Inbedrijfstellings- en onderhoudsvoorschrift Logatop BE 1.3 en 2.
Inhoudsopgave 1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 2 Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 2.1 2.2 2.3 2.4 Met betrekking tot deze handleiding . Reglementair gebruik . . . . . . . . . . Opbouw van de aanwijzingen . . . . Neem deze aanwijzingen in acht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 . . . . . . . . . . . . . . .
Inhoudsopgave 7.6 Ventilatorwiel op vervuiling en beschadiging controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 7.6.1 Bij geringe vervuiling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 7.6.2 Bij sterke vervuiling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 7.7 Ontstekingselektrode, mengsysteem, afdichting, sproeier en branderbuis controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 7.7.
1 1 Algemeen Algemeen AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER Neem voor de montage en de werking van de installatie goed nota van de landspecifieke normen en richtlijnen! Land Alle landen Brandstoffen Opmerkingen Tab. 1 Stookolie EL conform DIN51603-1 (viscositeit max. 6,0 mm²/s bij 20 °C) De brander mag enkel met de aangegeven brandstof branden. De reiniging en het onderhoud dienen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd! Daarbij moet de hele installatie gecontroleerd worden op correct functioneren.
Veiligheid 2 Veiligheid 2.1 Met betrekking tot deze handleiding Dit inbedrijfstellings- en onderhoudsvoorschrift bevat belangrijke informatie betreffende een veilige en vakkundige montage, inbedrijfstelling en dito onderhoud en ontstoring van de blauwevlambrander Logatop BE1.3 ECO resp. 2.3 ECO. Het inbedrijfstellings- en onderhoudsvoorschrift richt zich tot de vakman, die – op basis van zijn opleiding en ervaring – beschikt over de nodige kennis wat betreft verwarmings- evenals stookolie-installaties.
2 2.4 Veiligheid Neem deze aanwijzingen in acht LEVENSGEVAAR door elektrische stroom. LEVENSGEVAAR WAARSCHUWING! door vergiftiging. WAARSCHUWING! Een ontoereikende luchttoevoer naar de CV-installatie kan leiden tot het ontsnappen van gevaarlijke rookgassen. z Wanneer u de CV-installatie in gebruik neemt, mogen de luchttoevoer- en afvoeropeningen niet afgesloten zijn. De diameters van de luchttoevoeren afvoeropeningen moeten overeenstemmen met de berekende waarden.
Productbeschrijving 3 3 Productbeschrijving De hoofdcomponenten van de brander zijn: – Oliepomp met magneetventiel met aansluitslangen voor stookolie (afb. 1, pos. 1) 4 5 – Brandermotor (afb. 1, pos. 2) – Branderbuis (afb. 1, pos. 3) 6 3 – Branderautomaat met resettoets (afb. 1, pos. 5) – Fotocel (afb. 1, pos. 6) 2 – Ventilator (afb. 1, pos. 7) De sturing en de controle van de brander worden overgenomen door de geaggregeerde branderautomaat.
4 4 Technische gegevens en leveringsomvang Technische gegevens en leveringsomvang De technische gegevens verstrekken informatie over het vermogensprofiel van de brander. Brandertypes L 4.1 1 1 63044451-01.1K Afb. 2 Mengsysteem – Ø A, B, C Pos. 1: Stempel Afb. 3 Mengsysteem–maat "X" Afb. 4 Pos. 1: Maat "X" – brandertypes 17 tot 34 kW Ontstekingselektrode – maat "L" (maten in mm) Mengsysteem CV-ketel Logano G125 ECO Logano S125 ECO Tab.
Technische gegevens en leveringsomvang 4.2 4 Branderbuizen Stempel Afb. 5 Branderbuizen voor gietijzeren en stalen ketels CV-ketel Logano Brander Logatop Stempel Branderbuizen nxØA* in mm nxØB* in mm LA in mm LB in mm BE 1.3 - 17 63028635 D83/L224/2,5/2,5 12 x 2,5 6 x 2,5 18 78 BE 1.3 - 21 63028636 D83/L224/4,3/2,6 12 x 4,3 6 x 2,6 18 78 BE 1.3 - 28 63028637 D83/L224/5,9/4,8 12 x 5,9 6 x 4,8 18 78 G125 ECO BE 2.
