Hybride systeem met lucht-waterwarmtepomp 6720646970-00.
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Uitleg van de symbolen en veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . 4 1.1 Toelichting van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 1.2 Veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 2 Gegevens betreffende het toestel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 2.1 Gebruik volgens de voorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 2.2 EG-conformiteitsverklaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 2.
Inhoudsopgave 6.2 Systeem voor de eerste keer in bedrijf stellen . . . . . . . 36 6.2.1 Buiteneenheid vooraf op de netspanning aansluiten . . 36 6.2.2 Voedingsspanning van de buiteneenheid tijdens de inbedrijfstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 6.2.3 CANBUS-kabel naar hybride-manager aansluiten . . . . 36 6.2.4 Netaansluiting uitvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 6.2.5 Hybride systeem inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 6.2.
1 Uitleg van de symbolen en veiligheidsinstructies Gevaar door explosieve en licht ontvlambare materialen 1 Uitleg van de symbolen en veiligheidsinstructies 1.1 Toelichting van de symbolen Waarschuwing Waarschuwingsaanwijzingen in de tekst worden aangegeven met een gevarendriehoek met grijze achtergrond en een kader. Signaalwoorden voor een waarschuwingsaanwijzing geven de soort en de ernst van de gevolgen aan, wanneer de maatregelen ter voorkoming van het gevaar niet gerespecteerd worden.
Gegevens betreffende het toestel Gegevens betreffende het toestel 2.1 Gebruik volgens de voorschriften Het toestel mag alleen in gesloten warmwater-cv-systemen conform EN 12828 worden gemonteerd. Ieder ander gebruik is niet voorgeschreven. Daaruit resulterende schade valt niet onder de fabrieksgarantie. Het bedrijfsmatig en industrieel gebruik van de toestellen voor het opwekken van proceswarmte is uitgesloten.
2 2.5 Gegevens betreffende het toestel Leveringsomvang Optionele toebehoren De componenten van het systeem worden gemonteerd af fabriek geleverd.
Gegevens betreffende het toestel 2.9 Functiebeschrijving van de hybride manager De hybride regelmodule bewaakt de buiteneenheid, de condensatieketel en de bedieningseenheid Logamatic RC35. Afhankelijk van de buitentemperatuur, de aanvoer- en retourtemperatuur van het cv-water en de primaire aanvoertemperatuur bepaalt de hybride regelmodule, welk aandeel van de te gebruiken totale energie door de condensatieketel en de buiteneenheid wordt overgenomen.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.11 Koudemiddelcircuit 14 7 15 1 16 2 3 13 4 5 17 18 A B 18 19 6 20 21 12 11 7 10 9 8 7 6 720 646 970-04.3ITL Afb.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.12 Hybride systeem met Logatherm WPLSH, condensatieketel met SWW-boiler, seriebufferboiler en bypass-ventiel BC10 HM10 1 RC35 4 2 PZ FA WHM FW ODU Logalux SU... Logalux P... Logamax plus GB162 Logatherm WPLSH 6 720 646 970-144.1ITL Afb.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.13 Hybride systeem met Logatherm WPLSH, condensatieketel met SWW-boiler, parallelbufferboiler en evenwichtsfles WM10 2 BC10 HM10 1 T RC35 4 2 T PH PZ FA FK WHM FW ODU Logalux SU... Logalux P... Logamax plus GB162 Logatherm WPLSH 6 720 649 218-14.2il Afb.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.14 Hybride systeem met Logatherm WPLSH, combi-condensatieketel, seriebufferboiler en bypass-ventiel BC10 HM10 1 RC35 4 2 FA WHM ODU Logalux P... Logamax plus GB162 Logatherm WPLSH 6 720 646 970-136.1itl Afb.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.15 Hybride systeem met Logatherm WPLSH, combi-condensatieketel, parallelbufferboiler en evenwichtsfles WM10 2 BC10 HM10 1 T RC35 4 2 T PH FA FK WHM ODU Logalux P... Logamax plus GB162 Logatherm WPLSH 6 720 646 970-137.1itl Afb.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.16 Hybride systeem met Logatherm WPLSH, combi-condensatieketel GB212, parallelbufferboiler en evenwichtsfles MC10/40 1 RC35 MM10 5 T HM10 2 4 T FV M PH SH PZ FA PS Buderus WHM FW ODU Logalux SU Logano Logalux P... Logatherm WPLSH 6720806593-07.1TL Afb.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.17 Hybride systeem met Logatherm WPLSH, condensatieketel GB202 (met geïntegreerde pomp en 3-wegklep), seriebufferboiler en bypass-ventiel HC10 HM10 1 RC35 4 5 PZ FA Buderus WHM FW ODU Logalux SU... Logalux P... Logano plus GB202 Logatherm WPLSH 6 720 646 970-133.1ITL Afb.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.18 Hybride systeem met Logatherm WPLSH, condensatieketel GB202 (met geïntegreerde pomp en 3-wegklep), parallelbufferboiler en evenwichtsfles WM10 2 HC10 HM10 1 T RC35 4 5 T PH PZ FA FK Buderus WHM FW ODU Logalux SU... Logalux P... Logano plus GB202 Logatherm WPLSH 6 720 646 970-134.1ITL Afb.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.19 Overzicht van de componenten 2.19.1 Hybride manager (binneneenheid) Logatherm WMH 18 17 16 15 14 13 1 2 3 4 5 6 12 7 10 8 9 6720646970-05.4Wo 11 Afb.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.19.2 Buiteneenheid Logatherm 1 2 3 4 6 7 5 10 9 8 6 720 646 970-49.3ITL Afb.
