Multiprotocol 802.11b/g draadloze afdrukserver NC-7100w Netwerkhandleiding Dit product is goedgekeurd voor gebruik in alleen het land waar het gekocht is. Gebruik dit product alleen in het land van aankoop; bij gebruik in een ander land kunnen de voorschriften voor draadloze telecommunicatie overtreden worden. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de printer gaat gebruiken. U kunt deze handleiding via de cd-rom bekijken of afdrukken.
Handelsmerken Brother is een wettig gedeponeerd handelsmerk van Brother Industries, Ltd. Windows en Windows NT zijn handelsmerken van Microsoft Corporation die in de VS en andere landen geregistreerd zijn. HP, HP-UX, JetDirect en JetAdmin zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company. DEC, DEC server, VMS, LAT en ULTRIX zijn handelsmerken van Digital Equipment Corporation. UNIX is een wettig gedeponeerd handelsmerk van The Open Group. Ethernet is een handelsmerk van Xerox Corporation.
BELANGRIJKE OPMERKING: Voor technische hulp en met vragen over de werking van het product, kunt u een van de onderstaande nummers bellen. Er dient vanuit het betreffende land gebeld te worden.
BELANGRIJKE INFORMATIE: REGULERINGEN Federal Communications Commission (FCC) Declaration of Conformity (alleen voor de VS) Responsible Party: Brother International Corporation 100 Somerset Corporate Boulevard Bridgewater, NJ 08807-0911, USA TEL: (908) 704-1700 declares, that the products Product Name: Model Number: Brother Network Card (BR-net) NC-7100w / NC-7100 (NC-7100 is a wireless LAN card which is installed in NC-7100w) complies with Part 15 of the FCC Rules.
Copyrights ©2004 Brother Industries Ltd. Alle rechten voorbehouden. ©1998-2004 TROY Group, Inc. Alle rechten voorbehouden. ©1983-2004 PACIFIC SOFTWORKS INC. Alle rechten voorbehouden. Copyright Atheros Dit product is uitgerust met een doelprogramma dat auteursrechtelijk beschermd is. ©2002-2004 Atheros Communications, Inc. Alle rechten voorbehouden. Informatie over copyright en licenties van Intel Dit product is uitgerust met het doelprogramma van Intel’s UPnP SDK.
“EG” Conformiteitsverklaring Producent Brother Industries, Ltd., 15-1, Naeshiro-cho, Mizuho-ku, Nagoya 467-8561, Japan Verklaren hierbij dat: Omschrijving van product: Netwerkkaart Productnaam: NC-7100w voldoet aan de bepalingen in de van toepassing zijnde richtlijnen: de richtlijn inzake laagspanning 73/23/EEG (zoals geamendeerd door 93/68/EEG) en de richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit 89/336/EEG (zoals geamendeerd door 91/263/EEG en 92/31/EEG en 93/68/EEG).
BROTHER INDUSTRIES, LTD. 15-1, Naeshiro-cho, Mizuho-ku, Nagoya 467-8561, Japan Tel.: +81 52 824 2337 Fax: +81 52 821 4460 Conformiteitsverklaring Wij, Brother Industries, Ltd.
Inhoudsopgave BELANGRIJKE INFORMATIE: REGULERINGEN ........iii Federal Communications Commission (FCC) Declaration of Conformity (alleen voor de VS) ..........iii Industry Canada Compliance Statement (alleen voor Canada) .................................................iii Copyrights .................................................................iv Copyright Atheros......................................................iv Informatie over copyright en licenties van Intel .........
Afdrukken vanaf Windows NT®4.0: Aan de printer koppelen ............................................. 2-6 Afdrukken vanaf Windows NT®4.0: Een tweede Brother LPR-poort toevoegen................. 2-7 LAN Server, OS/2 Warp Server configureren............. 2-7 De server configureren ........................................... 2-7 Een OS/2-server configureren................................ 2-8 Andere bronnen van informatie ................................ 2-10 3 4 Peer to Peer Print..........................
5 6 ix Afdrukken via internet configureren voor Windows® ........ 5-1 Afdrukken via internet installeren...................................... 5-1 Overzicht .................................................................... 5-1 Algemene informatie over Brother Internet Print ........ 5-2 Brother Internet Print: De afdrukserver van Brother configureren ................. 5-3 Controlelijst bij het configureren van de afdrukserver . ..........................................................................
De afdrukserver van Brother configureren met PCONSOLE en BRCONFIG (modus Wachtrijserver in NDS-modus) .................... 6-15 De afdrukserver van Brother configureren (De modus Externe printer) met PCONSOLE en BRCONFIG............................................................... 6-18 Andere bronnen van informatie ............................... 6-22 7 8 9 Afdrukken vanaf Macintosh® ...............................................
RARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres .................................................................................... 9-8 BOOTP gebruiken voor het configureren van het IPadres........................................................................... 9-9 Het IP-adres configureren met BRCONFIG ............. 9-10 De instellingen van het IP-adres wijzigen met de TELNET-console ...................................................... 9-11 Andere bronnen van informatie ........................
Services gebruiken ...........................................................A-3 Algemeen ...................................................................A-3 De firmware van de afdrukserver opnieuw laden .............A-4 Algemeen ...................................................................A-4 Firmware opnieuw laden met BRAdmin .....................A-5 Opnieuw laden via het FTP-protocol bij een opdrachtprompt ..........................................................
1 Afdrukken op Unix®-systemen Afdrukken op UNIX/Linux®-systemen via TCP/IP Overzicht De afdrukservers van Brother worden geleverd met de protocolsuite Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP). Aangezien bijna alle UNIX®-hostcomputers TCP/IP ondersteunen, kan een printer met deze functie op een UNIX®-Ethernetnetwerk worden gedeeld.
4 De standaardnaam voor een afdrukserver van Brother is doorgaans BRN_xxxxxx (waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres van de afdrukserver). 5 Als u het bestand PRINTCAP configureert, besteed dan bijzondere aandacht aan de servicenamen, BINARY_P1 en TEXT_P1. TCP/IP Afdrukservers van Brother worden door het netwerk beschouwd als een UNIX®-hostcomputer met een uniek IP-adres, die het daemonprotocol lpd voor regelprinters uitvoert.
Hoe de ingang er precies uitziet, is afhankelijk van uw systeem. Raadpleeg daarom de met uw systeem meegeleverde documentatie en houd rekening met de indeling van andere ingangen in het bestand /etc/hosts. De knooppuntnaam in dit bestand hoeft niet hetzelfde te zijn als de naam die geconfigureerd is in de afdrukserver van Brother (de naam die staat op de pagina met de netwerkconfiguratie), maar het is verstandig om dezelfde namen te gebruiken.
3 Configureer het bestand /etc/printcap op elke hostcomputer: specificeer de locale afdrukwachtrij, de afdrukservernaam (ook wel externe machine of rm genoemd), de afdrukserver-servicenaam (ook wel externe printer, externe wachtrij, of rp genoemd) en de spooldirectory. Deze stap is van toepassing op de meeste UNIX®-systemen, met inbegrip van Linux, Sun OS (maar niet Solaris 2.xx), Silicon Graphics (lpr/lpd-optie nodig), DEC ULTRIX, DEC OSF/1 en Digital UNIX®.
De opties rm en rp zijn op sommige UNIX®-systemen niet beschikbaar. Controleer zo nodig uw documentatie voor informatie over soortgelijke opties. Gebruikers van Berkeley-compatibele UNIX®-systemen kunnen de opdracht lpc gebruiken om de printerstatus op te vragen: %lpc status laser1: queuing is enabled printing is enabled no entries no daemon present Als u AT&T-compatibele UNIX®-systemen gebruikt, kunt u doorgaans de opdracht lpstat of rlpstat gebruiken om soortgelijke statusinformatie op te vragen.
Linux configureren Als u uw Linux-distributie niet wilt configureren met de methode waar u de opdracht achter de prompt typt, kunt u de toepassing Linux Printer System Manager op uw GUI gebruiken. Hiertoe gaat u als volgt te werk: 1 Klik in het scherm Linux Printer System Manager op Add. 2 U wordt nu gevraagd om te specificeren welk printertype u gebruikt; selecteer de optie voor de externe (lpd) wachtrij van UNIX en klik op OK.