4 Technische gegevens en leveringsomvang 4.3 Instelwaarden en sproeieruitrusting AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER Alle gegevens hebben betrekking op een aanzuigtemperatuur van 20 °C en een opstellingshoogte van 0–500 m boven de zeespiegel.
Technische gegevens en leveringsomvang 4.4 4 Digitale branderautomaat LMO LMO Netspanning V, AC 230 Netfrequentie Hz 50 – 60 ±6 % Externe zekering (Si), traag A 6,3 VA 12 g ca. 200 Eigen verbruik Gewicht Beschemklasse, in gemonteerde toestand Tab. 6 4.5 IP 40 Technische gegevens LMO Leveringsomvang z Controleer bij de levering of de verpakking niet beschadigd is. z Controleer of de levering compleet is. 4.5.
5 5 Servicewerkzaamheden aan de branderautomaat LMO uitvoeren Servicewerkzaamheden aan de branderautomaat LMO uitvoeren De branderautomaat regelt de inbedrijfstelling en de controle van de brander. De vlambeveiliging gebeurt bij dit soort branders door middel van een blauwefotocel (fotocel). De branderautomaat wordt enkel via het regeltoestel van de ketel aangestuurd. 2 Bij een storing kunt u de resettoets (afb. 6, pos. 1) op de branderautomaat indrukken (zie hoofdstuk 5.
Servicewerkzaamheden aan de branderautomaat LMO uitvoeren 5.2 5 Branderautomaat bedienen De resettoets is het bedieningselement voor de ontgrendeling evenals voor de activering/deactivering van de diagnose. De meerkleurige LED (geel, groen, rood) geeft telkens de actuele operationele toestanden aan.
5 5.3 Servicewerkzaamheden aan de branderautomaat LMO uitvoeren Storingen aan de branderautomaat verhelpen Na een uitschakeling door een storing licht de LED op de branderautomaat "rood" op. Aan de hand van een "knippercode" kunnen de storingen weergegeven worden. Ga daarbij als volgt tewerk: z Druk de resetknop ca. vijf seconden in, tot de LED kort "geel" knippert. z De oorzaak van de storing wordt aan de hand van de "knippercode" achterhaald; verhelp de storing (tab. 8). z Druk de resettoets ca.
Brander in bedrijf stellen 6 6 Brander in bedrijf stellen In dit hoofdstuk wordt beschreven, hoe u de brander in gebruik kunt nemen. Aangezien de brander in de fabriek "warm getest" en vooringesteld werd, hoeft u enkel de instelwaarden te controleren en aan de installatie aan te passen. z Vul vervolgens het inbedrijfstellingsprotocol in (zie hoofdstuk 6.8 "Inbedrijfstellingsprotocol", pagina 23). AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER De brander wordt om veiligheidsredenen geleverd in "storingstoestand". 2 6.
6 6.3 Brander in bedrijf stellen Olieleiding ontluchten Om de werking van de brander te garanderen, moet u de installatie voor olietoevoer controleren (zie hoofdstuk 9 "Installatie voor olietoevoer ontwerpen", pagina 36). Met name bij oudere installaties moeten de zuigweerstand en de dichtheid gecontroleerd worden. Er bestaan twee manieren om de olieleiding te ontluchten: 3 2 4 – olieaanzuigpomp – zo vermijd u dat de oliepomp zonder olie draait en zo beschadigd zou worden.
