort....
6 Configureer in dit dialoogvenster het IP-adres, het subnetmasker en het gateway-adres van de host. Vraag uw systeembeheerder om deze adressen. 7 Klik op OK om af te sluiten (u moet uw Windows NT® 4.0werkstation of server opnieuw opstarten). Afdrukken vanaf Windows NT® 4.0 De software Brother Peer to Peer Print installeren 1 Start het installatieprogramma op de cd-rom en volg de instructies in de installatiehandleiding.
Afdrukken vanaf Windows NT® 4.0 Aan de printer koppelen Gebruik nu de standaard printerinstallatieprocedure van Windows® om op uw Windows®-systeem een printer te maken. 1 Klik op Start, selecteer Instellingen en ga naar Printers. 2 Dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen om de wizard Printer toevoegen te activeren. 3 Selecteer Deze computer (niet Netwerkprinter) en klik op Volgende.
Afdrukken vanaf Windows NT® 4.0 Een tweede Brother-LPR-poort toevoegen U hoeft hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uit te voeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van de printer die u wilt configureren, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen. Klik op het tabblad Poorten en klik op Poort toevoegen. Markeer in het dialoogvenster Printerpoorten de optie Brother LPR-poort.
3 Peer to Peer Print 3 Afdrukken in een peer-to-peer netwerk voor Windows® 95/98/Me Overzicht Het besturingssysteem Windows® 95/98/Me van Microsoft beschikt over ingebouwde netwerkfuncties. Met deze functies kan een Windows®-pc worden geconfigureerd als een client-werkstation in een netwerkomgeving met een bestandsserver. Ook in kleinere netwerken biedt Windows® 95/98/Me pc's de mogelijkheid in een peer-to-peer modus te werken.
De Driver Deployment Wizard Het installatieprogramma installeert de Windows® PCL-driver en Brother’s driver voor de netwerkpoort (LPR en NetBIOS). Als de beheerder daarna met behulp van deze software de drivers voor de printer en de poort installeert, kan het bestand op de bestandsserver worden opgeslagen of via e-mail naar de gebruikers worden gestuurd. Als gebruikers op dat bestand klikken, worden de printerdriver, de poortdriver, het IP-adres enz. automatisch naar hun pc gekopieerd.
5 Selecteer de directory waar de bestanden van Brother Peer to Peer Print (LPR) geïnstalleerd moeten worden en klik op Volgende. Als de map nog niet op uw schijf bestaat, zal het installatieprogramma deze nu maken. 6 Voer de naam in van de poort die u wilt gebruiken en klik op OK. De standaardnaam voor de poort is BLP1. Welke naam u ook kiest, deze dient uniek te zijn en MOET beginnen met BLP. 7 Nu moet u het eigenlijke IP-adres van de afdruk-/faxserver invoeren in het veld Printernaam of IP-adres.
5 Selecteer de juiste driver. Klik daarna op Volgende. 6 Als u een printerdriver selecteert die reeds wordt gebruikt, kunt u de bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende. 7 Selecteer de Brother LPR-poort (de poortnaam die u hebt toegewezen in stap 6 van het onderdeel dat de installatie van Brother Peer to Peer Print behandelt) en klik op Volgende. 8 Voer een naam in voor de Brother-printer en klik op Volgende.
Een tweede Brother LPR-poort toevoegen U mag hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uitvoeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van de printer die u wilt configureren, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen. Klik op het tabblad Details en klik op Poort toevoegen. In het dialoogvenster Poort toevoegen selecteert u het keuzerondje Andere en vervolgens Brother LPR-poort.
4 Peer-to-peer afdrukken via NetBIOS Afdrukken via NetBIOS op Windows® 95/98/Me/2000/XP, Windows NT® 4.0, LAN Server en OS/2 Warp Server Overzicht De afdruk-/faxserver van Brother ondersteunt SMB (Server Message Block) over het TCP/IP-protocol via de NetBIOS-interface. Dit betekent dat printers van Brother, net als gewone Windows®-pc’s, kunnen worden opgenomen in uw netwerkomgeving.
De afdrukserver configureren Om deze functie te laten werken, moet u de naam van uw DOMEIN of uw WERKGROEP veranderen; deze naam dient hetzelfde te zijn als de naam van uw netwerk. Daarna zal de afdruk-/faxserver automatisch in uw netwerkomgeving herkend worden en kunt u documenten afdrukken zonder dat er extra software geïnstalleerd hoeft te worden. Uw Windows® 95/98/Me/2000/XP- en Windows NT® 4.
Vanwege de wijze waarop Microsoft-netwerken werken, kan het enkele minuten duren voordat de afdruk-/faxserver in uw netwerkomgeving herkend wordt. En het kan ook een paar minuten duren voordat de afdruk-/faxserver uit uw netwerkomgeving verdwijnt, zelfs als de printer is uitgezet. Dit is een eigenschap van netwerken op basis van Microsoftwerkgroepen en -domeinen. De werkgroep-/domeinnaam wijzigen met een webbrowser U kunt de werkgroep-/domeinnaam wijzigen met BRAdmin Professional.
NetBIOS Port Monitor voor Windows® 95/98/Me/ 2000/XP en Windows NT® 4.0 Voor deze software moet het TCP/IP-transportprotocol op uw Windows® 95/98/Me/2000/XP- en Windows NT® 4.0-computer zijn geïnstalleerd. Raadpleeg uw Windows®-documentatie voor informatie over het installeren van de protocollen. Als u het TCP/IP-protocol gebruikt, dient het juiste IP-adres te worden gedefinieerd op de afdruk-/faxserver en op uw client-pc.
7 Nu moet u de servernaam en de poortnaam voor de eigenlijke afdruk-/faxserver invoeren. U kunt de knop Bladeren gebruiken om te zoeken naar de afdruk-/faxserver en de domein-/ werkgroepnaam selecteren, waarna de server in de lijst komt te staan. Als de afdrukserver niet automatisch in de bladerlijst wordt geplaatst, dient u te controleren of de domeinnaam juist geconfigureerd is. U kunt de naam natuurlijk ook gewoon met de hand invoeren. De naam moet conform UNC (Universal Name Convention) zijn.
4 Selecteer Locale printer wanneer u wordt gevraagd op welke wijze de printer op uw computer is aangesloten en klik op Volgende. 5 Selecteer de juiste driver. Klik daarna op Volgende. 6 Als u een printerdriver selecteert die reeds wordt gebruikt, kunt u de bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
7 Als u een printerdriver selecteert die reeds gebruikt wordt, kunt u de bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende. 8 Voer een naam in voor de printer van Brother en klik op Volgende. U noemt de printer bijvoorbeeld "Brother Netwerkprinter". 9 Selecteer Niet gedeeld of Gedeeld en Naam delen, en klik op Volgende. 10 Windows® vraagt of u een testpagina wilt afdrukken. Selecteer Ja en vervolgens Voltooien. U kunt nu gaan afdrukken.
Windows NT® 4.0 /Windows® 2000/XP 2 Klik op het tabblad Poort en klik op Poort toevoegen. In het dialoogvenster Poort toevoegen selecteert u Brother NetBIOS-poort. Klik op Nieuwe poort en voer de poortnaam in. De standaardnaam voor de poort is BNT1. Als u deze naam reeds gebruikt hebt, wordt er een foutmelding weergegeven als u probeert om de naam opnieuw te gebruiken, in welk geval u BNT2, enz. dient te gebruiken. Nadat u de poortnaam hebt gespecificeerd, klikt u op OK.
5 Afdrukken via internet configureren voor Windows® Afdrukken via internet installeren Overzicht Brother's BIP-software (Brother Internet Print) is bedoeld voor Windows® 95/98/Me en Windows NT® 4.0 en laat een pc-gebruiker op de ene plaats een afdruktaak via internet naar een netwerkprinter van Brother op een andere plaats versturen. Iemand op een pc in New York kan bijvoorbeeld een document rechtstreeks vanuit zijn/ haar Microsoft Excel-toepassing afdrukken op een printer in Parijs.
