Verklarende woordenlijst Netwerk In deze Verklarende woordenlijst Netwerk vindt u basisinformatie over geavanceerde netwerkfuncties van Brother-machines en algemene netwerk- en standaardterminologie. De ondersteunde protocollen en netwerkfuncties verschillen afhankelijk van het model dat u gebruikt. Om na te gaan welke functies en netwerkprotocollen ondersteund worden, raadpleegt u de bijgeleverde Netwerkhandleiding.
Modellen Deze Gebruikershandleiding is van toepassing op de volgende modellen. MFC-J280W/J425W/J430W/J432W/J435W/J625DW/J825DW/J835DW/J5910DW en DCP-J525W/J725DW/J925DW Definities van opmerkingen Overal in deze gebruikershandleiding gebruiken we de volgende aanduiding: Opmerking Opmerkingen vertellen u hoe u op een bepaalde situatie moet reageren of geven tips over de werking van een handeling in combinatie met andere functies.
Inhoudsopgave 1 Typen netwerkverbindingen en protocollen 1 Typen netwerkverbindingen.......................................................................................................................1 Voorbeeld van een bedrade netwerkaansluiting .................................................................................1 Protocollen.................................................................................................................................................
1 Typen netwerkverbindingen en protocollen 1 1 Typen netwerkverbindingen 1 Voorbeeld van een bedrade netwerkaansluiting 1 Peer-to-peer afdrukken met behulp van TCP/IP 1 In een peer-to-peer omgeving kan elke computer rechtstreeks gegevens uitwisselen met alle apparaten. Er is geen centrale server die toegang tot bestanden en het delen van printers beheert.
Typen netwerkverbindingen en protocollen Afdrukken in gedeeld netwerk 1 In een gedeelde netwerkomgeving stuurt elke computer gegevens via een centraal beheerde computer. Een dergelijke computer wordt vaak een "server" of een "afdrukserver" genoemd. Hij beheert het afdrukken van alle taken.
Typen netwerkverbindingen en protocollen Protocollen 1 1 TCP/IP-protocollen en -functies 1 Protocollen zijn gestandaardiseerde sets van regels volgens welke gegevens over een netwerk worden overdragen. Protocollen bieden de gebruiker toegang tot op het netwerk aangesloten apparaten. De afdrukserver die met de Brother-machine wordt gebruikt, ondersteunt het TCP/IP-protocol (TCP/IP = Transmission Control Protocol/Internet Protocol).
Typen netwerkverbindingen en protocollen WINS 1 1 Windows® Internet Name Service is een informatieverstrekkende dienst voor de NetBIOS name resolution, waarbij een IP-adres en een NetBIOS-naam in het lokale netwerk worden geconsolideerd. LPR/LPD 1 Algemeen gebruikte afdrukprotocollen op TCP/IP-netwerken. SMTP-client (alleen MFC-J5910DW) 1 De SMTP-client (SMTP = Simple Mail Transfer Protocol ) wordt gebruikt om e-mails via het internet of intranet te versturen.
Typen netwerkverbindingen en protocollen FTP (voor de functie Scan naar FTP) (alleen MFC-J5910DW) 1 1 Met FTP (File Transfer Protocol) kan de machine van Brother documenten in zwart-wit en kleur rechtstreeks naar een FTP-server op uw netwerk of op internet scannen. CIFS (alleen MFC-J5910DW) 1 Het Common Internet File System is de standaardmanier waarop pc-gebruikers bestanden en printers delen in Windows®. IPv6 (alleen MFC-J5910DW) 1 IPv6 is het internetprotocol van de nieuwe generatie.
2 De machine configureren voor een netwerk 2 IP-adressen, subnetmaskers en gateways 2 2 Als u de machine in een genetwerkte TCP/IP-omgeving wilt gebruiken, moet u het IP-adres en het subnetmasker configureren. Het IP-adres dat u toewijst aan de afdrukserver, moet zich op hetzelfde logische netwerk bevinden als uw hostcomputers. Is dit niet het geval, dan moeten het subnetmasker en gatewayadres worden geconfigureerd.
De machine configureren voor een netwerk Subnetmasker 2 Subnetmaskers beperken de netwerkcommunicatie. Voorbeeld: computer 1 kan communiceren met computer 2 2 • Computer 1 IP-adres: 192.168. 1. 2 Subnetmasker: 255.255.255.000 • Computer 2 IP-adres: 192.168. 1. 3 Subnetmasker: 255.255.255.000 Wanneer er een 0 voorkomt in het subnetmasker, betekent dit dat er geen limiet bestaat voor communicatie op dit deel van het adres.
