Regelsysteem É Handleiding voor de vakman Montage- en installatie-instructies Centraal apparaat Ruimtestation Ketelschakelveld
Inhoud Algemene veiligheidsinstructies......................................................3 Veiligheidsmaatregelen voor de montage volgens de EMCrichtlijn .............................................................................................3 Centraal apparaat ...........................................................................5 Montage...................................................................................................................5 Elektrische installatie..................
Algemene veiligheidsinstructies 3. Bij de montage van regelapparaten of ruimtestations moet tot andere elektrische inrichtingen met elektromagnetische emissie zoals contactgevers, motoren, transformators, dimmers, microgolf- en televisietoestellen, luidsprekers, computers, radiotelefoons enz. een minimumafstand van 40 cm worden aangehouden.
6. Als databusleidingen moeten afgeschermde kabels gebruikt worden. Aanbevolen uitvoeringen: J-Y(St)Y 2 x 0.6 8. De buitenvoeler mag niet in de buurt van zend- en ontvangstinrichtingen gemonteerd worden (op garagemuren in de buurt van ontvangstinrichtingen voor garagepoortopeners, amateurradioantennes, alarmradioinstallaties en in de onmiddellijke nabijheid van grote zendinstallaties enz.). 7. De aarding van de kabelafscherming moet eenzijdig aan de aardleidingaansluiting gebeuren, b.v.
Centraal apparaat Montage 230 V~ Alle centrale apparaten zijn geconcipieerd als inbouwapparaten en worden nadat de elektrische aansluitingen zijn gerealiseerd van voor in het betreffende ketelschakelveld gezet. De bevestiging gebeurt met de klok mee met de beide zijdelingse snelkleminrichtingen (1). De demontage gebeurt in omgekeerde volgorde.
Elektrische aansluiting Aansluiting aan netzijde Voeler-/databusaansluiting 1 - Uitgang relais warmteopwekker (leidingsniveau) 2 - Ingang relais warmteopwekker (leidingsniveau) 3 - Pomp directe groep 4 - Codeerstekker 5 - Waterverwarmerlaadpomp 6 - L 1 / 230 V 7 - Mengerklep 1 OPEN 8 - Mengerklep 1 DICHT 9 - Menggroeppomp 1 10 - Variabele uitgang 1 11 - Variabele uitgang 2 12 - L 1 / 230 V 13 - Mengerklep 2 OPEN 14 - Mengerklep 2 DICHT 15 - Menggroeppomp 2 16 17 - Uitgang relais warmteopwekker (volgnivea
Ketelschakelveld Montage Klemmen met veiligheidskleinspanning: Het ketelschakelveld is geconcipieerd als compleet voorgemonteerd inbouwschakelveld en wordt nadat de elektrische aansluitingen zijn gerealiseerd van voor in de betreffende uitsparing van de schakelvelddrager in de warmteopwekker gezet. De bevestiging gebeurt met vier plaatschroeven. De demontage gebeurt in omgekeerde volgorde.
Elektrische aansluiting 14 15 16 17 19 25 20 21 18 22 23 24 26 5 11 10 4 9 8 6 3 7 2 12 1 13 Aansluiting aan netzijde Voeler-/databusaansluiting 01 - Netaansluiting 230V~ +6/-10%, 50 Hz 02 - Veiligheidscircuit 1 (branderlus) 03 - Veiligheidscircuit 2 (branderlus) 04 - Brander 1 (eentraps uitvoering) 05 - Brander 2 (tweetraps uitvoering) 06 - Pomp direct circuit 07 - Waterverwarmerlaadpomp 08 - Mengerverwarmingscircuitpomp 1 09 - Stelaandrijving menger 1 10 - Menggroeppomp 2 11 - Stelaand
Wandsokkel MS-K Toepassing: De wandsokkel MS-K dient om het centraal apparaat te dragen en wordt gebruikt bij de wandmontage. Uitvoering De wandaansluitsokkel is uitsluitend voorbereid om het centraal apparaat te dragen. Het centraal apparaat is operationeel nadat het op de basisprintplaat gestoken en de uitgaande elektrische bedrading gerealiseerd is.