5 Onder Windows® 95/98/Me kunnen afdruktaken via het IPP- protocol worden gestuurd en via een Windows® 2000-computer worden omgeleid, op voorwaarde dat de software Microsoft Internet Print Services is geïnstalleerd op de client-pc, dat IIS (Internet Information Server) is geïnstalleerd en draait op de server, en dat op de client-pc minstens versie 4 of recenter van Microsoft Internet Explorer is geïnstalleerd.
■ Op de externe locatie wordt het e-mailbericht door een emailserver ontvangen. De externe afdruk-/faxserver, die een eigen e-mailadres heeft, gebruikt het POP3-protocol (Post Office Protocol 3) om het e-mailbericht van de server te downloaden. Het bericht wordt dan gedecodeerd en op de printer afgedrukt. Als er een e-mail is ontvangen die niet is geconfigureerd voor de virtuele poortdriver van BIP, zal de printer de e-mail als een tekstdocument afdrukken.
Brother Internet Print: BRAdmin Professional gebruiken voor het configureren van de afdrukserver U kunt dit gedeelte overslaan als u de externe afdruk-/ faxserver hebt geconfigureerd met een webbrowser. Als u BRAdmin Professional gebruikt, kunt u de afdrukserver van Brother configureren met het TCP/IP-protocol of met het IPX-protocol. Om de afdruk-/faxserver te configureren voor het ontvangen van afdruktaken van een pc met Windows® 95/98/Me/2000/XP en Windows NT® 4.
6 Indien gewenst, voert u voor de mailbox een wachtwoord in. 7 De afdruk-/faxserver is standaard geconfigureerd om de POP3server elke 10 minuten te pollen. Indien gewenst, verandert u deze waarde. 8 Als de functie die meldt dat er mail is binnengekomen, is geactiveerd, voert u het adres van uw SMTP-server in (raadpleeg uw netwerkbeheerder als u dit adres niet weet). 9 Klik op OK en sla de wijzigingen op. Sluit BRAdmin Professional nu af.
Brother Internet Print: De BIP-software installeren in Windows® 95/98/Me/2000/XP en Windows NT® 4.0 Om de BIP-software te installeren op een pc met Windows® 95/98/ 2000/XP of Windows NT® 4.0, gaat u als volgt te werk: ■ Op de pc moet een e-mailprogramma worden uitgevoerd (bijvoorbeeld Microsoft Outlook) waarmee e-mailberichten m.b.v. Winsock verzonden kunnen worden. ■ Uw e-mailserver moet berichten over internet kunnen verzenden.
9 U wordt nu gevraagd de poortinstellingen voor de externe afdruk-/faxserver in te voeren: Voer voor de externe afdruk-/faxserver een uniek, geldig internet e-mailadres in (bijvoorbeeld emailprinter@xyz.com). Houd er rekening mee dat er in internet e-mailadressen geen spaties mogen worden gebruikt. Voer uw e-mailadres en het IP-adres van uw SMTP e-mailserver in (raadpleeg uw netwerkbeheerder als u dit adres niet weet).
15 Selecteer het model van de externe printer (bijvoorbeeld Brother HL-serie). Als uw printer niet in de lijst staat, klikt u op Diskette om de driver vanaf de cd-rom te installeren. Klik daarna op Volgende. 16 Als u een printerdriver selecteert die reeds wordt gebruikt, kunt u de bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
Een tweede Brother Internetpoort toevoegen U hoeft hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uit te voeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van een printer die BIP gebruikt, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen. Klik op het tabblad Details (Poorten op Windows NT® 4.0) en klik op Poort toevoegen.
5 Zodra u op Volgende klikt, maakt Windows® 2000/XP de verbinding met de opgegeven URL. ALS DE PRINTERDRIVER AL IS GEÏNSTALLEERD Als de geschikte printerdriver al is geïnstalleerd op uw pc, zal Windows® 2000/XP automatisch deze driver gebruiken. In dat geval vraagt het programma u of u de huidige driver wilt instellen als standaarddriver, waarna de installatie van de driver voltooid is. U kunt nu gaan afdrukken.
Een andere URL specificeren Vergeet niet dat u verschillende gegevens kunt invoeren in het URLveld. http://printer_ip_adres:631/ipp Dit is het standaard URL-adres en we raden aan om deze URL te gebruiken. Let wel: de optie Meer informatie verkrijgen geeft geen printergegevens weer. http://printer_ip_adres:631/ipp/portl Deze optie biedt compatibiliteit met HP JetDirect. Let wel: de optie Meer informatie verkrijgen geeft geen printergegevens weer.
6 Afdrukken via Novell NetWare 6 Afdrukken via Novell NetWare configureren Overzicht Met de afdruk-/faxservers van Brother kunnen afdruktaken van NetWare-client-pc's worden afgedrukt op dezelfde printer als gebruikt wordt door TCP/IP- en andere netwerkprotocolgebruikers. Alle NetWare-taken worden door de Novell-server in de wachtrij geplaatst en naar de printer gestuurd zodra deze beschikbaar is.
Algemene informatie Om de afdruk-/faxservers van Brother op een NetWare-netwerk te kunnen gebruiken, moeten een of meer bestandsservers zijn geconfigureerd met een afdrukwachtrij die door de afdruk-/faxserver bediend kan worden.
Een NDPS-printer maken met NWADMIN voor NetWare5 Met NetWare 5 heeft Novell een nieuw afdruksysteem ontwikkeld onder de naam Novell Distributed Print Services (NDPS). Voordat u de afdruk-/faxserver kunt configureren, moet NDPS zijn geïnstalleerd op de NetWare 5-server en moet er een NDPSmanager worden geconfigureerd op de server. Meer informatie over de NDPS-printers en over afdrukken via NDPS vindt u in de Andere bronnen van informatie aan het einde van dit hoofdstuk.
NDPS-broker Nadat NDPS is geïnstalleerd, wordt er een NDPS-broker op het netwerk geladen. Een van de broker-diensten, de Resource Management Service, laat u op de server printerdrivers installeren voor gebruik met afdrukagenten. Om een printerdriver toe te voegen aan een broker, gaat u als volgt te werk: 1 Controleer dat de Resource Management Service is geactiveerd. 2 Open het hoofdvenster Broker Object in de NetWare Administrator. 3 Activeer de weergave Resource Management.
Een afdrukagent maken Volg de onderstaande stappen voor het maken van een afdrukagent voor de Control Access Printer (het NDS-object). 1 Selecteer in NetWare Administrator Object | Create | NDPS Printer. Voer de naam van de NDPS-printer in. 2 Als dit een nieuwe printer is, selecteert u Create A New Printer Agent. 3 Als er al een NDS-printer beschikbaar is, maar u deze wilt upgraden zodat hij gebruik kan maken van het NDPS-schema, kies dan Existing NDS printer object.
5 Selecteer None als printertype, en Novell Port Handler als het type poort-handler. Klik nu op OK. 6 Geef nu op welk type verbinding u zult gebruiken. U kunt kiezen uit vier opties. Selecteer de optie LPR over IP. 7 Voer de gegevens van de printer in. Brother raadt u aan om Binary_P1 in te voeren als printernaam. Klik op Finish en wacht. Selecteer de printerdrivers voor het besturingssysteem van de client. U kunt nu gaan afdrukken.
3 In de lijst zullen een of meer afdruk-/faxservers staan (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de netwerkconfiguratiepagina af te drukken. Raadpleeg “De afdruk-/faxserver terugstellen op de fabrieksinstellingen (testtoets)” op pagina 13-4 voor informatie over het op uw machine afdrukken van de configuratiepagina.
De netwerkafdrukserver (NDS wachtrijserver) maken met BRAdmin Professional 1 U dient zich in de NDS-modus als ADMIN te hebben aangemeld. 2 Start BRAdmin Professional. 3 In de lijst zullen een of meer afdruk-/faxservers staan (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de printerconfiguratiepagina af te drukken.
e De naam van uw wachtrij staat nu in de door u gespecificeerde structuur en context. Selecteer de wachtrij en klik op Toevoegen. De wachtrijnaam wordt overgebracht naar het venster Service Print Queues. In dit venster staat naast de wachtrijnaam ook de informatie over de structuur en de context. f Klik op Sluiten. De afdruk-/faxserver zal zich nu bij de NetWare-server aanmelden. Sluit BRAdmin Professional nu af. U kunt nu gaan afdrukken.