2 Gegevens betreffende het toestel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 11 10 12 13 14 15 16 17 18 29 19 20 21 22 28 27 26 25 24 23 6 720 646 970-58.6ITL Afb.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.20 Maten 2.20.1 Hybride manager (binneneenheid) Logatherm WMH Afb.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.20.2 Buiteneenheid 365 300 330 152 155 43,6 400 347,5 40 23 10 155 90 300 600 18 32,5 45,4 150 69 183 287,5 500 800 6 720 646 970-47.2ITL Afb.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.21 Technische gegevens 2.21.1 Hybride systeem Benaming Max. cv-vermogen1) Elektrische aansluiting Koudemiddel R410A Leiding voor vloeibaar koudemiddel, buitendiameter Leiding voor gasvormig koudemiddel, buitendiameter Min. debiet water in lucht-water-warmtepompcircuit Eenheid kW V/Hz/PH KG Inch Inch l/min Waarde 25,14 230/50/1~ 2,5 ¼ ½ 6,0 Tab.
3 Voorschriften 3 Voorschriften 3.1 Normen, voorschriften en richtlijnen – Voorschriften van het waterbedrijf – Waterrechtwetgeving van 1959 in geldige uitgave – ÖNORM H 5195-1 Richtlijnen ter voorkoming van schade door corrosie en kalksteenvorming in warmwaterverwarmingsinstallaties tot 100 °C – ÖNORM H 5195-2 Voorkomen van materiële schade door vorst in gesloten cv-installaties.
Montage en installatie 4.3 Hybride manager uitpakken OPMERKING: Materiële schade aan de hybride manager en de koudemiddelleidingen door verkeerde behandeling! ▶ Koudemiddelleidingen en hybride manager voorzichtig behandelen. ▶ Controleer bij de levering of de verpakking niet beschadigd is. ▶ Verpakkingsbanden verwijderen en de verpakking aan de bovenkant openen. ▶ Montageplaat en documentenset wegnemen en voor later gebruik bewaren. ▶ Buitenste verpakking wegnemen.
5 Montage en installatie 5.1.2 Antivriesmiddel Of antivries mag worden gebruikt en welk antivriesmiddel is toegestaan, hangt af van de toegepaste condensatieketel. ▶ Respecteer de specificaties in de installatiehandleiding van de condensatieketel. 5.1.3 Installatie spoelen Voor de montage moet de gehele cv-installatie worden gespoeld. Verontreinigingen kunnen schade aan het toestel veroorzaken en het vermogen verminderen.
Montage en installatie Minimumafstanden d d c b 6720803687-28.1Wo a Afb. 20 Minimale afstanden van de hybride manager [a] [b] [c] [d] Afstand naar boven: 250 mm Afstand naar onderen: 200 mm Afstand naar voren: 800 mm voor onderhoud Afstand aan de zijkant: 5 mm 5.2.7 Buiteneenheid GEVAAR: LEVENSGEVAAR DOOR EXPLOSIE VAN BRANDBARE GASSEN! Wanneer zich rondom de buiteneenheid brandbare gassen verzamelen, bestaat brand- en explosiegevaar.
5 Montage en installatie Minimumafstanden e f 1 d a1 a 2 a1 e c f d1 a 4 b 3 a2 c b 5 6 6 720 646 970-12.2ITL Afb. 23 Minimale afstanden buiteneenheid bij speciale opstelsituaties Pos. 1 2 Begrenzing • Achterkant • Achterkant • Boven 3 • Achterkant • Zijkant • Aansluitzijde Afstand [mm] • a 150 • a1 300 • e 1000 • f 500 • a1 300 • b 200 • d 200 Pos.