Elektrische aansluiting Aansluitingen aan netzijde X7 X9 X8 N (Net) 1 T2 T1 N 1 N 2 2 DGP N 3 3 RLP N 4 4 1 5 5 L1(Net) 6 v N M N b MGP1 6 N 7 B4 7 LVA1 N 8 B5 8 LVA2 N 9 T6 9 2 10 T8 10 11 T7 11 X10 v N M N b MGP2 N N Voeler- en databusaansluitingen X5 1 2 B- databus - A Buiten 1 2 3 Warmteopwekker 3 4 Warmwaterreservoir 4 5 Aanvoer menggroep 1 5 6 Variabele ingang 1 6 7 Variabele ingang 2 7 8 Variabele ingang 3 8 9 Aanvoer m
Ruimtestation – aan ongeïsoleerde buitenmuren. – in hoeken of nissen, rekken of achter gordijnen (onvoldoende luchtcirculatie). – in de buurt van deuren naar onverwarmde ruimtes (invloed van externe koude). – op niet afgedichte ingelaten contactdozen (invloed van externe koude door schoorsteeneffect in de installatiebuizen). – in ruimtes waar de radiators geregeld worden met thermostaatkleppen (wederzijdse beïnvloeding).
Elektrische aansluiting Databusadressering De 2-aderige databusleiding wordt aangesloten aan de klemmen A en B van de 2-polige aansluiting op de montageplaat. De aansluitingen kunnen niet verwisseld worden en moeten overeenkomstig de kenmerking A/B in de sokkel geïnstalleerd worden. Als de beide aansluitingen verwisseld worden, dan verschijnt er evt. niets in het display. De aansluiting van een of meerdere ruimteapparaten aan het centraal apparaat gebeurt via een 2-aderige databusleiding.
Regeleenheid Ruimteapparaat Busadres Functie Verwarmingsgroep 10 Directe groep Menggroep 1 Menggroep 2 11 12 13 1. Uitbreiding 20 Directe groep Menggroep 1 Menggroep 2 21 22 23 2. Uitbreiding 30 Directe groep Menggroep 1 Menggroep 2 31 32 33 3. Uitbreiding 40 Directe groep Menggroep 1 Menggroep 2 41 42 43 4.
Toebehoren De aansluiting gebeurt aan de beide schroefklemmen in de voelerbehuizing en is verwisselbaar. 6– Deksel aanbrengen en stevig vastschroeven op het onderste deel. Let op een juiste zitting van de dichtingsring. Buitenvoeler AF Buitenvoeler AF 200 Dompelvoeler KVT Montageplaats De buitenvoeler moet op ongeveer een derde van de hoogte van het gebouw (minimumafstand tot de grond 2 m) aan de koudste kant van het gebouw (noord resp. noord-oost) worden aangebracht.
Toevoercontactvoeler VF Elektrische aansluiting Voeler aansluiten aan de bijhorende aansluitklemmen van de betreffende regeleenheid (zie bijhorend aansluitdiagram). De tweedraads aansluiting is verwisselbaar. Afvoergasvoeler/collectortoevoervoeler Contactvoeler VF...
Weerstandswaarden van de voelers afhankelijk van de temperatuur Buitenvoeler BV 200 T (°C) - 20 - 18 - 16 - 14 - 12 - 10 - 8 - 6 - 4 - 2 ± 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 25 30 Warmteopwekker-/ketelvoeler KVT 20 Warmwater-/buffervoeler KVT 20 Toevoercontactvoeler VF 202/204 Blokbrandstof-/ketelvoeler KVT 20 R (kΩ) 1,383 1,408 1,434 1,459 1,485 1,511 1,537 1,563 1,590 1,617 1,644 1,671 1,699 1,727 1,755 1,783 1,812 1,840 1,869 1,898 1,928 2,002 2,078 Gasafvoervoeler, zonnecollectorvoeler PT1000 T (°C) R (kΩ)
Ingebruikname van de thermostaat Code-invoer Installateurcode Segmenttest en codering Na invoer van de installateurcode worden de voor de installateur bedoelde parameters vrijgeschakeld en kunnen ze overeenkomstig de uitvoering van de thermostaat bewerkt worden. Voor de invoer van de installateurcode en ca. drie moeten de toetsen seconden lang tegelijk ingedrukt worden tot de code-invoer verschijnt in het display. Bij ingebruikname resp.