Brander in bedrijf stellen 1 2 SCHADE AAN DE INSTALLATIE OPGELET! 6 door het te vaak indrukken van de resetknop. Wanneer de brander niet start en u de resetknop meer dan drie maal vlak achter elkaar indrukt (binnen een tijdspanne van drie minuten), kan de ontstekingstrafo van de brander beschadigd worden. z Ontlucht het systeem met behulp van de ingebouwde oliepomp en niet door de resettoets meermaals in te drukken (afb. 12, pos. 1). 6.4 Brander starten Afb. 12 Resettoets en signaallampje Pos.
6 Brander in bedrijf stellen Wanneer de brander niet start: z druk de resettoets in (afb. 12, pos. 1). Als de brander ook na het veelvuldig indrukken van de resettoets niet in bedrijf gaat, moet u de oorzaak van het probleem bepalen aan de hand van het functiestroomdiagram (zie hoofdstuk 10.1 "Functiestroomdiagram", pagina 42). 6.
Brander in bedrijf stellen 6 6.6.1 Meetwaarden opnemen De ketelwatertemperatuur heeft een aanzienlijke invloed op de rookgastemperatuur. Meet daarom indien mogelijk bij een ketelwatertemperatuur van ca. 60 °C en een branderlooptijd van meer dan vijf minuten. AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER Wij raden u aan om de voorinstellingen die in de fabriek gedaan werden, te controleren en deze niet te wijzigen, wanneer deze overeenstemmen met de technische gegevens. z Plaats de meetsonde (afb. 13, pos.
6 Brander in bedrijf stellen 6.6.3 Bijstellen bij afwijkingen van de technische gegevens Bij afwijkingen ten opzichte van de opgegeven technische gegevens (zie hoofdstuk 4 "Technische gegevens en leveringsomvang", pagina 8) moet u als volgt tewerk gaan: – Stel het CO2-gehalte bij 1 – CO-gehalte (koolstofmonoxide) meten – De aanzuigluchtgeleiding instellen – Meet de trek van de schoorsteen – Roettest uitvoeren CO2- gehalte bijstellen Wanneer u lichtjes draait aan de drukregelschroef (afb. 14, pos.
Brander in bedrijf stellen 6 Aanzuigluchtgeleiding instellen Indien het CO2-gehalte niet enkel door een aanpassing van de oliedruk (oliedruk buiten het instelbereik) ingesteld kan worden, moet bovendien het luchtvolume via de aanzuigluchtgeleiding gewijzigd worden. z Maak de aanzuigluchtgeleiding (ALF) los (afb. 16, pos. 1). z Pas de statische ventilatordruk aan door de aanzuigluchtgeleiding te verdraaien.
6 6.7 Brander in bedrijf stellen Veiligheidstest uitvoeren z Trek de fotocel, wanneer de brander draait, aan de voorziene plaats uit de houder (afb. 17, pos. 3). 2 z Houd de fotocel tegen het licht (afb. 17, pos. 1). Bij de herstart moet er een uitschakeling door storing plaatsvinden. z Steek de fotocel na de uitschakeling door storing weer op haar plaats. 1 z Ontgrendel na een wachttijd van ca. 30 seconden de branderautomaat door de resetknop (afb. 17, pos. 2) in te drukken.
Brander in bedrijf stellen 6.8 6 Inbedrijfstellingsprotocol z Duid bij de inbedrijfstelling de uitgevoerde werkzaamheden aan in het inbedrijfstellingsprotocol en vul het protocol zorgvuldig in. Inbedrijfstellingswerkzaamheden Opmerkingen of meetwaarden invullen 1. Elektrische stekkerverbindingen controleren pagina 15 2. Installatie voor olietoevoer controleren en aansluiten pagina 15 3. Olieleiding ontluchten pagina 16 4. Brander in bedrijf stellen pagina 15 5.
7 7 Brander inspecteren en onderhouden Brander inspecteren en onderhouden In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de brander moet inspecteren en onderhouden. z Inspectie- en onderhoudsprotocol invullen (zie hoofdstuk 7.11 "Inspectie- en onderhoudsprotocol", pagina 32). Bij het begin van de inspectie en het onderhoud moet u de meetwaarden opnemen wanneer de brander draait. Voor de daaropvolgende inspectie- of onderhoudswerkzaamheden moet u de verwarmingsinstallatie buiten werking stellen.