Montage en installatie 5.3 5 Leidingen voorinstalleren OPMERKING: Opstelling van de bufferboiler: ▶ Zie de handleiding van de bufferboiler. Verontreinigingen in het systeem kunnen de lucht-waterwarmtepomp beschadigen en het vermogen verminderen. 5.3.2 Bypassventiel monteren 5.3.1 Aansluiting op hybride manager voorbereiden Houd voor de opstelling en positie van het bypassventiel de instructies in deel 5.2.3 aan. ▶ Lokale leidingen installeren.
5 Montage en installatie Verwijderen mantel ▶ Hybride regelmodule naar boven klappen. 1. Maak de schroeven van de mantel [1] los. 2. Mantel naar boven wegnemen. 1 1. 1. 1 6720806269-05.1Wo 2. Afb. 27 Verwijderen mantel [1] 6 720 646 970-17.3ITL Afb. 30 Hybride regelmodule naar boven klappen 1. De bovenste beide schroeven voor de hybride manager praktisch geheel in de muur schroeven, maar niet vast aandraaien. ▶ Hybride manager optillen en op de beide schroeven in de wand hangen.
Montage en installatie 5 5.5.3 Condensafvoer van de buiteneenheid maken 5.5.1 Condensafvoer van de buiteneenheid voorbereiden OPMERKING: Materiële schade door vocht! Ontsnappend condensaat kan een belasting of bij bevriezing een gevaar zijn, wanneer het bijv. op een voetpad terechtkomt. ▶ Condensaat niet op wegen terecht laten komen en veilig naar een geschikt afvoerpunt leiden.
5 5.6 Montage en installatie Koudemiddelcircuit installeren 5.6.1 Veiligheid In de lucht-waterwarmtepomp mag uitsluitend koudemiddel R410A worden gebruikt. In vergelijking met vroeger gebruikte koudemiddelen is de druk van koudemiddel R410A ca. 1,6 maal hoger. ▶ Alleen gekwalificeerde en gecertificeerde koudemiddeltechnici mogen werkzaamheden aan de koudemiddelinstallatie uitvoeren.
Montage en installatie 5.6.5 Buiteneenheid aansluiten Koudemiddelleidingen mogen pas op de buiteneenheid worden aangesloten, wanneer: • De koudemiddelleidingen volledig zijn geïnstalleerd • De koudemiddelleidingen op de hybride manager zijn aangesloten. De buiteneenheid is af fabriek met koudemiddel R410A gevuld voor een leidinglengte (een richting) tussen 1 en 30 meter.
Montage en installatie ▶ Overtollige uiteinden van de trekbanden [2] afknippen. 9 1 1 8 4 2 2 10 6 7 3 5 Afb. 38 Isolatie met trekbanden 6 720 646 970-27.3Wo [1] Afb. 36 Afsluiters koudemiddelcircuit [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] 6720803687-32.
Montage en installatie Afsluiters openen OPMERKING: Materiële schade door gesloten afsluiters! Wanneer de afsluiters tijdens bedrijf van de buiteneenheid gesloten blijven, worden compressor en regelventielen beschadigd. ▶ Afsluiters voor vloeibaar en gasvormig koudemiddel openen. Afsluiters op de leiding voor vloeibaar en gasvormig koudemiddel openen ( afb. 39): ▶ Ventielkap [2] verwijderen. ▶ Met een inbussleutel (4 mm) de ventielspindel [3] linksom tot aan de aanslag draaien (ca. 10 slagen).
5 Montage en installatie 5.7.3 Buiteneenheid aansluiten ▶ De aders van de netkabel op de klemmenstrook [1] aansluiten. 3 WAARSCHUWING: Elektrische aansluiting van de kabel van de secundaire verwarming en het hybride systeem. Een verkeerd aangesloten kabel van het secundaire verwarmingssysteem veroorzaakt ernstige schade aan de buiteneenheid. L 2 N ▶ Sluit de kabel van de secundaire verwarming niet aan op de elektrische aansluiting van de buiteneenheid.
In bedrijf nemen 6 5.8.2 Buitentemperatuursensor aansluiten 3 L N Lees in de installatiehandleiding van de condensatieketel na hoe de bedrading van de buitentemperatuursensor met de condensatieketel moet worden uitgevoerd. S1 S2 S3 1 2 6 720 646 970-109.1ITL Afb.
6 In bedrijf nemen ▶ Bij de inbedrijfstelling de voeding van de buiteneenheid minimaal 12 uur voor de voeding van de hybride manager inschakelen. Wanneer deze tijdsafstand niet worden aangehouden, kan ernstige schade aan de buiteneenheid ontstaan. Onderbreek de voedingsspanning tijdens normaal bedrijf niet. ▶ De hybride regelmodule regelt de bedrijfstijden van de lucht-waterwarmtepomp en de condensatieketel afhankelijk van de op de Logamatic RC35 ingevoerde parameters.