HP-UX configureren Bij HP-UX10.xx wordt het programma sam gebruikt voor het instellen van de externe printer. U volgt de onderstaande stappen: 1 Voer het programma sam uit. Selecteer Printers and Plotters in de optielijst. 2 Selecteer LP Spooler. 3 Selecteer Printers and Plotters. 4 Selecteer Actions en vervolgens Add Remote Printer/Plotter. 5 Voer een willekeurige naam in voor de printernaam (dit is de naam van de afdrukwachtrij). 6 Voer het IP-adres van de afdrukserver in als de Remote System Name.
Oudere versies van HP-UX volgen ongeveer dezelfde procedure als voor 10.xx: 1 Voer sam in en selecteer Peripheral Devices en vervolgens Add Remote Printer (not Networked printer).
De procedure voor systemen ouder dan V4.0 is als volgt: 1 Voer smit in en selecteer devices. 2 Selecteer printer/plotter. 3 Selecteer manage remote printer subsystem. 4 Selecteer client services. 5 Selecteer remote printer queues. 6 Selecteer add a remote queue.
Als dit de eerste printer is die wordt geconfigureerd, moet vóór de opdracht accept ook de opdracht lpsched worden gebruikt. U kunt daarentegen ook Printer Manager gebruiken in het hulpprogramma Admintool onder OpenWindows. Selecteer Edit, Add en Add Access to Remote Printer. Voer nu de naam van de afdrukserver in, in de notatie prnservernaam!\prnserverservice zoals hierboven beschreven. Controleer dat het besturingssysteem van de printerserver is ingesteld op BSD (de standaardinstelling) en klik op Add.
SCO UNIX® vereist TCP/IP V1.2 of een recentere versie om met afdrukservers van Brother te kunnen werken. Eerst moeten de bestanden /etc/hosts en /etc/printcap worden geconfigureerd (zie stap 2). Vervolgens voert u het programma sysadmsh als volgt uit: 1 Selecteer Printers. 2 Selecteer Configure. 3 Selecteer Add. 4 Voer de naam in van de wachtrij die u in het bestand /etc/printcap hebt ingevoerd als printernaam. 5 Voer bij Comment en Class name iets in.
Gebruik de volgende OS/400-opdracht (één lijn) om de LPD-wachtrij aan te maken: CRTOUTQ OUTQ( RMSTSYS (*INTNETADR) RMTPRTQ() AUTOSTRWTR(1) CNNTYPE(*IP) DESTTYPE (*OTHER) MFRTYPMDL () INTNETADR('') TEXT ('') waar de nieuwe naam van de AS/400afdrukwachtrij is, de servicenaam van de afdrukserver is (BINARY_P1 of TEXT_P1), de naam van de OS/400printerdriver is (*HP4 wordt aanbevolen in twijfelgevallen), en het IP-a
OS/400 versie 4, 5, 5.1 U kunt de volgende opdrachtregel gebruiken om een printerdefinitie te maken: CRTDEVPRT DEVD(BR2) DEVCLS(*LAN) TYPE(3812) MODEL(1) LANATTACH(*IP) PORT(9100) FONT(011) PARITY(*NONE) STOPBITS(1) TRANSFORM(*YES) MFRTYPMDL(*HP5SI) PPRSRC1(*A4) PPRSRC2(*A4) RMTLOCNAME('10.0.0.200') SYSDRVPGM(*HPPJLDRV) TEXT('Arnes Printer') Overige systemen Andere systemen maken gebruik van soortgelijke programma's voor het instellen van de afdrukserver.
Op sommige systemen moet ook de daemon worden opgestart. Op Berkeley-compatibele UNIX®-systemen gebruikt u hiervoor de startopdracht lpc start (zie het onderstaande voorbeeld): lpc start laser1 Andere bronnen van informatie Zie ook hoofdstuk 9 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
2 Afdrukken via TCP/IP Afdrukken vanaf Windows NT®4.0, Windows® 2000/XP, LAN Server en Warp Server Overzicht Als u Windows NT®4.0 gebruikt, kunt u met het TCP/IP-protocol rechtstreeks afdrukken op een netwerkprinter van Brother. Voor Microsoft Windows NT®4.0 moet het protocol "TCP/IP printing" van Microsoft worden geïnstalleerd. Bij gebruik van Windows® 2000/XP kunnen afdruktaken rechtstreeks naar de printer worden gestuurd, zonder dat er extra software geïnstalleerd hoeft te worden.
5 Onder Windows® 95/98/Me kunnen afdruktaken via het IPPprotocol worden gestuurd en via een Windows® 2000/XPcomputer worden omgeleid, op voorwaarde dat de software Microsoft Internet Print Services is geïnstalleerd op de client-pc, dat IIS is geïnstalleerd en draait op de Windows® 2000/XPcomputer, en dat op de client-pc minstens versie 4 of recenter van Microsoft Internet Explorer is geïnstalleerd. Raadpleeg Afdrukken via IPP onder Windows® 2000/XP op pagina 5-10 voor meer informatie hierover.
3 Klik op Volgende. 4 Vervolgens dient u de juiste poort te selecteren waarmee afdrukken over het netwerk mogelijk is. Selecteer in het keuzemenu een nieuwe poort en selecteer Standaard TCP/IPpoort. 5 Klik daarna op Volgende. 6 De wizard Standaard TCP/IP-poort toevoegen verschijnt. Klik op Volgende. 7 Typ het IP-adres of de naam van de printer die u wilt configureren. De wizard vult de poortnaam automatisch voor u in. 8 Klik op Volgende.
Afdrukken vanaf Windows® 2000/XP (printerdriver is geïnstalleerd) Als u al een printerdriver hebt geïnstalleerd en deze wilt configureren om af te drukken via een netwerk, volgt u deze procedure: 1 Selecteer de printerdriver die u wilt configureren. 2 Selecteer Bestand en kies vervolgens Eigenschappen. 3 Klik op het tabblad Poort en klik op Poort toevoegen. 4 Selecteer de poort die u wilt gebruiken. Doorgaans is dit de Standaard TCP/IP-poort. Klik vervolgens op de knop Nieuwe poort....
7 Klik op OK om af te sluiten (u moet uw Windows NT®4.0werkstation of server opnieuw opstarten). Afdrukken vanaf Windows NT®4.0: De software Brother Peer to Peer Print installeren 1 Start het installatieprogramma op de cd-rom en volg de instructies in de installatiehandleiding. 2 Selecteer de gewenste taal en selecteer vervolgens Software installeren. Klik op Voor de beheerders. Selecteer nu het installatieprogramma voor de Network Print Software. 3 Klik als antwoord op de verwelkoming op Volgende.
Afdrukken vanaf Windows NT®4.0: Aan de printer koppelen Gebruik nu de standaard printerinstallatieprocedure van Windows® om op uw Windows®-systeem een printer te maken. 1 Klik op Start, selecteer Instellingen en ga naar Printers. 2 Dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen om de wizard Printer toevoegen te activeren. 3 Selecteer Deze computer (niet Netwerkprinter) en klik op Volgende.
Afdrukken vanaf Windows NT®4.0: Een tweede Brother LPR-poort toevoegen U hoeft hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uit te voeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van de printer die u wilt configureren, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen. Klik op het tabblad Poorten en klik op Poort toevoegen. Markeer in het dialoogvenster Printerpoorten de optie Brother LPR-poort.
Een OS/2-server configureren 1 In het bureaublad van OS/2 opent u de map Templates. Gebruik de rechtermuisknop om het pictogram Printer (niet Netwerkprinter) naar het bureaublad te slepen. 2 Het venster Create a Printer wordt geopend (als het niet wordt geopend, dubbelklikt u op het pictogram van de printer). 3 Voer een naam voor de printer in. 4 Selecteer de printerdriver die standaard moet worden gebruikt.
Open de map LAN Services en voer het programma LAN Requester uit: 1 Selecteer Definities. 2 Selecteer Aliassen. 3 Selecteer Printers. 4 Selecteer Maken.