Brander inspecteren en onderhouden 7.4 7 Brander buiten bedrijf stellen z Sluit de afsluitkraan van de olie voor de oliefilter. z Schakel de CV-installatie stroomloos. z Neem de branderkap weg. z Trek de branderstekker eraf. 7.5 Filter van de oliepomp reinigen, eventueel vervangen 7.5.1 Bij Danfoss-oliepompen z Draai de inbusschroef aan de bovenzijde (afb. 18, pos. 2) los. 2 z Trek de oliepompfilter (afb. 18, pos. 1) naar boven toe eruit.
7 7.6 Brander inspecteren en onderhouden Ventilatorwiel op vervuiling en beschadiging controleren Als u het ventilatorrad wil controleren, moet u als volgt tewerk gaan: Geluiddemper aanzuig demonteren z Draai de bevestigingsschroeven (afb. 20, pijlen) los en neem de geluiddemper van de aanzuig (afb. 20, pos. 1) af. Afdekking van de ventilator wegnemen z Draai de zes bevestigingsschroeven (afb. 21, pijl) los en neem de afdekking van de ventilator weg. 1 7.6.1 Bij geringe vervuiling Afb.
Brander inspecteren en onderhouden 7.7 7 Ontstekingselektrode, mengsysteem, afdichting, sproeier en branderbuis controleren z Draai de beide schroeven van de bajonetbevestiging los (afb. 23, pijl). AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER U kunt de demontage van de brander vereenvoudigen, wanneer u de schroeven van de bajonetbevestiging vijf tot zes slagen losdraait. z Neem de brander weg. Afb. 23 Schroeven van de bajonetbevestiging losdraaien z Brander in servicepositie (afb. 24) plaatsen. 7.7.
7 Brander inspecteren en onderhouden 7.7.3 Sproeier vervangen 1 AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER Wij raden u aan om bij het onderhoud de sproeier te vervangen. z U kunt het correcte type sproeier in de technische gegevens (zie hoofdstuk 4 "Technische gegevens en leveringsomvang", pagina 8) vinden. z Draai de sproeier (afb. 26, pos. 1) met twee schroevensleutels SW 16 en SW 19 los en neem hem weg.
Brander inspecteren en onderhouden 7 7.7.4 Afsluitklep in de olievoorverwarmer controleren, eventueel vervangen 2 De afsluitklep (afb. 28, pos. 3) in de olievoorverwarmer functioneert als een terugslagklep. Wanneer de oliepomp in werking is, drukt deze de stookolie door de afsluitklep. Als de pomp uitschakelt, sluit de afsluitklep af met een veer (afb. 28, pos. 1). 1 3 Wanneer er zich aan de afsluitplaat van de brander olie bevindt, kan dat wijzen op een defect aan het afsluitventiel.
7 Brander inspecteren en onderhouden 7.7.6 Brander monteren en afdichting controleren z Controleer, vooraleer u de brander inbouwt, de dichting (afb. 29) tussen het mengsysteem en de branderbuis. AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER Vervang de beschadigde afdichtingen, om een correcte werking te garanderen en om de rookgaswaarden te respecteren. z Plaats de dichting (afb. 29, pagina 29) in de branderbuis. z Plaats de brander op de beide schroeven in de branderflens (afb. 29, pagina 29).
Brander inspecteren en onderhouden 7.9 7 Controleren of elektrische verbindingen goed vast zitten z Elektrische aansluitingen weer tot stand brengen. z Controleer of alle elektrische aansluitingen vastzitten. 7.10 Veiligheidstest uitvoeren z Brander in werking stellen (zie hoofdstuk 6.4 "Brander starten", pagina 17). 2 z Trek de fotocel, wanneer de brander draait, aan de voorziene plaats uit de houder (afb. 32, pos. 3). z Houd de fotocel tegen het licht (afb. 32, pos. 1).
