Software User's Guide

Table Of Contents
1. Afdrukken
3
Een document afdrukken 1
Zodra de machine gegevens ontvangt van uw computer, wordt het afdrukken gestart door papier uit de
papierlade te halen. Uw machine kan op veel verschillende soorten papier en enveloppen afdrukken. (Zie de
Gebruikershandleiding voor informatie over de Papierlade en Aanbevolen papiersoorten.)
a Kies de opdracht Afdrukken vanuit uw toepassing.
Als er ook andere printerdrivers op uw computer zijn geïnstalleerd, kiest u in het afdrukmenu of het menu
met de printerinstellingen van uw toepassing Brother MFC-XXXX of DCP-XXXX Printer* als uw
printerdriver, waarnu u op OK klikt om af te drukken.
*(Hierbij is XXXX uw modelnaam. Als u een USB-kabel gebruikt om uw machine aan te sluiten, dan
maakt USB deel uit van de naam van de printerdriver.)
Opmerking
Voor gebruikers van Macintosh
®
, zie De Brother Laser driver voor Macintosh
®
(Mac OS
®
X) gebruiken op
pagina 117 of De Brother Laser driver voor Macintosh
®
(Mac OS
®
9.1 tot 9.2) gebruiken op pagina 120.
b Uw computer stuurt de gegevens naar de machine. De status-LED knippert geel en de machine begint
te printen.
c Als alle gegevens zijn afgedrukt, keert het LCD-scherm weer terug naar de status van de machine.
Opmerking
In de door u gebruikte softwaretoepassing kunt u de gewenste papierafmetingen en afdrukstand instellen.
Als uw toepassing het door u gekozen papierformaat niet ondersteunt, kiest u een afmeting die net even
iets groter is.
Daarna past u de breedte van de afdruk aan door in uw toepassing de rechter- en de linkerkantlijn opnieuw
in te stellen.