Andere bronnen van informatie Zie ook hoofdstuk 9 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
3 Peer to Peer Print Afdrukken in een peer-to-peer netwerk voor Windows® 95/98/Me Overzicht Het besturingssysteem Windows® 95/98/Me van Microsoft beschikt over ingebouwde netwerkfuncties. Met deze functies kan een Windows®-pc worden geconfigureerd als een client-werkstation in een netwerkomgeving met een bestandsserver. Ook in kleinere netwerken biedt Windows® 95/98/Me pc's de mogelijkheid in een peer-to-peer modus te werken.
4 Onder Windows® 95/98/Me kunnen afdruktaken via het IPPprotocol worden gestuurd en via een Windows® 2000-computer worden omgeleid, op voorwaarde dat de software Microsoft Internet Print Services is geïnstalleerd op de client-pc, dat IIS is geïnstalleerd en draait op de Windows® 2000-computer, en dat op de client-pc minstens versie 4 of recenter van Microsoft Internet Explorer is geïnstalleerd.
De software Brother Peer to Peer Print installeren Als u de driver reeds hebt geïnstalleerd via het installatieprogramma op de met de printer meegeleverde cdrom en u tijdens de installatie "Brother Peer-to-Peer netwerkprinter" hebt geselecteerd, dan hoeft u de Brother Network Print Software niet opnieuw te installeren. 1 Start het installatieprogramma op de cd-rom en volg de instructies in de installatiehandleiding. 2 Selecteer het juiste model en vervolgens het menu met het Software-installatieprogramma.
Windows® 95/98/Me slaat het HOSTS-bestand op in de standaard Windows®-map. Standaard wordt het HOSTSbestand van Windows® hosts.sam genoemd. Als u het HOSTS-bestand wenst te gebruiken, dient u de naam van het bestand te wijzigen in hosts zonder bestandsextensie. De extensie .sam staat voor ‘sample’ (voorbeeld). 8 Klik op de knop OK. Wanneer daarom wordt gevraagd, moet u uw computer opnieuw opstarten.
Een tweede Brother LPR-poort toevoegen U mag hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uitvoeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van de printer die u wilt configureren, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen. Klik op het tabblad Details en klik op Poort toevoegen. In het dialoogvenster Poort toevoegen selecteert u het keuzerondje Andere en vervolgens Brother LPR-poort.
4 Peer-to-peer afdrukken via NetBIOS 4 Afdrukken via NetBIOS op Windows® 95/98/Me/2000/XP, Windows NT®4.0, LAN Server en OS/2 Warp Server Overzicht De afdrukserver van Brother ondersteunt SMB (Server Message Block) over het TCP/IP-protocol via de NetBIOS-interface. Dit betekent dat printers van Brother, net als gewone Windows®-pc’s, kunnen worden opgenomen in uw netwerkomgeving.
De afdrukserver configureren Om deze functie te laten werken, moet u de naam van uw domein of uw werkgroep veranderen; deze naam dient hetzelfde te zijn als de naam van uw netwerk. Daarna zal de afdrukserver automatisch in uw netwerkomgeving herkend worden en kunt u documenten afdrukken zonder dat er extra software geïnstalleerd hoeft te worden. Uw Windows® 95/98/Me/2000/XP- en Windows NT®4.
Vanwege de wijze waarop Microsoft-netwerken werken, kan het enkele minuten duren voordat de afdrukserver in uw netwerkomgeving herkend wordt. En het kan ook een paar minuten duren voordat de afdrukserver uit uw netwerkomgeving verdwijnt, zelfs als de printer is uitgezet. Dit is een eigenschap van netwerken op basis van Microsoftwerkgroepen en -domeinen.
NetBIOS Port Monitor voor Windows® 95/98/Me/2000/XP en Windows NT®4.0 Voor deze software moet het TCP/IP-transportprotocol op uw Windows® 95/98/Me/2000/XP- en Windows NT®4.0-computer zijn geïnstalleerd. Raadpleeg uw Windows®-documentatie voor informatie over het installeren van de protocollen. Als u het TCP/IP-protocol gebruikt, dient het juiste IP-adres te worden gedefinieerd op de afdrukserver van Brother en op uw clientpc.
7 Nu moet u de servernaam en de poortnaam voor de eigenlijke afdrukserver invoeren. U kunt de knop Bladeren gebruiken om te zoeken naar de afdrukserver en de domein-/werkgroepnaam selecteren, waarna de server in de lijst komt te staan. Als de afdrukserver niet automatisch in de bladerlijst wordt geplaatst, dient u te controleren of de domeinnaam juist geconfigureerd is. U kunt de naam natuurlijk ook gewoon met de hand invoeren. De naam moet conform UNC (Universal Name Convention) zijn. Bijvoorbeeld: \\Knoop
5 Selecteer de juiste driver. Klik daarna op Volgende. 6 Als u een printerdriver selecteert die reeds wordt gebruikt, kunt u de bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende. 7 Selecteer de Brother NetBIOS-poort (de poortnaam die u hebt toegewezen in stap 6 van het onderdeel dat de installatie van de Brother NetBIOS Port Monitor behandelt) en klik op Volgende. 8 Voer een naam in voor de printer van Brother en klik op Volgende.
8 Voer een naam in voor de printer van Brother en klik op Volgende. U noemt de printer bijvoorbeeld "Brother Netwerkprinter". 9 Selecteer Niet gedeeld of Gedeeld en Naam delen, en klik op Volgende. 10 Windows® vraagt of u een testpagina wilt afdrukken. Selecteer Ja en vervolgens Voltooien. U kunt nu gaan afdrukken. Indien nodig kunt u de printer op uw pc delen, zodat alle afdruktaken via uw computer worden omgeleid.
Windows NT®4.0 /Windows® 2000/XP 2 Klik op het tabblad Poorten en klik op Poort toevoegen. In het dialoogvenster Poort toevoegen selecteert u Brother NetBIOS-poort. Klik op Nieuwe poort en voer de poortnaam in. De standaardnaam voor de poort is BNT1. Als u deze naam reeds gebruikt hebt, wordt er een foutmelding weergegeven als u probeert om de naam opnieuw te gebruiken, in welk geval u BNT2, enz. dient te gebruiken. Nadat u de poortnaam hebt gespecificeerd, klikt u op OK.
Het werkstation configureren Op elk werkstation waarvandaan u wilt afdrukken, dient u de volgende stap uit te voeren: Ga naar de DOS- of de OS/2-prompt en voer daar de volgende opdracht in: NET USE LPTx: \\Knooppuntnaam\Servicenaam waar x het nummer is van de LPT-poort (1 t/m 9), Knooppuntnaam de NetBIOS-naam is van de afdrukserver (standaard is dit BRN_xxxxxx, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres) en waar Servicenaam de servicenaam van de afdrukserver is (standaard is dit BINARY_P1)
5 Afdrukken via internet configureren voor Windows® Afdrukken via internet installeren Overzicht Brother's BIP-software (Brother Internet Print) is bedoeld voor Windows® 95/98/Me en Windows NT®4.0 en laat een pc-gebruiker op de ene plaats een afdruktaak via internet naar een netwerkprinter van Brother op een andere plaats versturen. Iemand op een pc in New York kan bijvoorbeeld een document rechtstreeks vanuit zijn/ haar Microsoft Excel-toepassing afdrukken op een printer in Parijs.
5 Onder Windows® 95/98/Me kunnen afdruktaken via het IPPprotocol worden gestuurd en via een Windows® 2000-computer worden omgeleid, op voorwaarde dat de software Microsoft Internet Print Services is geïnstalleerd op de client-pc, dat IIS (Internet Information Server) is geïnstalleerd en draait op de server, en dat op de client-pc minstens versie 4 of recenter van Microsoft Internet Explorer is geïnstalleerd.
■ Op de externe locatie wordt het e-mailbericht door een emailserver ontvangen. De externe afdrukserver, die een eigen emailadres heeft, gebruikt het POP3-protocol (Post Office Protocol 3) om het e-mailbericht van de server te downloaden. Het bericht wordt dan gedecodeerd en op de printer afgedrukt. Als er een e-mail is ontvangen die niet is geconfigureerd voor de virtuele poortdriver van BIP, zal de printer de e-mail als een tekstdocument afdrukken.