7 Indien nodig, verandert u de context. Dubbelklik nu op de naam van printer die u in stap 3 hebt gemaakt. 8 Klik op Assignments. 9 Klik op Add. 10 Wijzig de context indien nodig. 11 Selecteer de afdrukwachtrij die u in stap 5 hebt gemaakt. 12 Klik op Configuration en stel Printer type in op Other/ Unknown. Klik op OK. 13 Indien nodig, verandert u de context. Selecteer op de menubalk de optie Object en vervolgens Create. Het menu New Object wordt geopend.
18 Start BRAdmin Professional en selecteer de juiste afdruk-/ faxserver in de lijst (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). 19 Dubbelklik op de gewenste afdruk-/faxserver van Brother. U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is access. Vervolgens selecteert u het tabblad NetWare. 20 Selecteer de optie Server van wachtrij als de besturingsmodus.
Een netwerkafdrukserver (NDS externe printer) maken met Novell NWADMIN en BRAdmin Professional Om een afdruk-/faxserver van Brother met NWADMIN (het hulpprogramma NetWare Administrator) en BRAdmin Professional te configureren voor de modus Externe printer, volgt u de onderstaande stappen: 1 De PSERVER NLM (NetWare Loadable Module) moet op uw bestandsserver zijn geladen en u moet op de NetWare 4.1xbestandsserver in NDS-modus zijn aangemeld als ADMIN. 2 Dubbelklik op het pictogram om NWADMIN op te starten.
12 Indien nodig, verandert u de context. Selecteer nu de afdrukwachtrij die u hebt gemaakt. Klik op OK en vervolgens nogmaals op OK en sluit NWADMIN af. 13 Start BRAdmin Professional en selecteer de juiste afdruk-/ faxserver in de lijst (standaard begint de knooppuntnaam met BRN_xxxxxx, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de machine af te drukken.
7 Afdrukken vanaf een Macintosh® Afdrukken vanaf een Macintosh® met AppleTalk® en TCP/IP of de eenvoudige netwerkconfiguratie In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de PostScript-driver op een netwerk moet configureren. Raadpleeg de meegeleverde installatiehandleiding voor nadere informatie over het op een netwerk configureren van de standaarddriver voor Quick Draw. Overzicht Afdrukservers van Brother ondersteunen het AppleTalk-protocol dat over Ethernet wordt uitgevoerd (ook EtherTalk genoemd).
Tips en hints: 1 De standaardnaam die zal verschijnen in de Kiezer van een Macintosh® heeft meestal het formaat BRN_xxxxxx_P1_AT (waar xxxxxx verwijst naar de 6 laatste tekens van het Ethernetadres). 2 De eenvoudigste manier om deze naam te wijzigen vanaf een Macintosh®-netwerk is om een IP-adres toe te kennen aan de printer en vervolgens de webbrowser te gebruiken om de naam te wijzigen. Maak via een webbrowser verbinding met de machine en klik op de optie voor het configureren van een netwerk.
Macintosh® configureren (Mac OS® 8.6 - 9.2) De afdrukserver van Brother is compatibel met de standaarddriver voor de Apple LaserWriter 8 (oudere versies van de LaserWriterdrivers kunnen op grotere netwerken crashes of PostScript-fouten veroorzaken). Als u de LaserWriter 8-driver nog niet hebt geïnstalleerd, dan moet dat nu gebeuren. Raadpleeg uw Macintoshdocumentatie voor nadere informatie hierover.
U dient het juiste PPD-bestand, dat met uw machine werd geleverd, te installeren. Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. Selecteer het pictogram Start Here OS 8.6-9.2, selecteer uw taal en volg de instructies op het scherm om de software te installeren.
1 Open de Kiezer in het Apple-menu van de Macintosh® en klik op het pictogram LaserWriter (indien nodig, selecteert u de juiste AppleTalk-zone in het netwerkconfiguratiescherm). Afbeelding 2 Macintosh Kiezer 2 Klik op de juiste afdruk-/faxserver en sluit de Kiezer. U kunt nu vanaf de Macintosh afdrukken. Als de afdruk-/faxserver niet vermeld wordt, controleert u eerst de bekabeling en of u EtherTalk via het netwerkconfiguratiescherm van de Macintosh hebt geactiveerd.
De afdrukserver selecteren (TCP/IP) Apple heeft het hulpprogramma "Bureaubladprinter" ontwikkeld. U vindt dit in het Apple-menu (dat alleen beschikbaar is op System 8.6 of recenter).
1 Selecteer nu Printer (LPR) en klik op OK. Het volgende scherm wordt geopend: Afbeelding 4 Configuratie voor PPD en LPR selecteren 2 Nu moeten we het juiste PPD-bestand voor de machine selecteren, en de correcte LPR-informatie configureren. Klik op de knop Wijzig in het vak PostScript™printerbeschrijvingsbestand (PPD) en selecteer het juiste PPD-bestand voor uw model. 3 Klik op de knop Wijzig bij de tekst Selectie LPR-printer. 4 Voer het IP-adres en de servicenaam van de machine in.
Afbeelding 5 Het IP-adres en de wachtrij invoeren Als u niet de juiste waarde invoert, zal de machine misschien niet afdrukken of worden onjuiste gegevens afgedrukt. Zorg er dus voor dat de waarde die u hier invoert, overeenstemt met de servicenaam van de machine. 5 Klik op OK om terug te keren naar het vorige scherm. 6 U kunt de printer nu gaan maken.
Macintosh configureren (Mac OS® X 10.1 - 10.2.1 of recenter) U dient het juiste PPD-bestand, dat met uw printer werd geleverd, te installeren. Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. Selecteer Start Here OSX en volg de instructies op het scherm. De afdrukserver selecteren (AppleTalk/EtherTalk) Na de installatie van het PPD-bestand voert u de volgende procedure uit om de printerdriver te installeren. 1 Zet de printer AAN. 2 Open de map Applications. 3 Open de map Utilities.
Druk de configuratiepagina af als u het MAC-adres wilt weten. Raadpleeg De afdruk-/faxserver terugstellen op de fabrieksinstellingen (testtoets) op pagina 13-4 voor meer informatie over het afdrukken van de configuratiepagina. 8 Selecteer uw printermodel in de keuzelijst met printermodellen. 9 Klik op Voeg toe; de printer komt nu in de Printerlijst te staan. De afdrukserver selecteren (TCP/IP) Na de installatie van het PPD-bestand voert u de volgende procedure uit om de printerdriver te installeren.
De configuratie wijzigen De eenvoudigste manier om de parameters van de machine of afdruk-/faxserver te wijzigen vanaf een Macintosh, is met behulp van een webbrowser. Maak verbinding met de machine via de volgende opdracht: http://ip_adres waar ip_adres het adres van de machine is. Andere bronnen van informatie 1 Zie ook hoofdstuk 11 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de machine.
1 Start het Print Center en klik op Voeg toe. 2 Selecteer Rendezvous (kan worden gewijzigd in toekomstige versies van Mac OS® X.) om alle machines weer te geven die compatibel zijn met de eenvoudige netwerkconfiguratie. Als u Mac OS® X 10.2.1 gebruikt, worden er drie machines weergegeven. Selecteer een van deze machines.
3 Klik op de machine en verander het Printermodel in "Brother". Nu worden de op uw Macintosh geïnstalleerde PPD-bestanden weergegeven. Selecteer het relevante PPD-bestand. 4 U ziet de machine die compatibel is met de eenvoudige netwerkconfiguratie. 5 Klik op de machine en klik op Maak standaard om deze printer als de standaardprinter in te stellen. De machine is nu klaar om af te drukken.