7 Brander inspecteren en onderhouden 7.11 Inspectie- en onderhoudsprotocol Dankzij het inspectie- en onderhoudsprotocol krijgt u een overzicht van de uit te voeren inspectieen onderhoudswerkzaamheden. Vul het protocol bij de inspectie en het onderhoud in. z Duid de uitgevoerde inspectie- en onderhoudswerkzaamheden aan, onderteken het protocol en vul de datum in. Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden 1.
Brander inspecteren en onderhouden voordien nadien voordien nadien voordien nadien voordien nadien voordien 7 nadien _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ °C _____ % _____ % _____ % _____ % _____ % _____ % _____ % _____ % _____ % __
8 8 Aanvullende werkzaamheden uitvoeren Aanvullende werkzaamheden uitvoeren In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de stroom van de fotocel moet meten en de rookgaszijdige dichtheid kan controleren. 8.1 Voelerstroom meten De voelerstroom kan gecontroleerd worden met een adapter voor UV-stroommeting (afb. 33, pos. 2) evenals een gelijkstroom-meetapparaat (afb. 33, pos. 1) met maximaal 5 kΩ interne weerstand.
Aanvullende werkzaamheden uitvoeren 8 8.2.1 Knikpunt bepalen De brander werkt doorgaans met luchtoverschot. Wanneer de hoeveelheid olie de maximum hoeveelheid die nog net compleet verbrand kan worden benadert, is er een duidelijke toename van de CO-uitstoot. Bij de brander kan deze toename vanaf een CO2gehalte van 14,8 % worden geobserveerd. Dat wordt ook wel het knikpunt genoemd. Ga als volgt tewerk: z Verhoog de oliedruk, tot er CO-waarden van 100 ppm – 200 ppm gemeten worden.
9 9 Installatie voor olietoevoer ontwerpen Installatie voor olietoevoer ontwerpen Bereken de installatie voor de olietoevoer, bestaande uit de tank en het leidingsysteem, zodanig dat een minimum olietemperatuur van +5 °C bij de brander niet wordt onderschreden.
Installatie voor olietoevoer ontwerpen 9.2 9 Olietoevoerleidingen dimensioneren De brander kan zowel in een eenpijp- als in een tweepijpsysteem aangesloten worden. Bij toepassing van een eenpijpsysteem worden de aanzuigleiding en de retourleiding aangesloten op een stookoliefilter met een retourtoevoer. Er wordt dan één pijp van de stookoliefilter met retourtoevoer naar de olietank geleid.
9 Installatie voor olietoevoer ontwerpen Tweepijpsysteem Olietank boven de oliepomp (afb. 34): Brandergrootte in kW Binnendiameter aanzuigleiding, di in mm H in m 17 – 34 6 8 7 10 8 6 Max. lengte van de aanzuigleiding in m 0 17 53 100 0,5 19 60 100 1 21 66 100 2 25 79 100 3 29 91 100 4 34 100 100 5 1 4 3 Tab. 12 Dimensionering – olietoevoerleiding 2 Afb. 34 Olietank boven de oliepomp Legende voor afb. 34 en afb. 35: Pos. 1: Brander Pos. 2: Terugslagklep Pos.
Installatie voor olietoevoer ontwerpen 9 Eenpijpsysteem, stookoliefilter met retourtoevoer Olietank boven de oliepomp (afb. 36): 6 Brandergrootte in kW Binnendiameter aanzuigleiding, di in mm H in m 17 – 28 4 34 6 4 6 5 Max. lengte van de aanzuigleiding in m 0 52 100 26 100 0,5 56 100 28 100 1 58 100 30 100 2 62 100 37 100 3 75 100 37 100 4 87 100 52 100 4 1 3 Tab. 14 Dimensionering – olietoevoerleiding 2 Afb. 36 Olietank boven de oliepomp Legende voor afb. 36 en afb.