Brother Internet Print: De afdrukserver configureren met BRAdmin U kunt dit gedeelte overslaan als u de afdrukserver via de externe afdrukserverconsole of via een webbrowser wilt configureren. Als u BRAdmin Professional gebruikt, kunt u de afdrukserver van Brother configureren met het TCP/IP-protocol of met het IPX-protocol. Om de afdrukserver te configureren voor het ontvangen van afdruktaken van een pc met Windows® 95/98/Me/2000/XP of Windows NT®4.
6 Indien gewenst, voert u voor de mailbox een wachtwoord in. 7 De afdrukserver is standaard geconfigureerd om de POP3server elke 30 seconden te pollen. Indien gewenst, verandert u deze waarde. 8 Als de functie die meldt dat er mail is binnengekomen, is geactiveerd, voert u het adres van uw SMTP-server in (raadpleeg uw netwerkbeheerder als u dit adres niet weet). 9 Klik op OK en sla de wijzigingen op. Sluit BRAdmin af. De afdrukserver is nu geconfigureerd om afdruktaken te ontvangen.
Brother Internet Print: De afdrukserver configureren met TELNET U kunt dit gedeelte overslaan als u de externe afdrukserver hebt geconfigureerd met BRAdmin of met een webbrowser. In plaats van BRAdmin, kunt u ook de externe console van de afdrukserver gebruiken om de afdrukserver te configureren. U krijgt toegang tot de console via TELNET. Als u via deze programma's toegang krijgt tot de afdrukserver, wordt u gevraagd om een wachtwoord. Het standaardwachtwoord is access.
Brother Internet Print: De BIP-software installeren in Windows® 95/98/Me/2000/XP en Windows NT®4.0 Om de BIP-software te installeren op een pc met Windows® 95/98/ 2000/XP of Windows NT®4.0, gaat u als volgt te werk: ■ Op de pc moet een e-mailprogramma worden uitgevoerd (bijvoorbeeld Microsoft Outlook) waarmee e-mailberichten m.b.v. Winsock verzonden kunnen worden. ■ Uw e-mailserver moet berichten over internet kunnen verzenden.
9 U wordt nu gevraagd de poortinstellingen voor de externe afdrukserver in te voeren: Voer voor de externe afdrukserver een uniek, geldig internet emailadres in (bijvoorbeeld emailprinter@xyz.com). Houd er rekening mee dat er in internet e-mailadressen geen spaties mogen worden gebruikt. Voer uw e-mailadres en het IP-adres van uw SMTP e-mailserver in (raadpleeg uw netwerkbeheerder als u dit adres niet weet).
15 Selecteer het model van de externe printer (bijvoorbeeld Brother HL-serie). Als uw printer niet in de lijst staat, klikt u op Diskette om de driver vanaf de cd-rom te installeren. Klik daarna op Volgende. 16 Als u een printerdriver selecteert die reeds wordt gebruikt, kunt u de bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
Een tweede Brother Internetpoort toevoegen U hoeft hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uit te voeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van een printer die BIP gebruikt, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen. Klik op het tabblad Details (Poorten op Windows NT®4.0, Windows® 2000/XP) en klik op Poort toevoegen.
5 Zodra u op Volgende klikt, maakt Windows® 2000/XP de verbinding met de opgegeven URL. Als de printerdriver reeds geïnstalleerd is: Als de geschikte printerdriver al is geïnstalleerd op uw pc, zal Windows® 2000/XP automatisch deze driver gebruiken. In dat geval vraagt het programma u of u de huidige driver wilt instellen als standaarddriver, waarna de installatie van de driver voltooid is. U kunt nu gaan afdrukken.
Een andere URL specificeren Vergeet niet dat u verschillende gegevens kunt invoeren in het URLveld. http://printer_ip_adres:631/ipp Dit is het standaard URL-adres en we raden aan om deze URL te gebruiken. Let wel: de optie Meer informatie verkrijgen geeft geen printergegevens weer. http://printer_ip_adres:631/ipp/portl Deze optie biedt compatibiliteit met HP JetDirect. Let wel: de optie Meer informatie verkrijgen geeft geen printergegevens weer.
6 Afdrukken via Novell® NetWare® 6 Afdrukken via Novell® NetWare® configureren Overzicht Met afdrukservers van Brother kunnen afdruktaken van NetWare®client-pc's worden afgedrukt op dezelfde printer als gebruikt wordt door mensen die werken met TCP/IP en andere netwerkprotocollen. Alle NetWare®-taken worden door de Novell®-server in de wachtrij geplaatst en naar de printer gestuurd zodra deze beschikbaar is.
Algemene informatie Om de afdrukservers van Brother op een NetWare®-netwerk te kunnen gebruiken, moeten een of meer bestandsservers zijn geconfigureerd met een afdrukwachtrij die door de afdrukserver bediend kan worden.
Een NDPS-printer maken met NWADMIN voor NetWare® 5 Met NetWare® 5 heeft Novell® een nieuw afdruksysteem ontwikkeld onder de naam Novell® Distributed Print Services (NDPS). Voordat u de afdrukserver kunt configureren, moet NDPS zijn geïnstalleerd op de NetWare® 5-server en moet er een NDPS-manager worden geconfigureerd op de server. Meer informatie over de NDPS-printers en over afdrukken via NDPS vindt u in de sectie Andere bronnen van informatie aan het einde van dit hoofdstuk.
NDPS-broker Nadat NDPS is geïnstalleerd, wordt er een NDPS-broker op het netwerk geladen. Een van de broker-diensten, de Resource Management Service, laat u op de server printerdrivers installeren voor gebruik met afdrukagenten. Om een printerdriver toe te voegen aan een broker, gaat u als volgt te werk: 1 Controleer dat de Resource Management Service is geactiveerd. 2 Open het hoofdvenster Broker Object in de NetWare® Administrator. 3 Activeer de weergave Resource Management.
Een afdrukagent maken Volg de onderstaande stappen voor het maken van een afdrukagent voor de Control Access Printer (het NDS-object). 1 Selecteer in NetWare® Administrator, object | create | NDPS Printer. Voer de naam van de NDPS-printer in. 2 Als dit een nieuwe printer is, selecteert u Create A New Printer Agent. 3 Als er al een NDS-printer beschikbaar is, maar u deze wilt upgraden zodat hij gebruik kan maken van het NDPS-schema, kies dan Existing NDS printer object.
5 Selecteer None als printertype, en Novell Port Handler als het type poort-handler. Klik nu op OK. 6 Geef nu op welk type verbinding u zult gebruiken. U kunt kiezen uit vier opties. Selecteer de optie LPR over IP. 7 Voer de gegevens van de printer in. Brother raadt u aan om Binary_P1 in te voeren als printernaam. Klik op Finish en wacht. Selecteer de printerdrivers voor het besturingssysteem van de client. U kunt nu gaan afdrukken.
3 In de lijst zullen een of meer afdrukservers staan (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de netwerkconfiguratiepagina af te drukken. Raadpleeg Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken op pagina A-8 voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de netwerkconfiguratiepagina. 4 Selecteer de afdrukserver die u wilt configureren en dubbelklik erop.
De NetWare®-afdrukserver (NDS wachtrijserver) maken met BRAdmin Professional 1 U dient zich in de NDS-modus als ADMIN te hebben aangemeld. 2 Start BRAdmin. 3 In de lijst zullen een of meer afdrukserverservices staan (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de netwerkconfiguratiepagina af te drukken.
e De naam van uw wachtrij staat nu in de door u gespecificeerde structuur en context. Selecteer de wachtrij en klik op Toevoegen. De wachtrijnaam wordt overgebracht naar het venster Service Print Queues. In dit venster staat naast de wachtrijnaam ook de informatie over de structuur en de context. f Klik op Sluiten. De afdrukserver van Brother zal zich nu bij de NetWare®-server aanmelden. Sluit BRAdmin af. U kunt nu gaan afdrukken.
7 Indien nodig, verandert u de context. Dubbelklik nu op de naam van printer die u in stap 3 hebt gemaakt. 8 Klik op Assignments. 9 Klik op Add. 10 Wijzig de context indien nodig. 11 Selecteer de afdrukwachtrij die u in stap 5 hebt gemaakt. 12 Klik op Configuration en stel Printer type in op Other/ Unknown. Klik op OK. 13 Indien nodig, verandert u de context. Selecteer op de menubalk de optie Object en vervolgens Create. Het menu New Object wordt geopend.
