BRAdmin Professional 4 User's Guide
Table Of Contents
- BRAdmin Professional 4 Gebruikershandleiding
- Auteursrecht
 - Handelsmerken
 - Belangrijke opmerking
 - Inhoudsopgave
 - 1 Inleiding
 - 2 Apparaten beheren
 - 3 Acties
 - 4 Directe taken
 - 5 Geplande taken
 - 6 Taken controleren
 - 7 Toepassingsinstellingen
- 7.1 Algemeen
 - 7.2 De instellingen voor apparaatdetectie configureren
 - 7.3 De netwerkinstellingen configureren
 - 7.4 De e-mailserverinstellingen configureren
 - 7.5 De toepassing beveiligen met een wachtwoord
 - 7.6 De hoofdinstellingen van het apparaat
 - 7.7 Een apparaatlogboekprofiel maken
 - 7.8 Een apparaatmeldingsprofiel maken
 - 7.9 Een apparatenlijstprofiel maken
 - 7.10 Informatie
 - 7.11 Een back-up maken van de toepassingsinstellingen en - gegevens en deze terugzetten
 
 - 8 Problemen oplossen en ondersteuning
 
 
16
4. Geef de doelapparaten en de detectiecriteria op. Klik op   van het veld Doel: en voer een van onderstaande 
handelingen uit:
• Als u de filtercriteria van het slimme filter wilt gebruiken, klikt u op Slimme filter… (Zie 2.2 Apparaten 
groeperen en filteren voor meer informatie.)
• Voor het opgeven van de detectiecriteria, selecteert u Modelnaam…, Knooppuntnaam..., IP-adres…, 
Serienummer... of MAC-adres…. Vervolgens kunt u door op Importeren… te klikken een lijst met criteria 
importeren die is geëxporteerd uit BRAdmin Professional 3/4.
5. Geef het moment voor het uitvoeren van de taak op bij Activatie. 
U kunt "Op het moment van detectie" kiezen of zelf een tijd opgeven bij "Tijdsspecificatie".
• Als u "Tijdsspecificatie" hebt geselecteerd, is de optie Apparaatdetectie-instellingen niet beschikbaar.
• Als u "Op het moment van detectie" hebt geselecteerd en de Apparaatdetectie-instellingen niet zijn 
geconfigureerd, wordt de melding Geplande detectie is niet geconfigureerd. Deze taak werkt alleen met 
handmatige detectie. weergegeven. Klik op Apparaatdetectie-instellingen en configureer het schema. 
(Zie 7.2 De instellingen voor apparaatdetectie configureren voor meer informatie.)
6. Wijs taken aan het doelapparaat toe in het veld Automatiseringsstroom instellen….
- Taken of acties toevoegen: Klik op Automatiseringsstroom instellen…. 
- De huidige taken of acties wijzigen: Klik op Bewerken.
7. Klik op Maken.
Als u de gespecificeerde instellingsitems wilt verwijderen, selecteert u die en klikt u op  .
Als u status van de autoconfiguratietaken wilt weergeven, klikt u op Autoconfiguratie en voert u een van 
onderstaande handelingen uit:
1. Selecteer een actief of inactief taakprofiel in het veld Huidige taak en klik in het rechterdeelvenster op een van 
onderstaande opties:
- Instellingen: De taakinstellingen weergeven en bewerken.
- Deactiveren/Activeren: Een actieve taak deactiveren of een inactieve taak activeren.
- Verwijderen: De geselecteerde taak verwijderen.
- Nu uitvoeren: De geselecteerd taak meteen uitvoeren.
2. Selecteer een voltooid of onderbroken taakprofiel in het veld Taaklogboek en klik in het rechterdeelvenster op 
een van onderstaande opties:
- Details: De details van mislukte taken weergeven.
- Verwijderen: Het geselecteerde taaklogboekitem verwijderen.