In bedrijf nemen ▶ Voor spatwaterbescherming (IP) de trekontlasting altijd passend voor de diameter van de kabel afsnijden. 6 Aansluitingen in de hybride manager 2 1 3 8-9 5-7 BUS BUS 14 15 16 17 18 19 20 10-12 13-14 6 720 612 259-30.1R Afb. 46 Afsnijden van de trekontlasting ▶ BUS-kabel door de trekontlasting leiden en op de aansluitklemmen S2/S3 aansluiten. 1 6720646970-31.4Wo Afb.
6 In bedrijf nemen ▶ De tweeaderige CANBUS-kabel van de bedieningseenheid Logamatic RC35 op de aansluitklemmen 16 en 17 op de hybride regelmodule en de bedieningseenheid aansluiten. – Aanbevolen kabelafmetingen: 0,75 mm2 (≥ 0,5 mm2) Aansluitklemmen 14, 15 16, 17 18, 19 Aansluitingen Extra ISM module Bedieningseenheid Logamatic RC35 Condensatieketel Wanneer SW8-3 NIET op AAN staat, wordt de communicatiefout tussen hybride manager en buiteneenheid niet eerder dan na 3 minuten herkend.
In bedrijf nemen 1. De pomp in de hybride manager moet op een constant toerental III, II of I zijn ingesteld. Wij adviseren, het laagste toerental in te stellen, dat overeenkomt met het totale drukverlies in de installatie (P). 2. De beschikbare opvoerhoogte van de pomp (zie afb. 53 – beschikbare opvoerhoogte) moet tussen de hybride manager en de cv-installatie de cv-circuitweerstand (A) en de weerstand van het extra leidingwerk (B) overwinnen. 3.
6 In bedrijf nemen 8.5 8 7.5 7 6.5 6 5.5 5 4.5 4 3.5 2 3 2.5 2 1.5 1 0.5 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 6720806269-03.1Wo Afb.
In bedrijf nemen 6 600 550 500 450 400 III 350 300 250 3 II 200 150 100 I 50 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 4 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 6720806269-04.1Wo Afb.
6 In bedrijf nemen 6.2.12 Hybride manager ontluchten 6.2.13 Bypassventiel instellen OPMERKING: Schade aan de hybride circulatiepomp! Schade door te lage of ontbrekende installatiedruk: drooglopen van de pomp! ▶ Controleer het waterpeil regelmatig bij en vul dit bij indien nodig. Wij adviseren, een handmatige ontluchting in de nabijheid van de cv-waterretouraansluiting van de hybride manager te installeren, om het ontluchten van de hybride manager mogelijk te maken.
In bedrijf nemen 6.2.15 Verklaring van de parameters voor energie- en kostenoptimalisatie van het hybride systeem (regelstrategie) Deze parameters worden op de hybride regelmodule ingesteld. De waarden worden telkens overgedragen en overschreven. Zie hoofdstuk 6.2.17 voor informatie over de instelling op de hybride regelmodule.
6 In bedrijf nemen ▶ Druk op de “keuzeknop”, om parameters te selecteren. ▶ Druk opnieuw op de “keuzeknop”. De keuze begint te knipperen. Displaycode Benaming Aa Hydrauliek instellen Eenheid — Ab Vertragingstijd van de cv-ketel 60 min 20 Ac Vertragingstemperatuur K cv-ketel A5 Controle-interval buiten- 60 min 1 eenheid Temperatuurverschil met °C 10 de cv-ketel, om de ontdooifunctie te vermijden 1 - 30 Bufferboiler wordt gebruikt. Milieu- en kostengeoptimaliseerd bedrijf.
Bediening 6.2.18 Inbedrijfstelling van de lucht-waterwarmtepomp bij buitentemperaturen buiten het normale bedrijfsbereik De inbedrijfstelling van de lucht-waterwarmtepomp mag pas worden uitgevoerd, wanneer het gehele systeem inclusief de condensatieketel is aangesloten en bedrijfsklaar is. Bij buitentemperaturen boven 21 °C of onder -9 °C start de lucht-waterwarmtepomp niet in normaal bedrijf, omdat binnen dit temperatuurbereik geen warmtevraag bestaat.
8 7.3 Milieubescherming/afvoeren Schakel het hybride systeem na een bedrijfsonderbreking weer in OPMERKING: Materiële schade aan de buiteneenheid bij lage bedrijfstemperatuur van de compressor! “Sluit” de voedingsspanning van de buiteneenheid minimaal 12 uur voor het genereren van de eerste cv-warmte aan. Daarmee wordt gewaarborgd, dat de compressor voldoende is opgewarmd en geen vloeibaar koudemiddel in de compressor terechtkomt. Dit is vooral in koudere perioden van belang.