9 9.3 Installatie voor olietoevoer ontwerpen Vacuüm controleren Di in mm Het maximale vacuüm (onderdruk) van –0,4 bar (gemeten bij de aanzuigaansluitstomp van de oliepomp resp. in de aanzuigleiding vlak voor de pomp) mag niet overschreden worden, ongeacht het niveau van de olietank. AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER Het vacuüm moet met een vacuümmeter, incl. 1 m lange, transparante slang (toebehoren) gemeten worden om zodoende tegelijkertijd de dichtheid van de olietoevoerinstallatie te controleren.
Installatie voor olietoevoer ontwerpen 9.4 9 Dichtheid van de aanzuigleiding controleren De dichtheid van de aanzuigleiding kan met een vacuümmeter en een 1 m lange transparante slang da = 12 mm (toebehoren) worden gemeten. A z Monteer de transparante slang (afb. 38, pos. 1) in de aanzuigleiding achter de oliefilter (afb. 38, pos. 2). z Bind een lus van de transparante slang omhoog, zoals op de tekening (afb. 38). z Brander starten en ten minste drie minuten laten draaien.
10 Branderstoringen verhelpen 10 Branderstoringen verhelpen 10.
Branderstoringen verhelpen 10 10.2 Storingen – oorzaken verhelpen Storing Oorzaak Verhelpen CO2-waarde te hoog (> 14 %) Ventilatordruk te laag. Ventilatordruk verhogen (zie hoofdstuk 4 "Technische gegevens en leveringsomvang", pagina 8). Oliedebiet te hoog. Oliedruk reduceren (zie hoofdstuk 4 "Technische gegevens en leveringsomvang", pagina 8). Mengsysteem controleren. Stookruimte onvoldoende geventileerd. Gebrek aan lucht, zorgen voor ventilatie. Brander vuil.
10 Branderstoringen verhelpen Storing Oorzaak Verhelpen Brander start; oliedruk is aanwezig, ontstekingsvlam blijft uit, uitschakeling door storing. Ontstekingstrafo resp. ontstekingsleiding niet in orde. Ontstekingstrafo resp. ontstekingskabel vervangen. Voedingsspanning ontstekingstrafo controleren. Sterk versleten ontstekingselektroden of beschadigde isolatie-elementen. Ontstekingselektroden vervangen. Verkeerde instelling van de ontstekingselektroden.
Branderstoringen verhelpen 10 Storing Oorzaak Verhelpen Vuile sproeier, roetafzetting op het mengsysteem. Sproeier defect. Sproeier vervangen. Te hoge oliedruk. Oliedruk corrigeren. Verkeerde sproeier. Sproeier controleren (zie hoofdstuk 4.3 "Instelwaarden en sproeieruitrusting", pagina 10), eventueel sproeier vervangen. Verkeerd mengsysteem. Mengsysteem controleren, eventueel vervangen (zie hoofdstuk 4.1 "Brandertypes", pagina 8). Vuil mengsysteem. Mengsysteem reinigen, eventueel vervangen.
11 Trefwoordenlijst 11 Trefwoordenlijst A T Additieven . . . . . . Afdichting controleren Afsluitklep . . . . . . . Antihevelklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 . 30 . 29 . 41 Branderautomaat (LMO) Branderbuis . . . . . . . Branderbuis vervangen . Brandermotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12, 13, 14 . . . . . 7 . . . . . 29 . . .
Notities Blauwevlambrander Logatop BE 1.3 en 2.3 ECO - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.
België Bosch Thermotechnology nv/sa Ambachtenlaan 42a, 3001 Heverlee Toekomstlaan 11, 2200 Herentals rue Louis Blériot 40-42, 6041 Gosselies Venecoweg 11, 9810 Deinze (Nazareth) www.buderus.be info@buderus.be Nederland Nefit B.V. Postbus 3 7400 AA Deventer Buderus Infolijn: 0570 - 602200 Fax: 0570 - 602299 www.buderus.nl buderus@nefit.