Operation Manual

2. Stille modus
Dit pictogram verschijnt wanneer de instelling [Stille modus] is ingesteld op [Aan].
Als u de stille modus instelt, produceert de machine minder lawaai bij het afdrukken. Als de stille modus is
ingeschakeld, wordt de afdruksnelheid langzamer.
3. [Snelkopp.]
Maak snelkoppelingen aan voor veelgebruikte handelingen zoals een fax verzenden, kopiëren, scannen,
Web Connect en Apps-services.
Er zijn drie snelkoppelingschermen. In elk scherm kunt u vier snelkoppelingen programmeren.
Druk op d of c om de andere snelkoppelingschermen weer te geven.
4. Status draadloze verbinding
De volgende pictogrammen geven de status van het draadloze netwerk weer:
Uw machine heeft geen verbinding met het draadloze toegangspunt.
Druk op deze knop om draadloze instellingen te configureren. Meer gedetailleerde informatie uu
Installatiehandleiding
Er is verbinding met het draadloze netwerk.
In elk van de beginschermen geeft een indicator met drie niveaus de huidige signaalsterkte van het
draadloze netwerk aan.
Het draadloze toegangspunt kan niet worden gedetecteerd.
De instelling voor de draadloze verbinding is uitgeschakeld.
U kunt de draadloze instellingen configureren door op de knoppen voor de draadloze status te drukken.
5. [Instell.]
Druk hierop om toegang te krijgen tot het [Instell.]-menu.
6. [Inkt]
Geeft aan hoeveel inkt er nog beschikbaar is. Druk hierop om toegang te krijgen tot het [Inkt]-menu.
Wanneer een inktcartridge bijna aan vervanging toe is of er iets aan mankeert, wordt het foutpictogram
weergegeven op de inktkleur.
7. Modi:
[Fax]
Druk hierop om toegang te krijgen tot de faxmodus.
12