3 Terminologie en concepten voor draadloze netwerken 3 Uw netwerk specificeren 3 SSID (Service Set Identifier) en kanalen 3 3 U moet de SSID en een kanaal configureren om aan te geven met welk draadloos netwerk u verbinding wilt maken. SSID Elk draadloos netwerk heeft een eigen, unieke netwerknaam; in technische termen wordt dit een SSID of ESSID (Extended Service Set Identifier) genoemd. De SSID is een waarde van 32 bytes of minder en wordt toegewezen aan de toegangspoort.
Terminologie en concepten voor draadloze netwerken Veiligheidsvoorschriften 3 Verificatie en versleuteling 3 De meeste draadloze netwerken gebruiken bepaalde beveiligingsinstellingen. Deze beveiligingsinstellingen bepalen de verificatie (de manier waarop het apparaat zich bij het netwerk bekend maakt) en de versleuteling (de manier waarop de gegevens worden versleuteld wanneer deze over het netwerk worden verstuurd).
Terminologie en concepten voor draadloze netwerken Netwerksleutel 3 Open systeem/Gedeelde sleutel met WEP Deze sleutel is een 64-bits of 128-bits waarde die moet worden ingevoerd in een ASCII-formaat of een hexadecimaal formaat.
4 Bijkomende netwerkinstellingen van Windows® 4 Types bijkomende netwerkinstellingen 4 De volgende functies kunnen worden gebruikt als u bijkomende netwerkinstellingen wilt configureren. Web Services voor afdrukken en scannen (Windows Vista® en Windows® 7) Verticaal koppelen (Windows® 7) Opmerking Controleer of de hostcomputer en de machine zich ofwel op hetzelfde subnet bevinden, of dat de router foutloos is geconfigureerd, zodat gegevensuitwisseling tussen deze twee apparaten mogelijk is.
Bijkomende netwerkinstellingen van Windows® Drivers installeren voor afdrukken en scannen via Web Services (Windows Vista® en Windows® 7) 4 Met de functie Web Services kunt u machines in het netwerk controleren. Daarnaast maakt Web Services de driverinstallatie eenvoudiger. De drivers die worden gebruikt voor afdrukken en scannen via Web Services kunt u installeren door met de rechtermuisknop op het printerpictogram op de computer te klikken.
Bijkomende netwerkinstellingen van Windows® Installatie van Printen via het netwerk en Netwerkscannen voor infrastructuurmodus bij gebruik van Verticaal koppelen (Windows® 7) 4 Windows® Verticaal koppelen is een technologie waarmee u uw draadloze machine die verticaal koppelen ondersteunt, kunt verbinden met uw infrastructuurnetwerk met behulp van de PIN-methode van Wi-Fi Protected Setup en de functie Web Services.
A Appendix A A Services gebruiken A Een service is een bron die beschikbaar is voor computers die willen afdrukken op de afdrukserver van Brother. De afdrukserver van Brother biedt de volgende voorgedefinieerde services (voer de opdracht SHOW SERVICE uit op de remote console van de Brother-afdrukserver om een lijst van beschikbare services op te vragen): typ HELP bij de opdrachtprompt voor een overzicht van ondersteunde opdrachten.
Appendix A Andere manieren om het IP-adres in te stellen (voor geavanceerde gebruikers en beheerders) A DHCP gebruiken voor het configureren van het IP-adres A Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) is een van de geautomatiseerde mechanismen die gebruikt worden voor het toewijzen van een IP-adres. Als u een DHCP-server in uw netwerk hebt, zal de afdrukserver het IP-adres automatisch via de DHCP-server ontvangen en de naam registreren bij een met RFC 1001 en 1002 compatibele dynamische naamservice.
Appendix A BOOTP gebruiken voor het configureren van het IP-adres A BOOTP is een alternatief voor RARP. Het voordeel van BOOTP is dat ook het subnetmasker en de gateway kunnen worden geconfigureerd.
Appendix A ARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres A Als u BRAdmin niet kunt gebruiken en het netwerk geen DHCP-server gebruikt, kunt u ook de opdracht ARP gebruiken. De ARP-opdracht is beschikbaar op Windows®-systemen waarop TCP/IP is geïnstalleerd en op UNIX-systemen. Als u ARP wilt gebruiken, voert u de onderstaande opdracht in: arp -s ipadres ethernetadres ping ipadres Waarbij ethernetadres staat voor het MAC-adres (Ethernet-adres) en ipadres voor het IP-adres van de afdrukserver.
B Index A N AES ............................................................................. 9 Afdrukken in gedeeld netwerk ..................................... 2 Afdrukken via TCP/IP ................................................ 11 APIPA ...................................................................3, 16 ARP .......................................................................3, 17 NetBIOS name resolution ........................................... 3 Netwerksleutel ........................