18 Start BRAdmin en selecteer de juiste afdrukserver in de lijst (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). 19 Dubbelklik op de gewenste afdrukserver van Brother. U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is access. Vervolgens selecteert u het tabblad NetWare®. 20 Selecteer de optie Server van wachtrij als de besturingsmodus.
De NetWare-afdrukserver (NDS externe printer) maken met Novell® NWADMIN en BRAdmin Professional Om een afdrukserver van Brother met NWADMIN (het hulpprogramma NetWare® Administrator) en BRAdmin te configureren voor de modus Externe printer, volgt u de onderstaande stappen: 1 De PSERVER NLM (NetWare® Loadable Module) moet op uw bestandsserver zijn geladen en u moet op de NetWare® 4.1xbestandsserver in NDS-modus zijn aangemeld als ADMIN. 2 Dubbelklik op het pictogram om NWADMIN op te starten.
12 Indien nodig, verandert u de context. Selecteer nu de afdrukwachtrij die u hebt gemaakt. Klik op OK en vervolgens nogmaals op OK en sluit NWADMIN af. 13 Start BRAdmin en selecteer de juiste afdrukserver in de lijst (standaard begint de knooppuntnaam met BRN_xxxxxx, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U kunt de NetWare®-servernaam en het MAC-adres vinden door de netwerkconfiguratiepagina af te drukken.
U moet nu de PSERVER NLM van uw NetWare®-bestandsserver unloaden en vervolgens opnieuw laden, pas dan zijn de door u aangebrachte veranderingen van kracht. In plaats van Brother BRAdmin of Novell® NWADMIN, kunt u voor het instellen van uw afdrukwachtrijen ook het standaardhulpprogramma Novell® PCONSOLE in combinatie met Brother BRCONFIG gebruiken. BRCONFIG wordt gelijktijdig met BRAdmin geïnstalleerd en u vindt BRCONFIG in het menu Start/Programma’s/Brother BRAdmin utilities.
9 Er wordt een lijst van de huidige afdrukservers geopend. Druk op INS om een nieuwe ingang te maken, typ de naam van de NetWare®-afdrukserver (standaard wordt BRN_xxxxxx_P1 gebruikt, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres) en druk op ENTER. Druk op ESC om terug te gaan naar het menu Available Options. 10 Selecteer in het menu de optie Print Queue Information (NetWare® 3.xx) of Print Queues (NetWare® 4.1x). Er wordt een lijst geopend met de geconfigureerde afdrukwachtrijen.
3 Selecteer in het menu Available Options de optie Print Servers. 4 Druk op INS en voer de naam van de afdrukserver in. Typ de naam van de Netware®-afdrukservice van de afdrukserver; deze naam moet exact hetzelfde zijn als de naam die op de netwerkconfiguratiepagina staat (de standaardnaam is BRN_xxxxxx_P1, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres), tenzij u de naam hebt gewijzigd).
11 Selecteer in het menu Available Options de optie Printers. 12 Druk op INS en voer een beschrijvende naam in voor de printer. 13 Controleer dat de naam van de nieuwe printer is gemarkeerd en druk op ENTER. Het printerconfiguratievenster wordt geopend. 14 Selecteer de optie Print Queues Assigned: (See List), en druk op ENTER. Aangezien het een nieuwe wachtrij betreft, zal de lijst leeg zijn.
■ U kunt de naam van de structuur en de context ook invoeren met uw webbrowser, namelijk door met het TCP/IP-protocol verbinding te maken met de afdrukserver van Brother en vervolgens de configuratie van het NetWare-protocol te selecteren. 22 Gebruik de volgende opdracht van BRCONFIG of TELNET: SET NETWARE RESCAN om afdrukserver de bestandsservers opnieuw te laten controleren, of zet de printer uit en weer aan.
5 Druk op INS, typ een naam voor de afdrukwachtrij (in NetWare® 4.1x wordt bovendien om een volumenaam gevraagd; druk op INS en selecteer het juiste volume) en druk op ESC om terug te gaan naar het hoofdmenu. De onderstaande stappen zijn voor het configureren van een externe printer met NDS-ondersteuning op NetWare® 4.1xsystemen: 6 a Selecteer in het menu PCONSOLE de optie Print Servers en selecteer de afdrukservernaam van de PSERVER NLM op uw bestandsserver. b Selecteer Printers.
De onderstaande stappen zijn voor het configureren van een externe printer op NetWare® 3.xx-systemen: 6 a Selecteer in het hoofdmenu PCONSOLE de optie Print Server Information en kies de naam van de PSERVER NLM. b Selecteer de optie Print Server Configuration en vervolgens Printer Configuration. Selecteer een printer die niet geïnstalleerd is en druk op ENTER. Onthoud het nummer van deze printer, u hebt het straks tijdens het configureren nodig. c Indien gewenst, typt u een nieuwe naam voor de printer.
b Selecteer in de lijst van servers de afdrukserver van Brother. Wanneer wordt gemeld dat er verbinding met de afdrukserver is verkregen, drukt u op ENTER en typt u als antwoord op de prompt # het standaardwachtwoord access (het wachtwoord wordt niet geëchood). Druk als antwoord op de prompt Enter Username> op ENTER. Bij de prompt Local> typt u: SET NETWARE NPRINTER nlm-nummer ON service SET NETWARE RESCAN EXIT ■ Waar nlm de naam is van de PSERVER NLM op uw bestandsserver.
Het is niet mogelijk om dezelfde, door de NetWare®afdrukservernaam toegewezen service te gebruiken voor zowel de modus Wachtrijserver als de modus Externe printer. U moet nu de PSERVER NLM van uw NetWare®bestandsserver unloaden en vervolgens opnieuw laden, pas dan zijn de door u aangebrachte veranderingen van kracht. Andere bronnen van informatie 1 Ga naar de website http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over het afdrukken via netwerken.
7 Afdrukken vanaf Macintosh® Afdrukken vanaf een Macintosh® met AppleTalk® en TCP/IP of de eenvoudige netwerkconfiguratie van Mac OS® X Overzicht Afdrukservers van Brother ondersteunen het AppleTalk®-protocol dat over Ethernet wordt uitgevoerd (ook EtherTalk® genoemd). Hiermee kunnen gebruikers van Macintosh® gelijktijdig met alle andere Ethernetnetwerkgebruikers afdrukken via het AppleTalk®protocol (ook wel EtherTalk®-protocol genoemd).
Tips en hints: 1 De standaardnaam die zal verschijnen in het Print Center van een Macintosh® heeft meestal het formaat BRN_xxxxxx_P1_AT (waar xxxxxx verwijst naar de 6 laatste tekens van het Ethernetadres). 2 De eenvoudigste manier om deze naam te wijzigen vanaf een Macintosh®-netwerk is om een IP-adres toe te kennen aan de printer en vervolgens de webbrowser te gebruiken om de naam te wijzigen. Maak via een webbrowser verbinding met de printer en klik op de optie voor het configureren van een netwerk.
Macintosh® configureren (Mac OS® X 10.1 t/m 10.3) U dient het juiste PPD-bestand, dat met uw printer werd geleverd, te installeren. Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. Dubbelklik op het pictogram Start Here OS X. Selecteer uw taal en volg de instructies op uw scherm voor het Software-installatieprogramma. De afdrukserver selecteren (AppleTalk®/EtherTalk®) Na de installatie van het PPD-bestand voert u de volgende procedure uit om de printerdriver te installeren. 1 Zet de printer AAN.
Voor AppleTalk®-aansluitingen is de naam van de AppleTalk®service voor de printer BRN_XXXXXX_P1_AT, waar XXXXXX de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres. Druk de configuratiepagina af als u het MAC-adres wilt weten. Raadpleeg Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken op pagina A-8 voor meer informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
Afdrukken vanaf een Macintosh® met de eenvoudige netwerkconfiguratie van Mac OS® X Met de eenvoudige netwerkconfiguratie van Mac OS® X kunt u in een handomdraai een netwerk van computers en slimme apparaten maken, door deze gewoon op elkaar aan te sluiten. De slimme apparaten configureren zichzelf automatisch voor compatibiliteit met uw netwerk. Het is niet nodig om handmatig een IP-adres of netwerkinstellingen in de printer te configureren, daar de printer dit zelf zal doen.