Inspectie en onderhoud Om te zorgen dat het energieverbruik en de milieubelasting over langere tijd zo laag mogelijk blijven, adviseren wij het overeenkomen van een regelmatig onderhoud, d.w.z. iedere 12 maanden. Alle werkzaamheden voor de inspectie en het onderhoud moeten zodanig worden uitgevoerd, dat altijd de veiligheid van personen is gewaarborgd en materiële schade wordt voorkomen. Daarbij hoort: ▶ Schakel voor aanvang van de werkzaamheden aan de condensatieketel de gastoevoer uit.
9 9.4 Inspectie en onderhoud Hybride manager onderhouden 9.4.1 Visuele inspectie hybride manager ▶ Let tijdens bedrijf van de hybride manager op ongewone geluiden. ▶ Controleer de isolatie van de koudemiddelleidingen in de hybride manager op beschadiging en repareer deze eventueel. ▶ Controleer de hybride manager en de leidingen op beschadiging.
Inspectie en onderhoud 9 5. Verwijder het filtervlies zorgvuldig en reinig met schoon water. ▶ Bovenste isolatieplaat verwijderen. 5. 6720805475-02.1Wo 4. 6 720 646 970-38.2ITL Afb. 59 Bovenste isolatieplaat verwijderen ▶ Onderste isolatieplaat verwijderen. Afb. 62 Demontage van het filter ▶ Filtervlies vervangen en de eenheid gebruikmakend van een nieuwe ring opnieuw monteren. Waarborg, dat de afdichtingsvlakken van de buis en de pomp schoon zijn en geen afzettingen hebben.
9 9.5 Inspectie en onderhoud Buiteneenheid onderhouden GEVAAR: Levensgevaar door ontsnappend koudemiddel! Ontsnappend koudemiddel kan verstikking en bij aanraken van de lekkageplaats bevriezing tot gevolg hebben. OPMERKING: Reinigen van de luchtinlaat van de buiteneenheid. Schade door een gebrek aan of een onvakkundige reiniging. ▶ Wanneer koudemiddel ontsnapt, geen onderdelen van de lucht-waterwarmtepomp aanraken en voor toevoer van schone lucht zorgen.
Inspectie en onderhoud 9 9.5.5 Overzicht van de DIP-schakelaars in de buiteneenheid De tabel geeft een overzicht van de voor het hybride systeem relevante DIP-schakelaars op de printplaat van de buiteneenheid. Deze DIP-schakelaars zijn af fabriek correct ingesteld. De instelling hoeft bij de klant niet meer te worden veranderd.
9 9.6 Inspectie en onderhoud Inspectie- en onderhoudsprotocollen De inspectie- en onderhoudsprotocollen mogen gekopieerd worden. ▶ Na de inspectiewerkzaamheden moet u het protocol ondertekenen en de datum invullen. Algemeen installatiegegevens Klant Montageplaats Tab.
Storingen 10 10 Storingen 10.1 Niet getoonde storingen 10.1.1 Algemene storingen Ketelstoringen Stromingsgeluiden Opwarming duurt te lang Verhelpen ▶ Pompcapaciteit of pompcurve correct instellen en op maximaal vermogen aanpassen. ▶ Hybride manager ontluchten ( hoofdstuk 6.2.12, pagina 42). ▶ Pompcapaciteit of pompcurve correct instellen en op maximaal vermogen aanpassen. Tab. 18 Storingen zonder displayweergave 10.1.
10 Storingen 10.2 Getoonde storingen Overzicht van de interne storingsmeldingen op de hybride manager GEVAAR: Levensgevaar door elektrocutie! ▶ Voor werkzaamheden aan het elektrische deel de voedingsspanning (230 V AC) onderbreken (zekering voor de buiteneenheid, hybride manager en condensatieketel) en beveiligen tegen onbedoeld herinschakelen.
Storingen 1 2 3 4 Positie 1 5 Symbool 2 10 Ter verklaring Aan/uit (hybride regelmodule) Communicatie met de bedieningseenheid 3 Gestoord 4 Vraag lucht-waterwarmtepomp 5 CV-ketelcommunicatie en cv-ketelvraag Weergave Terug-toets Keuzeknop Toets Service 6 7 8 9 — — — — Tab. 20 Legenda voor afb.