Automatische set-functie De AUTO-SET-functie bevat de volgende voeleringangen: – buitenvoeler – toevoervoeler 1 – toevoervoeler 2 – boilersensor – ketelvoeler Met deze functie kunnen regelgroepen uit bedrijf genomen worden die niet resp. pas later nodig zijn. De regelgroepen worden automatisch geregistreerd als hun bijhorende voelers aangesloten zijn en toegelaten meetwaarden leveren. Regelgroepen zonder voelerbedrading worden automatisch zonder foutmelding uit bedrijf genomen.
Storingsmeldingen De weergave en verdere verwerking van storingsmeldingen kan door een parameterinstelling vrijgeschakeld resp. onderdrukt worden (zie niveau SYSTEEM – Parameter 13 (Logische foutmelding). Om in geval van storing een zo nauwkeurig mogelijke diagnose te kunnen stellen is het regelsysteem uitgerust met een uitgebreid storingsmeldsysteem. Al naargelang het soort storing verschijnt een bijhorende storingsmelding in het display van het centraal apparaat.
Aanduiding Soort fout Code Storingshoofdstuk Toevoervoeler 2 Onderbreking 18-0 Toevoervoeler 2 Kortsluiting De regeleenheid beschikt over een stoormeldingsregister, waarin maximaal 20 stoormeldingen kunnen worden opgeslagen. De storingsmeldingen worden weergegeven met datum, tijd en soort storing (foutnummer), de opvraging gebeurt in de volgorde van de binnengekomen storingsmeldingen in het hoofdstuk FOUT MELDING.
INFORMATION INDICATIEWAARDE gemiddelde waarde/ Buiten (1) actuele waarde Min./Max.-waarde Buiten (1) (0.00 tot 24.00 uur) gemiddelde waarde/ Buiten 2 actuele waarde Min./Max.-waarde Buiten 2 (0.00 tot 24.
Ruimtetemperatuur Menggroep 2 Thermostaatfunctie Directe groep Thermostaatfunctie Menggroep 1 Thermostaatfunctie Menggroep 2 Ketel vaste brandstof Bufferreservoir boven Bufferreservoir beneden Collectortoevoer Zonnereservoir Collectorretour gewenste waarde/ werkelijke waarde THERMOSTAAT DG THERMOSTAAT MG-1 THERMOSTAAT MG-2 Ruimteapparaat aangesloten en ruimtevoeler vrijgeschakeld Ruimtethermostaatfunctie actief UIT = geen ruimtebegrenzing Ruimtethermostaatfunctie actief UIT = geen ruimtebegrenzing Ruimtet
Functie en status pomp Pomp directe groep Functie en status pomp Variabele uitgang 1 Functie en status pomp Variabele uitgang 2 Inschakelingen Warmteopwekker (1) Bedrijfsuren Warmteopwekker (1) Inschakelingen Warmteopwekker 2 Bedrijfsuren Warmteopwekker 2 Testtemperatuur voor metingen Programma extern schakelmodem Zonne-verwarmingsvermogen Zonne-balans Inschakelingen Zonnepomp Bedrijfsuren Zonnepomp UITGANG DGP CSM AAN Informatie over de toegekende functie en schakeltoestand van de pomp Informatie over d
Parameteroverzicht 2 3 4 5 6 7 Taalkeuze SchakeltijdJaar Uitgang WW-P programma’s Zie DagBedieningsklokprogram Uitgang MG-1 Maand modus mering Omstell. ZomerUitgang MG-2 Zo-WI-Auto uitschakeling VorstbescherUitgang DG ming Opvr. Contact Uitgang VU1 VI-1 Opvr. Contact Uitgang VU2 VI-2 8 Ingang VI-1 Opvr. Contact VI-3 9 Ingang VI-2 Klimazone 10 Ingang VI-3 Soort gebouw 11 Indirecte retourverhoging Autom.