De configuratie wijzigen De eenvoudigste manier om de parameters van de printer of afdrukserver te wijzigen vanaf een Macintosh®, is met behulp van een webbrowser. Maak verbinding met de printer via de volgende opdracht: http://ip_adres waar ip_adres het adres van de printer is. Andere bronnen van informatie 1 Ga naar de website http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over het afdrukken via netwerken.
8 Beheer via een webbrowser Een webbrowser gebruiken om uw printer te beheren Overzicht Voor het beheren van uw printer kan een standaard webbrowser (wij raden Netscape Navigator versie 4.0 of recenter/Microsoft Internet Explorer versie 5.0 of recenter aan) worden gebruikt met HTTP (Hyper Text Transfer Protocol). Een webbrowser biedt u de onderstaande beheerfuncties. 1 Informatie over de printerstatus. 2 U kunt de printer via het bedieningspaneel bedienen.
4 U kunt een webbrowser gebruiken in de meeste omgevingen, zodat bijvoorbeeld ook mensen die met Macintosh® en Unix werken, toegang hebben tot de printer en deze kunnen beheren. 5 U kunt echter ook BRAdmin gebruiken om de printer en de netwerkconfiguratie te beheren. Via een browser verbinding maken met de printer Typ http://ip-adres van printer/ in uw browser (u mag ook de NetBIOS-naam van de afdrukserver gebruiken als u werkt in een domein-/werkgroepomgeving van Microsoft® Windows® ).
9 TCP/IP configureren TCP/IP-informatie toewijzen Overzicht Het TCP/IP-protocol vereist dat ieder apparaat in een netwerk een uniek IP-adres heeft. In dit hoofdstuk leest u meer over het configureren van een IP-adres. Het APIPA-protocol (Automatic Private IP Addressing) wijst automatisch een IP-adres toe uit het volgende bereik: 169.254.1.0 t/m 169.254.254.255. Wanneer het APIPA-protocol is uitgeschakeld, is het standaard IP-adres voor een afdrukserver van Brother 192.0.0.192.
Deze configuratiemethoden worden hierna besproken. Het IP-adres dat u toewijst aan de afdrukserver, moet zich op hetzelfde logische netwerk bevinden als uw hostcomputers. Is dit niet het geval, dan moeten het subnetmasker en de router (gateway) geconfigureerd worden.
Het IP-adres instellen met BRAdmin en het IPX/SPX-protocol Als op uw pc de Novell® NetWare® Client-software is geïnstalleerd en het IPX/SPX-protocol wordt gebruikt, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het IPX/SPX-filter in het linkerframe van het hoofdvenster. 2 Controleer de afdrukservernaam (de standaardnaam voor het knooppunt is BRN_xxxxxx, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)).
Het IP-adres instellen met BRAdmin en het TCP/IP-protocol Als uw pc alleen het TCP/IP-protocol gebruikt, gaat u als volgt te werk: 1 Selecteer het TCP/IP-filter in het linkerframe van het hoofdvenster. 2 Selecteer het menu Apparaten en kies de optie Actieve apparaten zoeken. Als de afdrukserver is ingesteld op de standaardinstellingen en er geen DHCP-server wordt gebruikt, wordt het apparaat op het scherm van BRAdmin Professional weergegeven als APIPA.
DHCP gebruiken voor het configureren van het IP-adres Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) is een van de geautomatiseerde mechanismen die gebruikt worden voor het toewijzen van een IP-adres. Als u een DHCP-server in uw netwerk hebt (doorgaans een netwerk op basis van Unix®/Linux, Windows NT®4.0, Windows® 2000 of Novell® NetWare®), zal de afdrukserver het IP-adres automatisch via de DHCP-server ontvangen en de naam registreren bij een met RFC 1001 en 1002 compatibele dynamische naamservice.
ARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres van de afdrukserver Als u BRAdmin of het bedieningspaneel van de printer niet kunt gebruiken en het netwerk geen gebruik maakt van een DHCPserver, kunt u ook de opdracht ARP gebruiken. De opdracht ARP is beschikbaar op Windows®-systemen waarop TCP/IP is geïnstalleerd, en op UNIX®-systemen.
Om de opdracht arp -s te kunnen gebruiken, dient u zich op hetzelfde Ethernetsegment te bevinden (met andere woorden, er mag zich geen router bevinden tussen de afdrukserver en het besturingssysteem). Als er wel een router wordt gebruikt, dan gebruikt u BOOTP of andere methoden die in dit hoofdstuk worden besproken om het IP-adres in te voeren.
RARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres Het IP-adres van de afdrukserver van Brother kan worden geconfigureerd met de functie Reverse ARP (rarp) op uw hostcomputer.
BOOTP gebruiken voor het configureren van het IP-adres BOOTP is een alternatief op rarp. Het voordeel van BOOTP is, dat ook het subnetmasker en de gateway geconfigureerd kunnen worden. Als u BOOTP wilt gebruiken voor het configureren van het IP-adres, moet BOOTP op uw hostcomputer zijn geïnstalleerd en daar draaien (het behoort in het bestand /etc/services op uw host als een ware service te verschijnen; typ man bootpd of raadpleeg de met uw systeem meegeleverde documentatie voor nadere informatie hierover).
Bepaalde implementaties van BOOTP-hostsoftware reageren alleen op BOOTP-verzoeken als u in het configuratiebestand een download-bestandsnaam hebt opgenomen; hiertoe maakt u gewoon een leeg bestand op de host en specificeert u dit bestand en zijn pad in het configuratiebestand. Net als bij rarp, zal de afdrukserver zijn IP-adres bij de BOOTPserver opvragen zodra de printer wordt opgestart.
Als u geen subnetten gebruikt, moet u een van de onderstaande subnetmaskers gebruiken: 255.255.255.0 255.255.0.0 255.0.0.0 voor klasse C netwerken voor klasse B netwerken voor klasse A netwerken Het netwerktype kan worden aangeduid met de linkergroep cijfers in uw IP-adres. De waarde van deze groep kan variëren van 192 t/m 255 voor klasse C netwerken (bijv. 192.189.207.3), 128 t/m 191 voor klasse B netwerken (bijv. 128.10.1.30), en 1 t/m 127 voor klasse A netwerken (bijv. 13.27.7.1).
U wordt om een gebruikersnaam gevraagd. Voer bij deze prompt een willekeurige naam in. Nu verschijnt de prompt Local>. Typ SET IP ADDRESS ipadres, waar ipadres het IP-adres is dat u aan de afdrukserver wilt toewijzen (vraag uw netwerkbeheerder welk IP-adres u kunt gebruiken). Bijvoorbeeld: Local> SET IP ADDRESS 192.189.207.
Andere bronnen van informatie Ga naar de website http://solutions.brother.com voor meer informatie over het TCP/IP-protocol.
10 Problemen oplossen 10 Overzicht In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u problemen met een afdrukserver van Brother kunt oplossen.
Bij gebruik van Windows® XP U moet Windows® XP waarschijnlijk updaten en de meest recente modules installeren om de hier afgebeelde schermen te zien. 1 Klik op Start en vervolgens op Configuratiescherm. 2 Klik op het pictogram Netwerkverbindingen.
3 Selecteer Wireless Network Connection en klik met de rechtermuisknop op deze optie. Klik op Beschikbare draadloze netwerken weergeven. 4 Klik op Geavanceerd. 5 Gebruik Verwijderen om de gegevens in het vak Voorkeursnetwerken te wissen. Klik op Toevoegen.
6 Typ SETUP. Selecteer Disabled. Controleer dat het selectievakje onder aan het scherm geselecteerd is en klik op OK. 7 Klik op OK.
8 Controleer de status van de draadloze netwerkverbinding. Het kan even duren totdat het IP-adres wordt weergegeven. 9 U kunt nu de Brother Wireless Setup Wizard gebruiken om de instellingen van de afdrukserver te maken.
Bij gebruik van Mac OS® X 10.1 t/m 10.3 1 Klik op het statuspictogram AirPort en selecteer Open Internetverbinding. 2 Selecteer Maak netwerk aan... bij de optie Netwerk. 3 Typ SETUP, selecteer 11 bij de optie Kanaal en klik op OK.