10 Storingen 10.2.3 Storingsmelding op hybride regelmodule Bedrijfs- en storingsmeldingen van de hybride manager worden op de hybride regelmodule weergegeven. Bedrijfsmeldingen van het hybride systeem Storing nr.1) LEDstoring Bedrijfsmeldingen van de hybride manager worden uitsluitend op het interne display van de hybride regelmodule weergegeven.
Storingen ON AY 313 Storing van de cv-ke- AY-313 tel/buitentempera- AO1-800 tuursensor is defect AY-313 AO1-800 B Buitentemperatuursensor is defect (stroomcircuit open/ kortsluiting).
Storingen OFF 09 480 — — 09-480 — OFF AY 313 — — AY-313 B OFF OH 203 — — OH-203 — OFF 00 471 — — 00-471 — OFF 01 472 — — 01-472 — OFF 02 473 — — 02-473 — OFF 10 481 — — 10-481 — OFF 03 474 — — 03-474 — OFF 04 475 — — 04-475 — OFF 06 477 — — 06-477 — OFF 07 478 — — 07-478 — Mogelijke oplossing/controle Benaming / code Status – vergrendelend (V) / blokkerend (B) RC displaycode/storingsoorzaak (serviceniveau) Behandeling probleem RC displaycode/stori
Storingen 10.2.5 Storingsmelding op de achterkant van de hybride manager 10.2.
10 Storingen Storingen Weergave op de printplaat van de buiteneenheid LED (groen) knippert LED (rood) knippert 1x 2x 2x 1x 2x 4x 5x 3x 1x Benaming Code Hogedrukschakelaar 63H Bedradingsfout van de stuurkabels tussen binnen- en buiteneenheid – fasen verwisseld, geen contact Tijdlimiet bij start bedrijf overschreden. Signaalfout tussen binnen- en buiteneenheid (ontvangstfout) herkent door de binneneenheid. Signaalfout tussen binnen- en buiteneenheid (zendfout) herkent door de binneneenheid.
Storingen Code Benaming Geen — weergave 10 Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing/controle Op het klemmenblok TB1 is geen voedingsspan- ▶ Hoofdschakelaar controleren. ning actief. ▶ Aansluiting, bedrading, fasen en contacten op TB1 controleren en corrigeren. • De voorgeschakelde hoofdschakelaar is uitgeschakeld • Slechte verbinding/contacten of losgeraakte aansluitklem • Open fase (L, L1 of N).
10 Storingen Code Benaming EC Tijdlimiet bij start bedrijf overschreden U1 Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing/controle Slechte verbindingen/contacten of losgeraakte ▶ Controleer de contacten, kabels en verbindingen van de stuurkabels op aansluitklem op de aansluitingen van de stuurkaalle apparaten en repareer deze indien nodig. bels of bedradingsfout.
Storingen Code Benaming U2 (1) heetgastemperatuur te hoog U2 Op de heetgastemperatuursensor TH4 wordt meer dan 125 °C gemeten of meer dan 110 °C gedurende 5 minuten. Tijdens ontdooibedrijf wordt aan TH5 meer dan 40 °C gemeten en aan de heetgastemperatuursensor TH4 meer dan 110 °C. (2) koudemiddelgebrek Oorzaak van de storing Temperatuurtoename in compressor door koudemiddelgebrek. Verkeerde kogelafsluiter (niet volledig geopend). Defecte temperatuursensor TH4, TH5.
10 Storingen Code Benaming Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing/controle U2 (3) Compressortemperatuur te Zie U2 (2), maar de temperatuursensoren TH4, Zie U2 (2) hoog 5 en 6 vervangen door de temperatuursensor Storing, wanneer de temperatuur- TH32 U3 sensor TH32 125 °C of gedurende 5 minuten 110 °C meet.
Storingen Code Benaming Oorzaak van de storing U7 Oververhitting gestoord door te Slechte verbinding/contacten of losse aansluitlage heetgastemperatuur klem van de kabels en stekker van de heetgasWanneer de oververhitting gedu- temperatuursensor TH4 op de printplaat. rende meer dan 3 minuten -15 °C Defecte bevestiging van de heetgastemperabedraagt, de LEV praktisch geslo- tuursensor TH4.
10 Storingen Code Benaming Ud Oververhittingsbeveiliging (overbelastingsbeveiliging, ventilatormotorstoring) UF UH Wanneer de leidingtemperatuur (TH3) hoger wordt dan 70 °C, volgt de storingsmelding “Ud”. Beveiligingsinrichting tegen overstroom op de compressor: compressor blokkeert Wanneer in de DC-BUS of in de compressor 30 seconden na de start van de compressor overstroom wordt gemeten, verschijnt storingsmelding “UF”.
