Operation Manual

Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
39
2 In bedrijf stelling
2.1 Bedrijfsklaar stellen
1
2
Elke AQGAS-gasboiler is
fabrieksingesteld en behoeft geen
supplementaire gasinstelling. Desondanks
is het eventueel nodig de dynamische
gasdruk te controleren. Zie paragraaf
‘Gasdruk controleren’.
Monteer de trekonderbreker (1).
Monteer het beschermdeksel (2) van de
brander.
Neem de gasboiler conform de
gebruiksaanwijzing in gebruik..
Controleer de gassoort vermeld op de
kenplaatgegevens van de AQGAS-boiler
met de gastoevoer.
•
•
•
2.2 Gasdruk controleren
2
1
Het gasdebiet voor aardgas is
fabrieksingesteld bij de productie van
alle AQGAS-gasboilers, hetgeen elke
bijkomende gasregeling overbodig maakt.
De gasdruk van de toevoerleiding moet
nagezien worden bij de inbedrijfstelling
en overeenstemmen met de hieronder
vermelde waarden. De minimum
ingangsdruk, te meten op de meetnippel
van de gasaansluiting van de gasboiler,
controleren met de brander in werking.
De volgende gasdrukken dienen
gerespecteerd te worden :
Gassoort Gasdruk
Aardgas:
2E+, G20 (aardgas) 20 mbar
2E+, G25 (verrijktgas) 25 mbar
Vloeibaar gas
3+, butaan 28-30 mbar
3+, propaan 37 mbar
Bij een gasdruk buiten het genoemde
bereik mag de gasboiler niet in gebruik
genomen worden.
•