8 Afdrukken via DLC 8 Afdrukken vanaf Windows NT® 4.0 of Windows® 2000 Overzicht DLC is een eenvoudig protocol dat standaard met Windows NT® 4.0 en Windows® 2000 wordt geleverd. Het kan worden gebruikt op andere besturingssystemen (zoals Windows® 3.x), in combinatie met los verkrijgbare software die de Hewlett-Packard JetDirect-kaart ondersteunt. Tips en hints: 1 Eén manier om de gegevens van alle netwerkinstellingen af te drukken, is door de configuratiepagina af te drukken.
3 Selecteer het DLC-protocol en klik op OK, of op Toevoegen als u Windows® 2000 gebruikt. U wordt om de locatie van de bestanden gevraagd. Bij op computers op basis van Intel zijn de benodigde bestanden opgeslagen in de map i386 van de cdrom met Windows NT® 4.0. Als u een niet op Intel gebaseerd platform gebruikt, moet u de juiste map op uw cd-rom met Windows NT® 4.0 specificeren en het venster sluiten. 4 Start nu uw systeem opnieuw op, pas dan zijn de wijzigingen van kracht.
9 In het kleine vak onder Kaartadres verschijnt het geselecteerde afdrukserveradres. 10 Typ een naam voor de poort (let erop dat u niet de naam van een reeds bestaande poort of van een DOS-apparaat kiest, zoals LPT1), klik op OK en klik in het scherm Printerpoorten op Volgende. 11 Selecteer de juiste driver en klik op Volgende. 12 Geef een naam aan de printer en specificeer of u wilt kunnen afdrukken vanuit een DOS-toepassing. Klik vervolgens op Volgende.
5 In het grote vak onder Kaartadres wordt een lijst van beschikbare MAC-adressen (Ethernetadressen) voor de afdruk/faxserver geopend. Selecteer het adres van de gewenste afdruk-/faxserver (u vindt het Ethernetadres op de configuratiepagina van de printer). U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de printerconfiguratiepagina af te drukken.
De laatste stap is de installatie van een printer. Hiervoor volgt u de methode volgens welke printers onder normale besturingssystemen worden ingesteld. Het enige verschil is, dat u de printer niet met de parallelle poort LPT1 verbindt, maar met de zojuist gemaakte netwerkpoort. Brother raadt u af het DLC-protocol met Windows® for Workgroups 3.11 te gebruiken in een peer-to-peer configuratie als de printer veel zal worden gebruikt.
9 Beheer via een webbrowser 9 Een webbrowser gebruiken om uw machine te beheren Overzicht Voor het beheren van uw machine kan een standaard webbrowser (wij raden Netscape Navigator versie 4.0 of recenter/Microsoft Internet Explorer versie 5.0 of recenter aan) worden gebruikt met HTTP (Hyper Text Transfer Protocol). Een webbrowser biedt u de onderstaande beheerfuncties. 1 Informatie over de printerstatus.
2 Zie ook hoofdstuk 11 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de machine. 3 Het standaardwachtwoord voor afdrukservers van Brother is access. 4 U kunt een webbrowser gebruiken in de meeste omgevingen, zodat bijvoorbeeld ook mensen die met Macintosh en Unix werken, toegang hebben tot de machine en deze kunnen beheren. 5 U kunt echter ook BRAdmin Professional gebruiken om de printer en de netwerkconfiguratie te beheren.
10 Instelmenu op voorpaneel 10 Hoofdmenu voor het instellen van het LAN Wanneer de netwerkkaart (LAN-kaart) (NC-9100h afdruk-/faxserver) is geïnstalleerd, kunt u de machine in netwerken gebruiken als een internetfax, netwerkscanner en netwerkprinter. 1 Installeer de netwerkkaart (LAN) (NC-9100h). Raadpleeg Optionele accessoires in de gebruikershandleiding van de machine voor nadere informatie hierover. 2 Configureer de machine via het bedieningspaneel voor uw netwerk.
Setup TCP/IP Dit menu heeft negen opties: Boot Method, IP Address, Subnet Mask, Gateway, Host Name, WINS Config, WINS Server, DNS Server en APIPA. BOOT Method 1 (Voor de MFC) Druk op Menu, 6, 1, 1. (Voor de DCP) Druk op Menu, 4, 1, 1. 2 Druk op of om Auto, Statisch, RARP, BOOTP of DHCP te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). Statische modus In deze modus moet u het IP-adres voor de DCP/MFC handmatig toewijzen.
RARP-modus Het IP-adres van de afdruk-/faxserver van Brother kan worden geconfigureerd met de functie Reverse ARP (rarp) op uw hostcomputer.
Voor het activeren van BOOTP gebruikt u een editor om "#" te verwijderen (staat er geen "#", dan is BOOTP reeds geactiveerd). Bewerk nu het BOOTP-configuratiebestand (doorgaans /etc/bootptab) en voer de naam in, plus het netwerktype (1 voor Ethernet), het Ethernetadres en het IP-adres, het subnetmasker en de gateway van de afdruk-/faxserver.
IP-adres In dit veld verschijnt het huidige IP-adres van de DCP/MFC. Als u de statische opstartmethode hebt gekozen, voert u nu het IP-adres in dat u aan de DCP/MFC wilt toewijzen (vraag uw netwerkbeheerder welk IP-adres u mag gebruiken). Als u een andere opstartmethode hebt gekozen, zal de DCP/MFC proberen om het IP-adres te bepalen via de DHCP- of BOOTP-protocollen. Het standaard IPadres van de Brother-netwerkkaart in uw DCP/MFC is wellicht niet compatibel met de IP-adresnummering van uw netwerk.
Gateway In dit veld verschijnt de huidige gateway of het routeradres van de DCP/MFC. Als u DHCP of BOOTP niet gebruikt om de gateway of het routeradres op te vragen, kunt u het gewenste adres invoeren. Als u geen gateway of router hebt, mag u in dit veld niets invullen. Vraag uw netwerkbeheerder als u niet zeker bent. 1 (Voor de MFC) Druk op Menu, 6, 1, 4. (Voor de DCP) Druk op Menu, 4, 1, 4. 2 Selecteer 1 om te wijzigen. Voer het adres van de gateway in. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).
WINS CONFIG De selectie in dit veld bepaalt hoe de DCP/MFC het IP-adres voor de WINS-server krijgt. 1 (Voor de MFC) Druk op Menu, 6, 1, 6. (Voor de DCP) Druk op Menu, 4, 1, 6. 2 Druk op of om Autom. of Statisch te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). Autom. Er wordt automatisch een DHCP-aanvraag verstuurd om het IPadres voor de primaire en secundaire WINS-servers te bepalen. U moet als opstartmethode Auto kiezen om deze functie te kunnen gebruiken.
IP-adres van secundaire WINS-server In dit veld verschijnt het IP-adres van de secundaire WINS-server. Dit adres dient als reservekopie voor het primaire WINSserveradres. Als de primaire server niet beschikbaar is, kan de DCP/ MFC zichzelf aanmelden bij een secundaire server. Als er een waarde anders dan nul is ingesteld, neemt de machine contact op met deze server om de naam te registreren bij de Windows® Internet Name Service.
APIPA Wanneer deze optie is ingeschakeld, zal de afdrukserver automatisch een Link-Local IP-adres toewijzen in het bereik van (169.254.1.0 - 169.254.254.255) wanneer de afdruk-/faxserver geen IP-adres kan krijgen via de opstartmethode die u hebt ingesteld (Menu, 6, 1). Als deze optie is uitgeschakeld, wordt het IP-adres niet gewijzigd als de afdruk-/faxserver geen IP-adres kan krijgen via de opstartmethode die u hebt ingesteld. 1 (Voor de MFC) Druk op Menu, 6, 1, 9. (Voor de DCP) Druk op Menu, 4, 1, 9.
Setup Internet (alleen voor de MFC) Dit menu beschikt over vijf opties: Mail Address, SMTP Server, POP3 Server, Mailbox Naam en Mailbox Wachtw. Het kan zijn dat u het gemakkelijker vindt om uw webbrowser te gebruiken om deze instellingen te configureren. Mail Address 1 Druk op Menu, 6, 2, 1. 2 Selecteer 1 om te wijzigen. Voer het mailadres in. Druk op Set. 3 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).