4 Uw draadloze netwerk is nu verbonden. 5 U kunt nu de Brother Wireless Setup Wizard gebruiken om de instellingen van de afdrukserver te maken. Problemen met de voorbereidende netwerkinstellingen Als u de benodigde draadloze netwerkinstellingen hebt gemaakt en niet kunt afdrukken, moet u het volgende controleren: 1 Controleer dat de printer aanstaat, on line is en klaar staat om af te drukken. Druk de netwerkconfiguratiepagina af om te controleren dat de printer en de configuratie in orde zijn.
2 Als de configuratiepagina wordt afgedrukt maar u geen documenten kunt afdrukken, probeert u het volgende: Als geen van de volgende stappen het probleem verhelpt, hebt u haast zeker een probleem met uw hardware of met uw netwerk! a Controleer of er lampjes branden of knipperen. De draadloze afdrukserver van Brother heeft twee lampjes (zie afbeelding 10-1.) Het lampje POWER Het lampje TX/RX Afbeelding 10-1 Status van lampjes Het lampje POWER Het lampje TX/RX Status Uit Uit De printer staat uit.
b Als u TCP/IP gebruikt: Ping de afdrukserver via de opdrachtregel van het hostbesturingssysteem met de volgende opdracht: ping ipadres Waar ipadres het IP-adres van de afdrukserver is (houd er rekening mee dat het soms wel twee minuten kan duren totdat de afdrukserver geïnitialiseerd is). c Als u een Novell®-systeem gebruikt: Controleer dat de afdrukserver op het netwerk herkend wordt.
Onregelmatige werking Als de afdrukserver en de printer normaal opstarten maar u onregelmatige problemen met het afdrukken hebt, controleert u de volgende punten: 1 Als kleine taken normaal worden afgedrukt, maar grote grafische afdruktaken er vervormd uitzien of onvolledig zijn, moet u controleren dat er voldoende geheugen in de printer zit en dat de meest recente printerdriver op uw computer is geïnstalleerd. De meest recente printerdrivers van Brother kunt u downloaden van http://solutions.brother.com.
4 Als u rarp had gebruikt, controleert u dat de rarp-daemon op een werkstation was opgestart met de opdracht rarpd, rarpd-a of een soortgelijke opdracht. Controleer dat het bestand /etc/ethers het juiste Ethernetadres bevat en dat de naam van de afdrukserver overeenkomt met de naam in het bestand /etc/hosts. 5 Als u bootp had gebruikt, controleert u dat u de bootp-daemon op een UNIX®-werkstation hebt gestart en dat bootp in het bestand /etc/bootptab is geactiveerd (m.a.w.
4 Als u een op AT&T gebaseerd UNIX®-systeem gebruikt, 5 6 7 8 9 10 11 controleert u dat de printer is geactiveerd (gebruik de opdracht enable printer, waar printer de naam van de locale afdrukwachtrij is). Controleer dat de lpr/lpd externe regelprinterservice op de hostcomputer draait (raadpleeg de documentatie van uw hostcomputer voor nadere informatie).
2 Als u DHCP gebruikt en u geen reservering voor de afdrukserver hebt gemaakt, dient u de NetBIOS-naam van de afdrukserver in het vak Naam of adres van server die lpd levert in te voeren.
Problemen oplossen met Windows® 95/98/Me en Windows NT®4.0 en peer-to-peer afdrukken (NetBIOS) Als u problemen hebt met het afdrukken op een Windows® 95/98/Me, Windows NT®4.0 (of recenter) peer-to-peer netwerk (NetBIOS), controleert u de onderstaande punten: 1 Controleer dat de NetBIOS-poortdriver van Brother goed is geïnstalleerd en geconfigureerd, in overeenstemming met de instructies in de hoofdstukken die Windows® 95/98/Me of Windows NT®4.0 peer-to-peer (NetBIOS) behandelen.
3 Het is ook mogelijk om de functie Partial E-mail Print op uw client-pc te activeren. Deze functie splitst de e-mail op in fragmenten die uw e-mailserver niet zullen overbelasten. Hiertoe selecteert u het eigenschappenvenster van de BIPpoort. Problemen oplossen met Windows® 95/98/Me/2000/XP en IPP U wilt als poortnummer niet het nummer 631 gebruiken Als u poort 631 gebruikt voor afdrukken via IPP, kan het zijn dat de firewall uw afdrukgegevens niet laat passeren.
Problemen met Novell® NetWare® oplossen Als u via NetWare® niet kunt afdrukken en u de hardware en het netwerk volgens de bovenstaande instructies hebt nagekeken, controleert u eerst dat de afdrukserver van Brother aan de serverwachtrij is gekoppeld. Hiertoe gaat u naar PCONSOLE, selecteert u PRINT QUEUE INFORMATION en vervolgens CURRENTLY ATTACHED SERVERS.
5 Als u op verschillende bestandsservers op uw netwerk zowel 802.3- als Ethernet II-frames gebruikt, is het mogelijk dat de afdrukserver geen verbinding kan krijgen met de gewenste bestandsserver. Probeer dit frametype op de remote console van de afdrukserver op het gewenste type in te stellen met de opdracht SET NETWARE FRAME of met BRAdmin.
A Appendix A Algemene informatie U kunt de configuratie van uw afdrukserver op een van de volgende manieren wijzigen. • De toepassing BRAdmin van Brother voor Windows® 95/98/ Me, Windows NT®4.0 en Windows® 2000/XP • Brother Web BRAdmin voor IIS* • HTTP (met een webbrowser) • De software WebJetAdmin • TELNET (opdrachtenhulpprogramma) • Brother BRCONFIG NetWare® (opdrachtenhulpprogramma) BRAdmin (aanbevolen) Het hulpprogramma BRAdmin kan het TCP/IP- of het IPX/SPXprotocol gebruiken.
HTTP (aanbevolen) Gebruik de webbrowser van uw keuze om verbinding te maken met de afdrukserver van Brother. U kunt dan de parameters van de printer en/of de afdrukserver configureren. WebJetAdmin De afdrukservers van Brother zijn compatibel met HP WebJetAdmin. TELNET Om verbinding met de afdrukserver te maken via TELNET op UNIX®-, Windows NT®4.0- of de meeste andere TCP/IP-systemen, typt u: TELNET ipadres op de opdrachtregel van de systeemprompt, waar ipadres het IP-adres van afdrukserver is.
Services gebruiken Algemeen Een service is een bron die beschikbaar is voor computers die willen afdrukken op de afdrukserver van Brother. De afdrukserver van Brother biedt de volgende voorgedefinieerde services (voer de opdracht SHOW SERVICE uit op de remote console van de Brotherafdrukserver om een lijst van beschikbare services op te vragen). Typ HELP bij de opdrachtprompt om een overzicht te krijgen van ondersteunde opdrachten. Service (voorbeeld) Definitie BINARY_P1 TCP/IP binair, NetBIOS-service.
De firmware van de afdrukserver opnieuw laden Algemeen De firmware op de afdrukserver is in flash-geheugen opgeslagen. Dit betekent dat u de firmware kunt upgraden door het betreffende upgrade-bestand te downloaden. De laatste update van de firmware kunt u downloaden op de website van Brother op http://solutions.brother.com/ Sommige softwareversies die Brother levert, stellen de afdrukserverparameters automatisch terug naar de fabrieksinstellingen. Wij trachten dit te voorkomen.
Firmware opnieuw laden met BRAdmin BRAdmin kan worden gebruikt om de afdrukserver van Brother op eenvoudige wijze opnieuw te programmeren. 1 Start BRAdmin. 2 Selecteer de gewenste afdrukserver. Selecteer daarna het menu Besturing en kies Firmware laden. U kunt meer dan een afdrukserver selecteren door bij elke verdere afdrukserver op CTRL+
Als u problemen hebt met het upgraden van de firmware en de netwerkfunctie van de printer niet meer werkt, moet u proberen om de afdrukserver opnieuw te programmeren door bij de DOS-prompt op uw pc de kopieeropdracht COPY te gebruiken. Hiervoor sluit u een parallelle kabel aan tussen uw pc en de printer en gebruikt u de opdracht COPY bestandsnaam LPT1:/B (waar bestandsnaam de naam is van het nieuwe firmwarebestand).