Storingen Code Benaming UL Storing in lagedruk Oorzaak van de storing Afsluitventielen gesloten. Koudemiddelgebrek of lekkage. Wanneer aan de volgende voorwaarden, binnen 10 minuten na het starten van de compressor, in cv-bedrijf gedurende 3 minuten wordt voldaan, verschijnt de sto- Fout of defect lineair expansieventiel (LEV). ringsmelding “UL”. Koudemiddelcircuit is door vreemde objecten • TH7 - TH3 4 K verstopt of door water verontreinigd. • TH5 - kamertemperatuur 2K.
10 Storingen Code Benaming E9 Communicatie tussen binnenen buiteneenheid – zendfout Oorzaak van de storing Slechte verbinding/contacten of losgeraakte aansluitklem van de stuurkabels, kabelbreuk. In de volgende gevallen verschijnt Defecte zender-/ontvangercircuit aan de buiteneenheid. de storingsmelding “E9” (alleen op de buiteneenheid). Storingsruis in het spanningssysteem. • Er is 30 maal een “0” ontvan- Storingsruis op de stuurkabels. gen, terwijl een “1” werd verwacht.
Storingen 10 10.2.7 Controleer de componenten onderdeel Temperatuursensor: • • • • • • • Vloeistofleiding TH3 Heetgas TH4 Verdamper TH6 Buitenlucht TH7 Warmtegeleidingsplaat TH8 Compressormantel TH32 Buitenleidingen TH33 4-wegklep Compressormotor MC Testpunten en criteria ▶ Weerstand van de temperatuursensor meten (sensortemperatuurbereik van 10 °C tot 30 °C).
10 Storingen 10.2.8 DC-ventilatormotoren/printplaat controleren Starten Zekering controleren: Zekering F5 op de printplaat controleren Zekering doorgebrand? Ja Printplaat en ventilatormotor vervangen. Nee Bedrading en contacten controleren aan de motoraansluitstekkers CNF1, CNF2 Losse contacten? Stekker afgetrokken? Bedrading controleren.
Storingen 10 10.2.9 Controleer de temperatuursensor van de buiteneenheid Temperatuursensoren TH3, TH33 TH4 TH6 TH7 TH8 TH32 Benaming Temperatuursensor vloeistofleiding Heetgastemperatuursensor Verdamper/temperatuursensor Buitenluchttemperatuursensor Temperatuursensor warmtegeleidingsplaat Temperatuursensor compressorhuis Referentiecurve A C A A B C Tab.
10 Storingen Referentiecurve B Temperatuursensor R50 = 17 k 2 % constante B = 4150 k 2 % (kΩ ) 1 – 1 Rt = 17 exp 4150 -------------------- 273 + t- ---------323 Bereik 0 °C 25 °C 50 °C 70 °C 90 °C 180 k 50 k 17 k 8 k 4 k (°C) Tab.
Storingen Referentiecurve C Temperatuursensor R120 = 7,465 k 2 % constante B = 4057 k 2 % 10 500 1 – 1 Rt = 7 465 exp 4057 -------------------- 273 + t- ---------393 400 250 k 160 k 104 k 70 k 48 k 34 k 24 k 17,5 k 13,0 k 9,8 k (kΩ ) 300 Bereik 20 °C 30 °C 40 °C 50 °C 60 °C 70 °C 80 °C 90 °C 100 °C 110 °C 200 100 0 25 50 75 (°C) 100 120 Tab. 36 Referentiecurve C 10.2.
10 Storingen Schakelpatroon van de stuursignalen De opening van het lineaire expansieventiel is afhankelijk van het aantal impulsen, dat door de aandrijfschakeling van de printplaat aan de LEV-aandrijving wordt gestuurd. Uitgang (fase) 1 2 3 4 1 ON OFF OFF OFF 2 ON ON OFF OFF 3 OFF ON OFF OFF 4 OFF ON ON OFF Signaalpatroon 5 OFF OFF ON OFF 6 OFF OFF ON ON 7 OFF OFF OFF ON 8 ON OFF OFF ON Tab.
Vervangen componenten 11 11 ▶ Maak de twee schroeven los en verwijder de kleine afdekking aan de achterkant voor de installatieaansluitingen. Vervangen componenten 11.1 Koudemiddel in de buiteneenheid terugzuigen GEVAAR: Levensgevaar door ontsnappend koudemiddel! Ontsnappend koudemiddel kan verstikking en bij aanraken van de lekkageplaats bevriezing tot gevolg hebben. ▶ Wanneer koudemiddel ontsnapt, geen onderdelen van de lucht-waterwarmtepomp aanraken en voor toevoer van schone lucht zorgen.