Letters herhalen: Als u een teken wilt invoeren dat is toegewezen aan dezelfde toets als het vorige teken, drukt u op om de cursor naar rechts te verplaatsen. Als u een e-mailadres invoert, verschijnt dit teken voor teken op het LCD-scherm. Als u meer dan 16 tekens invoert, verschuift de naam op het LCDscherm teken voor teken naar links. U kunt maximaal 60 tekens invoeren. Vergeet niet dat u ook met behulp van de webbrowser toegang hebt tot de MFC en u het e-mailadres kunt opgeven via een webbrowser.
Adres van POP3-server In dit veld verschijnt de hostnaam of het IP-adres van de POP3server (inkomende e-mailserver) die wordt gebruikt door de MFC van Brother. Dit adres is nodig om de functies voor internetfaxen goed te laten werken. (Bijv. mailhost.brothermail.net -of- 192.000.000.001) Mailbox Naam 1 Druk op Menu, 6, 2, 4. 2 Voer de naam van de gebruikersaccount in die is toegewezen om de MFC van Brother bij de POP3-server aan te melden. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).
Setup Mail RX (alleen voor de MFC) Dit menu heeft vijf opties Auto Polling, Poll Frequency, Header, Del Error Mail en Notification. Auto Polling Als de optie AAN staat, controleert de MFC automatisch of er nieuwe berichten staan op de POP3-server. De melding Geen mail verschijnt als er geen e-mailberichten gevonden werden bij het pollen van de POP3-server. 1 Druk op Menu, 6, 3, 1. 2 Druk op of om Aan of Uit te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).
3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). Del Error Mail Als deze optie AAN staat, verwijdert de MFC automatisch foutberichten over mails die de MFC niet kan ontvangen van de POP-server. 1 Druk op Menu, 6, 3, 4. 2 Druk op of om Aan of Uit te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). Notification Met de meldingsfunctie kan het verzendende station worden gevraagd om de goede ontvangst van de internetfax te bevestigen.
Setup Mail TX (alleen voor de MFC) Dit menu heeft drie opties Sender Subject, Size Limit en Notification. Sender Subject Dit veld toont het onderwerp dat is gekoppeld aan de internetfax die van de MFC naar een pc wordt gestuurd (standaardinstelling is Internetfax-taak). 1 Druk op Menu, 6, 4, 1. 2 Selecteer 1 om het onderwerp te wijzigen—OF—2 om af te sluiten. 3 Voer de informatie over het onderwerp in. 4 Druk op Set. 5 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).
Notification Als de meldingsfunctie AAN staat, worden er met de gegevens twee extra gegevensvelden verstuurd die het ontvangende station vragen de goede ontvangst te bevestigen. Het station dat een internetfax ontvangt, moet de MDN-standaard ondersteunen om deze aanvraag te begrijpen en om vervolgens een melding te versturen die de goede ontvangst van de internetfax bevestigt. 1 Druk op Menu, 6, 4, 3. 2 Druk op of om Aan of Uit te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).
Setup Relay (alleen voor de MFC) Dit menu heeft drie opties RLY Broadcast, Relay Domain en Relay Report. Raadpleeg hoofdstuk 9 of hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie hierover. Rly Broadcast Via deze functie kan de MFC een document ontvangen via het internet, en dit document doorsturen naar andere faxmachines via traditionele analoge telefoonlijnen. 1 Druk op Menu, 6, 5, 1. 2 Druk op of om Aan of Uit te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).
Relay Report Op de MFC die dienst doet als relay-station voor alle relay broadcasts, kan een relay-rapport worden afgedrukt. Als op de MFC ook de Brother Netwerk PC Fax software is geïnstalleerd, dient de MFC als relay-station voor faxtransmissies van het netwerk. In dat geval kan een relay-rapport worden afgedrukt dat de verzonden netwerkfaxen bevestigt.
Setup Misc. Netware U kunt de NetWare-functie AAN zetten om het frametype te specificeren (item 2). 1 (Voor de MFC) Druk op Menu, 6, 6, 1. (Voor de DCP) Druk op Menu, 4, 2, 1. 2 Druk op of om Aan of Uit te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). Net Frame 1 (Voor de MFC) Druk op Menu, 6, 6, 2. (Voor de DCP) Druk op Menu, 4, 2, 2. 2 Druk op of om Autom./8023/ENET/8022/SNAP te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). Autom.
1 (Voor de MFC) Druk op Menu, 6, 6, 3. (Voor de DCP) Druk op Menu, 4, 2, 3. 2 Druk op of om Aan of Uit te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). DLC/LLC 1 (Voor de MFC) Druk op Menu, 6, 6, 4. (Voor de DCP) Druk op Menu, 4, 2, 4. 2 Druk op of om Aan of Uit te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). Net BIOS/IP De NC-9100h afdruk-/faxserver ondersteunt SMB (Server Message Block) over het TCP/IP-protocol via de NetBIOS-interface.
100BaseTX Full Duplex (100B-FD) of Half Duplex (100B-HD) en 10BaseT Full Duplex (10B-FD) of Half Duplex (10B-HD) corrigeren de verbindingsmodus van de afdrukserver. Deze wijziging wordt geldig nadat de afdrukserver opnieuw is opgestart. Als u deze waarde niet goed configureert, kunt u niet met de afdrukserver communiceren. 1 (Voor de MFC) Druk op Menu, 6, 6, 6. (Voor de DCP) Druk op Menu, 4, 2, 6. 2 Druk op of om Automatisch/100B-FD/100B-HD/ 10B-FD/10B-HD te selecteren. 3 Druk op Set.
Lijst van gebruikersinstellingen (alleen voor de MFC) Deze functie drukt een rapport af met alle huidige gebruikersinstellingen. De instellingen van de NC-9100h afdruk-/ faxserver worden afgedrukt op de tweede pagina van het rapport. 1 Druk op Menu, 5, 5. 2 Druk op Start. 3 Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). Scan naar e-mail instellen (alleen voor de MFC) Kleurenbestandstype voor Scannen naar E-mail U kunt het standaard kleurenbestandstype kiezen voor de functie Scannen naar E-mail (E-mailserver).
11 TCP/IP configureren 11 TCP/IP-informatie toewijzen Overzicht Het TCP/IP-protocol vereist dat ieder apparaat in een netwerk een uniek IP-adres heeft. In dit hoofdstuk leest u meer over het configureren van een IP-adres. Het APIPA-protocol (Automatic Private IP Addressing) wijst automatisch een IP-adres toe uit het volgende bereik: 169.254.1.0 t/ m 169.254.254.255. Wanneer het APIPA-protocol is uitgeschakeld, is het standaard IP-adres voor een afdrukserver van Brother 192.0.0.192.
Het bedieningspaneel van de machine gebruiken voor het toewijzen van een IP-adres (uitsluitend voor modellen met LCD-scherm) Raadpleeg hoofdstuk 10 in deze handleiding voor gedetailleerde informatie over het configureren van het IP-adres via het voorpaneel van de machine. Via het bedieningspaneel van de machine kunt u het IP-adres programmeren terwijl u ook andere parameters configureert.
BRAdmin Professional kan het IPX/SPX- of het TCP/IP-protocol gebruiken voor communicatie met de afdruk-/faxserver van Brother. Als u het TCP/IP-protocol wilt gebruiken voor het beheren van de afdruk-/faxserver, dient u te controleren dat de afdruk-/faxserver een geldig IP-adres heeft. Als u DHCP, BOOTP of RARP niet gebruikt, wilt u het IP-adres wellicht wijzigen. Het IP-adres kan met gebruikmaking van BRAdmin Professional op twee manieren worden gewijzigd: ■ Gebruik het IPX/SPX-protocol.
