Network Glossary

Table Of Contents
Appendix A
16
A
BOOTP gebruiken voor het configureren van het IP-adres A
BOOTP is een alternatief voor RARP. Het voordeel van BOOTP is dat ook het subnetmasker en de gateway
kunnen worden geconfigureerd. Als u BOOTP wilt gebruiken voor het configureren van het IP-adres, moet
BOOTP op uw hostcomputer geïnstalleerd en geactiveerd zijn (het moet in het bestand /etc/services op
uw host als een echte service verschijnen; voer man bootpd in of raadpleeg de bij uw systeem geleverde
documentatie voor meer informatie). BOOTP wordt meestal opgestart via het bestand /etc/inetd.conf
en u kunt dit activeren door “#” te verwijderen dat in dit bestand voor de bootp-invoer staat. Een gebruikelijke
bootp-invoer in het bestand /etc/inetd.conf is bijvoorbeeld:
#bootp dgram udp wait /usr/etc/bootpd bootpd -i
Afhankelijk van het systeem kan deze invoer "bootps" worden genoemd in plaats van "bootp".
Opmerking
Voor het activeren van BOOTP gebruikt u een tekstverwerkingsprogramma om "#" te verwijderen (staat
er geen "#", dan is BOOTP reeds geactiveerd). Bewerk nu het BOOTP-configuratiebestand (doorgaans
/etc/bootptab) en voer de naam, het netwerktype (1 voor Ethernet), MAC-adres (Ethernet-adres) en
het IP-adres, het subnetmasker en de gateway van de afdrukserver in. Helaas kan de indeling van deze
gegevens afwijken, en het is derhalve zaak dat u de bij uw systeem geleverde documentatie raadpleegt
om te zien hoe u deze informatie invoert (vele UNIX-systemen hebben sjablonen in het bestand bootptab
die u als voorbeeld kunt gebruiken). Enkele voorbeelden van een doorsnee /etc/bootptab-invoer zijn:
("BRN" hieronder moet u voor een draadloos netwerk vervangen door "BRW".)
BRN310107 1 00:80:77:31:01:07 192.168.1.2
en:
BRN310107:ht=ethernet:ha=008077310107:\ip=192.168.1.2:
Bepaalde implementaties van BOOTP-hostsoftware reageren alleen op BOOTP-verzoeken als u in het
configuratiebestand een download-bestandsnaam hebt opgenomen. In dat geval maakt u gewoon een leeg
bestand op de host en specificeert u de bestandsnaam en zijn pad in het configuratiebestand.
Net als bij RARP zal de afdrukserver zijn IP-adres bij de BOOTP-server opvragen zodra de machine wordt
aangezet.
APIPA gebruiken voor het configureren van het IP-adres A
De afdrukserver van Brother ondersteunt het APIPA-protocol (Automatic Private IP Addressing). Met APIPA
zullen DHCP-clients automatisch een IP-adres en subnetmasker configureren als er geen DHCP-server
beschikbaar is. Het apparaat kiest een eigen IP-adres van 169.254.1.0 t/m 169.254.254.255. Het
subnetmasker wordt automatisch ingesteld op 255.255.0.0 en het gateway-adres wordt ingesteld op 0.0.0.0.
Standaard is het APIPA-protocol ingeschakeld. Als u het APIPA-protocol wilt uitschakelen, kunt u dit via het
bedieningspaneel van de machine doen (voor LCD-modellen), via BRAdmin Light of via Beheer via een
webbrowser.