Als "226 Data Transfer OK/Entering FirmWareUpdate mode" wordt weergegeven, wordt het firmwarebestand overgedragen naar de afdrukserver. Als deze melding niet verschijnt, wordt het bestand dat u naar de printer wilt versturen ofwel genegeerd, of zal de printer foutieve gegevens afdrukken. Gebruik de opdracht "bin" om de FTP-client in de binaire communicatiemodus te plaatsen. Als u de opdracht “bin” niet geeft, zal het upgradeproces niet correct worden uitgevoerd.
Overige informatie Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken Als u de netwerkconfiguratiepagina wilt afdrukken, moet u de netwerktesttoets van de printer met een fijne balpen minder dan 5 seconden ingedrukt houden. Afbeelding A-1 De fabrieksinstellingen herstellen Als u de afdrukserver op de standaardinstellingen wilt terugstellen (alle informatie terugstellen, zoals wachtwoord en IP-adres), moet u de netwerktesttoets met een fijne balpen langer dan 5 seconden ingedrukt houden.
B Appendix B Draadloos netwerk Inleiding The NC-7100w draadloze afdrukserver van Brother ondersteunt de draadloze netwerknormen IEEE 802.11b en 802.11g. Hij kan werken in Infrastructuurmodus of Ad-hoc modus met gebruikmaking van gemeenschappelijke draadloze authenticatie- en beveiligingsmethoden. Afhankelijk van de plaats waar de NC-7100w draadloze afdrukserver van Brother zich bevindt, kunnen afstanden van wel 90 meter bereikt worden.
Infrastructuurmodus Infrastructuurnetwerken hebben een centrale toegangspoort als het hart van het netwerk. Deze toegangspoort kan tevens fungeren als bridge of gateway naar een bedraad netwerk. Wanneer het draadloze apparaat van Brother op deze modus is ingesteld, worden alle afdruktaken via een toegangspoort ontvangen. Afbeelding B-1 Ad-hoc modus Ad-hoc netwerken (worden ook wel peer-to-peer netwerken genoemd) hebben geen centrale toegangspoort. De draadloze clients communiceren rechtstreeks met elkaar.
Authenticatie en versleuteling De meeste draadloze netwerken gebruiken bepaalde beveiligingsinstellingen. Deze beveiligingsinstellingen bepalen de authenticatie (de manier waarop het apparaat zich bij het netwerk bekend maakt) en de versleuteling (de manier waarop de gegevens versleuteld worden wanneer deze naar het netwerk gestuurd worden). Als u tijdens het configureren van het draadloze Brotherapparaat bij deze opties een fout maakt, kan het apparaat geen verbinding met het draadloze netwerk maken.
Versleutelingsmethoden Versleuteling wordt gebruikt om de gegevens zelf te beveiligen. De NC-7100w ondersteunt WEP- en TKIP-versleuteling. ■ Geen Er wordt geen versleuteling gebruikt. ■ WEP Met WEP (Wired Equivalent Privacy) worden de gegevens met een veilige sleutel verzonden en ontvangen. Netwerksleutel Voor elke beveiligingsmethode bestaan diverse regels: ■ Open systeem/Gedeelde sleutel met WEP Toets de WEP-sleutel in waarmee toegang tot het netwerk wordt verkregen.
De draadloze afdrukserver van Brother configureren U kunt de instellingen van de draadloze afdrukserver configureren en wijzigen met de Brother Wireless Setup Wizard (aanbevolen), BRAdmin Professional, de toetsen op het bedieningspaneel van de printer, een webbrowser of TELNET. De menu's op het bedieningspaneel gebruiken voor het configureren van de draadloze afdrukserver Volg de onderstaande stappen om het menu NETWERK te openen en de draadloze afdrukserver te configureren.
Menu NETWERK In tabel B-I staat een lijst van de instellingen in het menu NETWERK. Om de draadloze instellingen te activeren, selecteert u in het menu DRAADLOOS de optie TOEPASSEN en vervolgens JA of JA&RAPPORT. Als u dit niet doet, worden de draadloze instellingen genegeerd, tenzij u de printer uit- en weer aanzet. Tabel B-I Menu NETWERK Op LCD staat Omschrijving TCP/IP Opties Omschrijving TCP/IP ENABLE =AAN/UIT IP-ADRES= =0.0.0.0 ..... 255.255.255.255 SUBNETMASKER= =0.0.0.0 ..... 255.255.255.
Tabel B-I Menu NETWERK (vervolg) Op LCD staat Omschrijving DRAADLOOS COMM.MODUS =INFRASTRUCTUUR,AD-HOC TOON SSID Toont een lijst van beschikbare namen voor het draadloze netwerk SSID Toont SSID (gebruikt maximaal of 32 cijfers en letters 0-9, a-z en A-Z in ASCII-waarden) KANAAL =1.....
Lijst van fabrieksinstellingen In tabel B-II staat een lijst van de standaardinstellingen die in de fabriek zijn gemaakt. ■ Netwerkinstellingen terugstellen Als u de afdrukserver op de standaardinstellingen wilt terugstellen (alle informatie terugstellen, zoals wachtwoord en IP-adres), moet u de netwerktesttoets op de NC-7100w ten minste 5 seconden ingedrukt houden.
Tabel B-II Lijst van fabrieksinstellingen (vervolg) Submenu Fabrieksinstelling DRAADLOOS DRAADLOZE MODUS =AUTO COMM.
2 Selecteer in de lijst de knooppuntnaam van de NC-7100w draadloze afdrukserver van Brother. 3 Selecteer in het menu Besturing de optie Draadloze afdrukserver configureren. 4 U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is access. Lijst van draadloze instellingen voor BRAdmin Professional Tabel B-III toont de draadloze instellingen en status die u kunt configureren en bevestigen met behulp van BRAdmin Professional.
Een webbrowser gebruiken voor het configureren van de draadloze afdrukserver (bij gebruik van Windows®) Volg de onderstaande stappen om de draadloze afdrukserver te configureren met een webbrowser: 1 Gebruik uw webbrowser om verbinding te maken met het IP-adres van de afdrukserver. Bijvoorbeeld http://10.148.xxx.xx. 2 Klik op Netwerkconfiguratie. U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Standaard worden als gebruikersnaam en wachtwoord respectievelijk “admin” en “access” gebruikt.
Modelnaam NC-7100w Protocollen TCP/IP APR, RARP, BOOTP, DHCP, APIPA (Auto IP), WINS/NetBIOS, DNS, LPR/LPD, Raw Port/ Port9100, POP3/SMTP, SMB Print, IPP, FTP, mDNS, SSDP, TELNET, SNMP, HTTP, TFTP Netware® IPX/SPX AppleTalk® Afmetingen (B x D x H) 87 x 127 x 31,6 mm Gewicht 0,11 kg APPENDIX B - 12
Index I A D Ad-hoc modus ........... B-1, B-2 Afdrukagent ....................... 6-5 Afdrukken vanaf Windows 2000 ..................................... 2-2, 2-4 Afdrukken vanaf Windows NT ...................................... 4.0 2-4 Afdrukken via internet ........ 5-1 Afdrukken via Microsoft’s TCP/ IP ....................................... 2-1 Afdrukken via TCP/IP ........ 2-1 AIX ..................................... 1-3 AIX 4.0 ............................... 1-8 APIPA .........................
IIS ........................2-2, 3-2, A-1 Infrastructuurmodus ... B-1, B-2 Internet .............................. 5-1 IPP ......2-1, 2-4, 3-2, 5-1, 5-10, 10-15 IPX ..................................... 6-2 IPX/SPX ............................. 9-1 ISP ..................................... 5-2 J JetAdmin ........................ 10-13 JetDirect ............................ 3-2 K Kleine netwerken ............... 3-1 L Lampjes ........................... 10-8 LAN Server .................
simple mail transport protocol . 5-2 SMB ............................ 4-1, 4-8 smit .................................... 1-8 SMTP .......................... 5-2, 5-8 Specificaties ....................B-11 Status van lampje ............ 10-8 Sun Solaris 2.x .................. 1-9 sysadmsh ........................ 1-11 T TCP/IP .................1-1, 9-1, B-6 TELNET .................................. ......4-3, 5-6, 9-1, 9-11, A-1, A-2 TEXT_P1 .............1-2, 1-3, A-3 TFTP GET .........................