5 Klik in het vak IP configureren op het keuzerondje Statisch. 6 Klik op OK. Start de afdrukserver opnieuw op met BRAdmin Professional of uw webbrowser. Als u niet zeker weet hoe u de afdrukserver opnieuw moet starten, kunt u ook gewoon de machine uit- en weer aanzetten. BRAdmin Professional en het TCP/IP-protocol gebruiken om het IP-adres in te stellen Als uw pc alleen het TCP/IP-protocol gebruikt, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het TCP/IP-filter in het linkerframe van het hoofdvenster.
DHCP gebruiken voor het configureren van het IP-adres Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) is een van de geautomatiseerde mechanismen die gebruikt worden voor het toewijzen van een IP-adres. Als u een DHCP-server in uw netwerk hebt (doorgaans een netwerk op basis van Unix/Linux, Windows NT® 4.0, Windows® 2000, XP of Novell Netware), zal de afdruk-/ faxserver het IP-adres automatisch via de DHCP-server ontvangen en de naam registreren bij een met RFC 1001 en 1002 compatibele dynamische naamservice.
ARP gebruiken voor het configureren van het IPadres van de afdruk-/faxserver Als u BRAdmin Professional of het bedieningspaneel van de machine niet kunt gebruiken en het netwerk geen gebruik maakt van een DHCP-server, kunt u ook de opdracht ARP gebruiken. De opdracht ARP is beschikbaar op Windows®-systemen waarop TCP/IP is geïnstalleerd, en op Unix-systemen.
Unix/Linux-systemen Op Unix-systemen dient u de dubbele punt “:” te plaatsen tussen ieder teken van het Ethernetadres. arp -s 192.189.207.2 00:80:77:31:01:07 Om de opdracht arp -s te kunnen gebruiken, dient u zich op hetzelfde Ethernet-segment te bevinden (met andere woorden, er mag zich geen router bevinden tussen de afdruk-/faxserver en het besturingssysteem). Als er wel een router wordt gebruikt, dan gebruikt u BOOTP of andere methoden die in dit hoofdstuk worden besproken om het IP-adres in te voeren.
RARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres Het IP-adres van de afdruk-/faxserver van Brother kan worden geconfigureerd met de functie Reverse ARP (rarp) op uw hostcomputer.
BOOTP gebruiken voor het configureren van het IP-adres BOOTP is een alternatief op rarp. Het voordeel van BOOTP is, dat ook het subnetmasker en de gateway geconfigureerd kunnen worden. Als u BOOTP wilt gebruiken voor het configureren van het IP-adres, moet BOOTP op uw hostcomputer zijn geïnstalleerd en daar draaien (het behoort in het bestand /etc/services op uw host als een ware service te verschijnen; typ man bootpd of raadpleeg de met uw systeem meegeleverde documentatie voor nadere informatie hierover).
Bepaalde implementaties van BOOTP-hostsoftware reageren alleen op BOOTP-verzoeken als u in het configuratiebestand een downloadbestandsnaam hebt opgenomen; hiertoe maakt u gewoon een leeg bestand op de host en specificeert u dit bestand en zijn pad in het configuratiebestand. Net als bij rarp, zal de afdruk-/faxserver zijn IP-adres bij de BOOTPserver opvragen zodra de machine wordt opgestart.
12 Internetfaxen (alleen MFC) 12 Overzicht Internetfaxen stelt u in staat faxen te verzenden en te ontvangen waarbij het internet wordt gebruikt als transportmechanisme. Documenten worden verzonden via een e-mailbericht met een gekoppeld TIFF-F-bestand. Dit betekent dat ook pc’s documenten kunnen ontvangen en verzenden, op voorwaarde dat er op de pc een toepassing is geïnstalleerd die TIFF-F-bestanden kan genereren en weergeven.
De verbinding instellen Voordat u een internetfax kunt verzenden of ontvangen, moet u de MFC van Brother eerst zo configureren dat de machine kan communiceren met uw netwerk en uw mailserver. Zorg dat de volgende elementen correct zijn ingesteld: een correct geconfigureerd IP-adres voor uw MFC, een e-mailadres voor uw MFC, het IP-adres van de mailserver(s), een mailboxnaam en – wachtwoord voor de MFC van Brother. Bent u niet zeker van een of meer elementen, neem dan contact op met uw systeembeheerder.
Een fax via het internet verzenden Het verzenden van een internetfax gaat op dezelfde wijze in zijn werk als het verzenden van een normale fax. Raadpleeg Tekst invoeren op pagina 12-3 voor instructies over het met de hand invoeren van het adres voor de internetfax.
U kiest een letter door het cijfer met de benodigde letter erboven het juiste aantal malen in te drukken. Toets Een keer Twee keer Drie keer Vier keer 1 @ . / 1 2 A B C 2 3 D E F 3 4 G H I 4 5 J K L 5 6 M N O 6 7 P Q R S 8 T U V 8 9 W X Y Z Druk twee keer op als u een spatie wilt invoegen. Als u meer dan 16 tekens invoert, verschuift de naam op het LCDscherm teken voor teken naar links. U kunt maximaal 60 tekens invoeren.
Als u meer dan 16 tekens invoert, verschuift de naam op het LCDscherm teken voor teken naar links. U kunt maximaal 60 tekens invoeren. 1 Druk op Start om het document te verzenden. Zodra het document is gescand, wordt het via uw SMTP-server automatisch doorgestuurd naar de ontvangende internetfaxmachine. U kunt de verzending annuleren door tijdens het scannen op de toets Stop/Exit te drukken. Zodra het document is doorgestuurd, activeert de machine de stand-bymodus.
Als er geen papier in de MFC zit terwijl er gegevens ontvangen worden, dan worden de ontvangen gegevens in het geheugen van de machine bewaard. Deze gegevens worden automatisch afgedrukt zodra er weer papier in de machine is geplaatst. Bij MFC’s die zijn bedoeld voor gebruik in Europa, Azië en Oceanië dient de functie voor ontvangst in het geheugen te zijn ingeschakeld (“AAN”).
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de machine om te controleren dat deze functie ondersteund wordt. Deze functie is niet beschikbaar voor documenten die in kleur worden gefaxt. U kunt doorzenden met behulp van het hulpprogramma voor printerbeheer via een webbrowser, of via het voorpaneel van de MFC. De procedure om de functie Fax Doorzenden te configureren, vindt u in de gebruikershandleiding van de MFC.
Stel: uw MFC heeft als e-mailadres FAX@brother.com en u wilt een document vanaf deze machine verzenden naar een andere MFC in Engeland, met het e-mailadres UKFAX@brother.co.uk. Deze machine zal het document vervolgens via de traditionele telefoonlijn naar een standaardfaxmachine doorsturen. Als uw e-mailadres FAX@brother.com is, moet u de vertrouwde domeinnaam brother.com configureren op de machine in Engeland die het document zal doorsturen naar de conventionele faxmachine.
Relay broadcast vanaf een pc Uw pc UKFAX@brother.co.uk 123456789 INTERNET UKFAX@brother.co.uk(fax#123456789) U kunt een e-mail ook vanaf uw pc verzenden en deze naar een faxmachine laten doorsturen. De manier waarop u het telefoonnummer invoert van de faxmachine die de doorgestuurde email zal ontvangen, is afhankelijk van de mailtoepassing die u gebruikt.
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de optie “Notification” in “Setup Mail RX” en “Setup Mail TX” worden ingesteld. Setup Mail (TX) U kunt de optie “Notification” in “Setup Mail TX” AAN of UIT zetten. Als de optie AAN staat, wordt er samen met de beeldgegevens een extra veld met informatie verzonden. Dat veld heeft de naam “MDN”. MDN Mail Disposition Notification – Dit veld vraagt de status van de internetfax/e-mail op nadat deze via het SMTP-systeem (Send Mail Transfer Protocol) is bezorgd.
Foutmeldingen Als er een fout optreedt bij het bezorgen van mail terwijl er een internetfax wordt verstuurd, stuurt de mailserver een foutmelding naar de MFC en wordt deze foutmelding afgedrukt. Als er een fout optreedt bij het ontvangen van mail, wordt een foutmelding afgedrukt (bijv. “Het bericht dat naar de MFC werd verzonden, was geen TIFFF-formaat”).
