Operation Manual

UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN —————————————————————————————————————————
4
BELANGRIJKSTE ONDERDELEN
1 Spoelwindercomponent (pagina 15)
Hiermee windt u de onderdraad op de betreffende
spoel.
2 Klospen (pagina 15 en 18)
Hierop plaatst u de draadklos.
3 Schijf voor spoelwinderspanning en draadgeleider
(pagina 15)
4 Draadophaalhendel (pagina 18)
5 Draadafsnijder (pagina 26)
6 Bovenspanningsknop (pagina 22)
Hiermee regelt u de spanning van de bovendraad.
7 Steekbreedteknop (pagina 14)
Hiermee regelt u de steekbreedte.
8 Patroonkeuzeknop (pagina 10)
U kunt deze knop in beide richtingen draaien om de
gewenste steek te kiezen.
9 Steeklengteknop (pagina 13)
Hiermee regelt u de lengte van de steken.
0 Achteruitnaaihendel (pagina 14)
Door deze hendel in te drukken naait u achteruit.
A Schroef voor fijnafstelling knoopsgat (pagina 33)
B Knoopsgathendel (automatisch knoopsgat in 1 stap)
(pagina 30)
C Naaldinrijger (pagina 19)
Deze is alleen verkrijgbaar op bepaalde modellen.
D Handvat
E Handwiel
Door het handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok
in) zet u de naald omhoog en omlaag.
F Hoofdschakelaar (pagina 7)
Met deze schakelaar zet u de machine en het
naailampje aan of uit.
G Voetpedaalhouder (pagina 6)
Sluit het voetpedaal aan op de machine en sluit de
machine aan op het stroomnet.
H Persvoethendel (pagina 8)
Hiermee zet u de persvoet omhoog en omlaag.
I Voetpedaal (pagina 7)
Met dit pedaal regelt u de naaisnelheid en start en stopt
u met naaien.
J Zigzagpersvoet