11 Vervangen componenten Buiteneenheid voorbereiden Tap het koudemiddel pas af, nadat de buiteneenheid minimaal 5 minuten buiten bedrijf was. ▶ Sluit een manometer aan op de service-ingang [3] (afb. 36, pagina 32), om de druk in het koudemiddelsysteem tijdens het terugzuigen van het koudemiddel in de buiteneenheid te controleren. ▶ Neem de kappen van de afsluitventielen in de leidingen voor vloeibaar en gasvormig koudemiddel af ( afb. 36, pagina 32).
Vervangen componenten 11.3 Vervang de ventilatormotor 11 ▶ Trek de stekker CNF1 op de printplaat in de elektronicabehuizing los ( afb. 85, pagina 87). ▶ Maak de bevestiging van de aansluitkabel op de motorbeugel los. ▶ 4 schroeven (M 4 x 18) verwijderen en de ventilatormotor demonteren. ▶ Bovendeel van de mantel verwijderen ▶ Voorste deel van de mantel verwijderen. ▶ Moer (M 6, links schroefdraad) verwijderen. ▶ Rotor afnemen.
11 Vervangen componenten 11.4 Vervang de printplaatbehuizing VOORZICHTIG: Schade door elektrostatische ontlading! ▶ Raak printplaten nooit aan zonder geaarde armband. ▶ Neem de service-afdekking weg ( afb. 76, pagina 76). ▶ Neem het bovendeel van de mantel af. ▶ Voorste deel van de mantel verwijderen. ▶ Trek de stekker van de buskabel naar de hybride manager op de aansluitstrook (TB1) los. ▶ Trek de volgende stekkers van de printplaat los ( afb. 77, pagina 77 en afb.
Vullen koudemiddelcircuit 11.9 Lineair expansieventiel in- en uitbouwen ▶ Waarborg, dat de elektrische aandrijving goed is geborgd en vast zit. Het lineaire expansieventiel LEV ( afb. 77, pagina 77) bestaat uit twee componenten, het ventielhuis en de elektrische aandrijving. De elektrische aandrijving kan los van het ventielhuis worden vervangen.
12 Vullen koudemiddelcircuit 12.1 Koudemiddelcircuit aftappen en drogen 12.3 Open de afsluiters van de buiteneenheid WAARSCHUWING: Persoonlijk letsel door barstende koudemiddelleidingen! In de leidingen ingesloten lucht kan drukpieken veroorzaken, die leidingbreuk tot gevolg kunnen hebben. OPMERKING: Schade door gesloten afsluiters! Wanneer de afsluiters tijdens bedrijf van de buiteneenheid gesloten blijven, worden compressor en regelventielen beschadigd.
13 28,0-28.9 30,0-30.9 13 Bijlage Bijlage 13.1 Kostenwaardering stroomprijs – gasprijs Gasprijs [ct/kWh] 3,0-3.9 4,0-4.9 5,0-5.9 6,0-6.9 7,0-7.9 8,0-8.9 9,0-9.9 10,0-109 11,0-11.9 12,0-12.9 13,0-13.9 14,0-14.9 15,0-15.9 16,0-16.
13 Bijlage 13.2 Installatievoorbeeld hydrauliek 1 2 3 4 5 6 7 8 SM10 MM10 MM10 MM10 WM10 M U 13 F 18 17 16 M M 11 12 10 9 14 15 6720646970-124.3Wo Afb.
Bijlage 13 13.
13 Bijlage 13.
Bijlage 13 13.5 Elektrische bedrading op de printplaat in de buiteneenheid (warmtepomp) Afb.
13 Bijlage Symbool TB1 MC MF1, MF2 21S4 63H 63L SV TH3 TH4 TH6 TH7 TH8 LEV-A, LEV-B DCL1, DCL2 ACL 52C RS ACTM CE P.
Bijlage 13 13.6 Printplaat in de buiteneenheid Afb.
13 Nr.
Bijlage 13 13.7 Afwijkende leidinglengten en T Extra leidinglengte [m] 20 10 6 0 20 10 6 0 Max. debiet [l/min] 15,3 16,3 16,8 17,6 15,3 16,3 16,8 17,6 CV-vermogen [kW] 21,86 23,29 24,00 25,14 23,96 25,03 25,80 27,03 T [K] 20 20 20 20 21,5 21,5 21,5 21,5 Resterende druk [mbar] 200 200 200 200 200 200 200 200 Tab. 41 Afwijkende waarde voor T tussen aanvoer en retour van de cv-installatie gebaseerd op extra leidinglengte CV-vermogen [kW] 28 30 28 30 28 30 28 30 Extra leidinglengte [m] Max.
13 Notities 90 Logatherm – 6 720 806 593 (2013/05)
13 Notities Logatherm – 6 720 806 593 (2013/05) 91