13 Problemen oplossen 13 Overzicht In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u problemen met een afdruk-/ faxserver van Brother kunt oplossen. Dit hoofdstuk is als volgt ingedeeld: 1 Problemen met de installatie 2 Onregelmatige werking 3 Protocol-specifieke problemen 4 Problemen met internetfaxen oplossen Problemen met de installatie Als u niet via het netwerk kunt afdrukken, dient u het volgende te controleren: 1 Controleer dat de machine aanstaat, on line is en klaar staat om af te drukken.
2 Als de configuratiepagina wordt afgedrukt maar u geen documenten kunt afdrukken, probeert u het volgende: Als geen van de volgende stappen het probleem verhelpt, hebt u haast zeker een probleem met uw hardware of met uw netwerk! a Als u TCP/IP gebruikt: Ping de afdruk-/faxserver via de opdrachtregel van het hostbesturingssysteem met de volgende opdracht: ping ipadres waar ipadres het IP-adres van de afdruk-/faxserver is (houd er rekening mee dat het soms twee minuten kan duren voordat de afdruk-/faxserve
3 Als geen van de in stap 2 vermelde verbindingen tot stand kunnen worden gebracht, controleert u het volgende: a Controleer dat de machine aanstaat en on line is. b Controleer de bekabeling en de netwerkaansluiting en druk tevens een configuratiepagina in de Network STATISTICS informatie af om te zien of er bytes worden verzonden en ontvangen. c Controleer of er lampjes branden of knipperen. De NC-9100h afdruk-/faxserver heeft twee LED’s op het achterpaneel van de machine.
6 Als de taak vanuit de afdrukwachtrij wordt doorgestuurd maar niet wordt afgedrukt, kan dit betekenen dat u een tekstbestand op een PostScript-printer probeert af te drukken. Als uw printer automatisch kan schakelen tussen talen, mag de printer niet in PostScript-modus gezet worden. De afdruk-/faxserver terugstellen op de fabrieksinstellingen (testtoets) ■ Kort indrukken: de netwerkconfiguratiepagina wordt afgedrukt. ■ Lang indrukken (meer dan 5 seconden): de standaard netwerkconfiguratie wordt hersteld.
Problemen met TCP/IP oplossen Als u TCP/IP gebruikt en niet kunt afdrukken naar de afdruk-/ faxserver en u de hardware en het netwerk volgens de instructies in bovenstaande stappen gecontroleerd hebt, dan dient u het volgende te controleren: Het is raadzaam om deze stappen in de hier vermelde volgorde uit te voeren, zodat fouten in de installatie geëlimineerd kunnen worden.
Problemen met UNIX oplossen 1 Controleer dat er geen fouten staan in het bestand 2 3 4 5 6 7 8 /etc/printcap (indien van toepassing). Let in het bijzonder op ontbrekende ":" en "\" tekens, daar een klein foutje in een van de regels van dit bestand ernstige gevolgen kan hebben. Controleer ook de directory /usr/spool om te zien of u een geldige spooldirectory hebt gemaakt.
9 Als u Sun Solaris V2.4 of ouder gebruikt, dan kan er bij langere afdruktaken op afdruk-/faxservers een programmafout optreden. Als u problemen hebt met het afdrukken van lange afdruktaken (meer dan 1 MB), voegt u aan uw bestand /etc/printcap de regel mx#0 toe. 10 Als u niet kunt afdrukken via DEC TCP/IP-service voor VMS (UCX), controleert u welke versie van deze software u gebruikt. U hebt versie 2.0B of recenter nodig, oudere versies werken niet met de afdruk-/faxservers van Brother.
Problemen oplossen met Windows® 95/98/Me en peer-to-peer afdrukken (HP JetAdmin-compatibele methode) Als u problemen hebt met het afdrukken op een Windows® 95/98/Me peer-to-peer netwerk, controleert u de onderstaande punten (HP JetAdmin-compatibele methode): 1 Als de afdruk-/faxserver onder een Windows® 95/98/Me peerto-peer netwerk niet onder JetAdmin staat, verwijdert u alle Windows® 95/98/Me-netwerksoftware van het netwerkconfiguratiescherm en installeert u deze software als volgt opnieuw: ■ Installeer ee
Problemen met afdrukken via internet (BIP) (TCP/IP) oplossen 1 De eerste stap is altijd te controleren dat u een geldige emailverbinding hebt op de verzendende pc en op de ontvangende afdruk-/faxserver. Probeer vanaf de pc een emailbericht te sturen naar een gebruiker op een externe locatie die mail via de POP3-server kan ontvangen. Als dit niet lukt, heeft het probleem mogelijk te maken met de e-mailconfiguratie op de pc, op de locale e-mailserver, of op de externe POP3server.
De optie “Meer informatie verkrijgen” werkt niet in Windows® 2000 “De website over de printer bezoeken” werkt niet in Windows® XP Als u de volgende URL gebruikt: http://ip_adres:631 of http://ip_adres:631/ipp, dan zal de optie Meer informatie verkrijgen in Windows® 2000 of de optie De website over de printer bezoeken in Windows® XP niet meer werken.
1 Als u het aanmeldwachtwoord hebt gewijzigd, moet u het wachtwoord wijzigen in zowel de afdruk-/faxserver van Brother (gebruik hiervoor de opdracht SET NETWARE PASSWORD als u BRConfig gebruikt, of gebruik een webbrowser of BRAdmin Professional) als in de bestandsserver (gebruik hiervoor de opdracht PCONSOLE Print Server Information Change Password).
2 Controleer dat het AppleTalk-protocol van de afdruk-/faxserver is geactiveerd. 3 Als u een groot netwerk hebt, moet u de driver voor Laser Writer V8.xx of een soortgelijke driver gebruiken, daar oudere versies PostScript-fouten kunnen veroorzaken. Controleer tevens dat u de juiste printerinformatie ontvangt wanneer u in de Kiezer onder de instelknop de optie met printerinformatie kiest.
Problemen met internetfaxen 1 Als er een fout optreedt bij het bezorgen van mail terwijl er een internetfax wordt verstuurd, stuurt de mailserver een foutmelding naar de machine en wordt deze foutmelding afgedrukt. Als er een fout optreedt bij het ontvangen van mail, wordt een foutmelding afgedrukt (bijv. Het bericht dat naar de machine werd verzonden, was geen TIFF-F-formaat.) Alle documenten die via e-mail naar de machine worden gestuurd, moeten de TIFF-F-bestandsindeling hebben.
8 Als de functie Relay Broadcast geen e-mail doorstuurt naar een G3-fax, controleert u de instellingen van Relay Broadcast en de registratie van het relaydomein. Er moet een relaydomein zijn ingevoerd, anders kan deze functie niet werken. 9 U kunt de functies Relay Broadcasting en Groepsverzenden niet tegelijkertijd gebruiken. 10 Relay broadcast kan een document via conventionele telefoonlijnen naar maximaal of 48 faxmachines doorsturen.
A Appendix A Appendix A Algemene informatie U kunt de configuratie van uw afdruk-/faxserver op een van de volgende manieren wijzigen. • Brother BRAdmin Professional voor Windows® 95/98/Me/ 2000/XP en Windows NT® 4.0. • Brother Web BRAdmin Professional voor IIS* • HTTP (met een webbrowser) • De software WebJetAdmin BRAdmin Professional (aanbevolen) Het hulpprogramma van Brother, BRAdmin Professional, kan het TCP/IP- of het IPX/SPX-protocol gebruiken.
HTTP (aanbevolen) Gebruik de webbrowser van uw keuze om verbinding met de afdruk/faxserver van Brother te maken. U kunt dan de parameters voor de machine en/of de afdruk-/faxserver configureren. WebJetAdmin De afdruk-/faxservers van Brother zijn compatibel met HP WebJetAdmin.
Services gebruiken Algemeen Een service is een bron die beschikbaar is voor computers die willen afdrukken op de afdruk-/faxserver van Brother. De afdruk-/faxserver van Brother biedt de volgende voorgedefinieerde services (voer de opdracht SHOW SERVICE uit op de remote console van de afdruk/faxserver om een lijst van beschikbare services op te vragen): Typ HELP bij de opdrachtprompt om een overzicht te krijgen van ondersteunde opdrachten.
De firmware van de afdruk-/faxserver opnieuw laden Algemeen De firmware op de afdruk-/faxserver is in flash-geheugen opgeslagen. Dit betekent dat u de firmware kunt upgraden door het betreffende upgrade-bestand te downloaden. De laatste update van de firmware kunt u downloaden op de website van Brother op http://solutions.brother.
Firmware opnieuw laden met BRAdmin Professional BRAdmin Professional kan worden gebruikt om de afdruk-/faxserver van Brother op eenvoudige wijze opnieuw te programmeren. 1 Start BRAdmin Professional. 2 Selecteer de gewenste afdruk-/faxserver. Selecteer daarna het menu Besturing en kies Firmware laden. U kunt meer dan een afdruk-/faxserver selecteren door bij elke verdere afdruk-/ faxserver op CTRL+
5 NetWare GET vanaf server Hiervoor moet u een NetWare-server op uw netwerk hebben (waarop IPX/SPX draait). Het nieuwe firmwarebestand moet op de server worden geplaatst in de directory SYS/Login. In dat geval zorgt uw pc ervoor dat de afdruk-/faxserver de firmwaregegevens van de toegewezen Netware-server leest; de afdruk-/faxserver maakt contact met de NetWare-server en leest de firmware zelf.
Als "226 Data Transfer OK/Entering FirmWareUpdate mode" wordt weergegeven, wordt het firmwarebestand overgedragen naar de afdruk-/faxserver. Als deze melding niet verschijnt, wordt het bestand dat u naar de printer wilt versturen ofwel genegeerd, of zal de printer foutieve gegevens afdrukken. Gebruik de opdracht "bin" om de FTP-client in de binaire communicatiemodus te plaatsen. Als u de opdracht “bin” niet geeft, zal het upgradeproces niet correct worden uitgevoerd.
Appendix D Andere MFC’s updaten via het netwerk U kunt de genetwerkte MFC’s van Brother programmeren met de instellingen van een reeds eerder geprogrammeerde MFC, of met gegevens uit het adresboek van Brother Netwerk PC-FAX. Raadpleeg hoofdstuk 6 van de softwarehandleiding op de cd-rom. Als u Brother Netwerk PC-FAX gebruikt op een pc waar BRAdmin Professional is geïnstalleerd, verschijnt er een extra optie in BRAdmin.
Als u deze optie kiest, leest BRAdmin de telefooninstellingen van deze machine (als er geprogrammeerd zijn) en neemt ze over in het adresboek van Brother PC-FAX. Hieronder ziet u het Brother Adresboek. Links staan de directkies- en snelkiesnummers die werden overgenomen van de machine. Rechts ziet u het Brother Adresboek. U kunt nu directkies- en snelkiesnummers van de MFC aan het adresboek van Brother toekennen, en ook leden uit het adresboek naar de MFC sturen.
Open het hoofdvenster van BRAdmin en markeer een MFC van Brother in het netwerk door erop te klikken. Als u meer dan één machine wilt selecteren, houdt u de Shift-toets op het toetsenbord ingedrukt en klikt u op de gewenste machines om ook deze te selecteren. Klik met de rechtermuisknop op de gemarkeerde MFC’s en kies Automatisch kiesgeheugen verzenden. De nieuwe gegevens worden naar alle gemarkeerde MFC’s verzonden.
Appendix E Specificaties Ondersteunde besturingssystemen Windows® 95/98/98SE/Me/2000/XP en Windows NT® 4.0 Unix-systemen die LPD ondersteunen Mac OS® 8.6 - 9.1 / Mac OS® 10.1 - 10.2.
Afdrukken via Macintosh (PostScript of Quick Draw over Afdrukken via AppleTalk® (EtherTalk®) en TCP/IP) Rendezvous Netwerk PC-Fax verzenden Windows® 95/98/98SE/Me/2000/XP Mac OS® 8.6 - 9.1 / Mac OS® 10.1 - 10.2.1 of recenter Scannen in een netwerk Z/W-resolutie (TIFF-F): 200x100, 200x200 dpi Kleurresolutie (JPEG/PDF): 150x150, 300x300, 600x600 dpi Windows® 98/98SE/Me en Windows® 2000/XP Er kunnen maximaal 25 clients tegelijk op één machine worden aangesloten. Internetfaxen T.
E-mail doorsturen Relay broadcast Ondersteuning van SMTP/POP3-mailserver vereist. Computervereisten (voor drivers, BRAdmin Professional, peer-to-peer software enz.) CPU - Pentium 75 MHz of hoger voor Windows® 95/98/98SE/Windows NT® 4.0 - Pentium 150 MHz of hoger voor Windows® Me - Pentium 133 MHz of hoger voor Windows® 2000 - Pentium 233 MHz of hoger voor Windows® XP RAM - 24 MB of meer (32 MB aanbevolen) voor Windows® 95/98/98SE - 32 MB of meer (64 MB aanbevolen) voor Windows® Me en Windows NT® 4.
Beheerprogramma’s Beheer via een webbrowser - Internet Explorer 5.xx of recenter - Netscape Navigator 4.xx of recenter BRAdmin Professional - Windows® 95/98/98SE/Me/2000/XP en Windows NT® 4.
Functietabel en standaardinstellingen NIVEAU EEN 6.LAN (MFC) 4.LAN (DCP) NIVEAU NIVEAU DRIE OPTIES TWEE 1.Setup 1.BOOT Method Auto/ Statisch/ RARP/ BOOTP/ DHCP TCP/IP [000-255].[000-255].[0002.IP Address 3.Subnet Mask 4.Gateway 5.Host Name 6.WINS Config 7.WINS Server 8.DNS Server OPTIES Auto 255].[000-255] [000-255].[000-255].[000255].[000-255] [000-255].[000-255].[000255].[000-255] BRN_XXXXXX=(laatste 6 BRN_XXXXXX tekens van het Ethernetadres) (maximaal 15 tekens) Autom./ Statisch (Primary) 000.000.
6.Setup 1.Netware Misc. 2.Net Frame *2 (MFC) 3.AppleTalk 2.(DCP) 4.DLC/LLC 5.Net BIOS/IP 6.Ethernet 7.Time Zone 7.Scan 1.Klewr n. e-mail 2.B/W (MFC) Aan/Uit *1 Aan Auto/ 8023/ ENET/ 8022/ SNAP Aan/Uit Aan/Uit Auto Aan Aan Aan/Uit Automatisch/ 100B-FD/ 100B-HD/ 10B-FD/ 10B-HD GMTXXX:XX PDF/ JPEG Aan Automatisch PDF/ TIFF PDF GMT-5:00 PDF *1: De instellingen voor het IP-adres en subnetmasker worden gewijzigd door de instelling van APIPA. *2: 'NET FRAME' is beschikbaar als 'NETWARE' 'AAN' is.
INDEX I A Afdrukagent ......................... 6-4 Afdrukken vanaf Windows 2000 .............2-2, 2-4 Afdrukken vanaf Windows NT® 4.0 ................ 2-4 Afdrukken via internet ......... 5-1 AIX ...................................... 1-3 AIX 4.0 ................................ 1-8 AppleTalk .............7-1, 7-4, 7-9, 13-2, 13-11 ARP ...................1-2, 11-1, 11-6 B Berkeley UNIX .................... 1-1 BINARY_P1 ......... 1-2, 1-3, A-3 BINDERY ............................ 6-2 BIP ...............
M Macintosh ........................... 7-2 Microsoft Internet Explorer ..... 2-2 Microsoft Internet Print Services ..................... 2-2 MIME .................................. 5-2 N NDPS .......................... 6-2, 6-3 NDS .................................... 6-2 NetBIOS .................... 4-1, 13-8 NetWare 3 .......................... 6-2 Netware 3 ........................... 6-6 NetWare 4 ................... 6-2, 6-6 NetWare 5 .......................... 6-2 NetWare GET .....................