Parameters zonder achtergrondkleur: toegankelijk voor de gebruiker Parameters met een grijze achtergrond: Installateur-parameter, alleen met juiste installateurcode toegankelijk. Aanvull. Communicat. module Par.nr.
Overzicht van de installateursparameters en hun instelmogelijkheden Hoofdstuk HYDRAULISCH Aanduiding 02 Functiebezetting van de uitgang warmwateropwarmpomp (type ..B..) 03 Functie van de uitgang menggroep 1 (type ..3..) 04 Functie van de uitgang menggroep 2 (Type ..3.3..) 05 Functie van de uitgang pomp directe groep 06 Functie van de variabele uitgang 1 (type ..VV..) 07 Functie van de variabele uitgang 2 (type ..VV..
09 10 11 Functie van de variabele ingang 2 (..VV..) Functie van de variabele ingang 3 (..VV..) Indirecte retourverhoging door menggroep Instelbereik en toekenning zoals bij parameter 08, maar zonder instelmogelijkheid 16 (afvoergasvoeler) Instelbereik en toekenning zoals bij parameter 08, maar zonder instelmogelijkheid 16 (afvoergasvoeler) UIT, AAN (alleen type ..3.., ..33..
cyclustemperaturen geblokkeerd cyclustemperaturen vrijgegeven permafrostbescherming volgens afstelling Parameter 05 – 19 Vorstbeveiligingmodus vorstbescherming 0.5...60 min klokbedrijf Blokkeringscode UIT (0000) geen blokkering 23 bedieningsniveau AAN (0001...
12 TRSP-klokprogramma 12 TRSP-klokprogramma 13 TRSP-Spaarinterval (pauze) 14 TRSP-spaarinterval (duur) 17 Gedrag warmteopwekker tijdens nalooptijd Hoofdstuk AUTO 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 0 Min ...
13 Maximumtemperatuurbegrenzing Instelwaarde minimumtemperatuurbegrenzing (parameter 12) ... maximumtemperatuurbegrenzing TST (TST-parameter 04) 75 °C 14 Temperatuurverhoging warmteopwekker/verwarmingsgroepen -5 ... 20 K DG=0 MG=4 15 Pompnaloop 0 ...
1 12* 13* 14* 15* Warmwaterlaadmodus 1- resp. 2-traps (..22..) Aanvoertijd ketelgroeppomp parall. toestelvrijgave Nalooptijd ketelgroeppomp Nalooptijd voedingspomp resp. prioriteitspomp twee-traps WW-lading met tijdvertraging vollastniveau twee-traps WW-lading onbegrensd een-traps WW-lading (alleen deellastniveau) 2 3 0 ... 10 min 2 min 0 ... 60 min 2 min 0 ... 60 min UIT 16* Afvoergastemperatuurbewaking 0...
Niveau ZON SYSTEEM (..VV..) Aanduiding Instelbereik / Instelwaarden 01 Inschakelverschil (Uitschakelverschil +3 K) ... 30 K 10 K 02 Uitschakelverschil 2 K ... (Inschakelverschil -3 K) 5K Temperatuurverhoging ZLP 0 ... 60 Min 3 Min 70 ... 210 °C 120 °C 20 ... 110 °C 75 °C 03 04 05 Zonne-collectorMaximumtemperatuur Zonnereservoirmaximumbegrenzing 06 Zonne-programma 07 Klokblokkering warmteopwekker 08 Zon. Prior./Parallelomsch.
Hoofdstuk BUFFER (..VV..) Aanduiding Instelbereik / Instelwaarden 01 Buffer-minimumtemperatuur 5 °C ... Buffer-maximumtemperatuur 20 °C 02 Buffer-maximumtemperatuur Buffer-minimumtemperatuur ... 95 °C 80 °C 03 Temperatuurverhoging TST -10 ... 80 K 8K 04 Schakelverschil 1 ...
Hoofdstuk CASCADE Aanduiding Instelbereik / Instelwaarden 01 Schakelverschil 6.0...30.0 K 8K 02 Bijschakelvertraging 0...200 min 0 Min 03 Uitschakelvertraging 0...60 min 0 Min 04 Omschakelvermogen trapvolgorde 10...100% 65% 05 Omkering trappen UIT, 1...240 h UIT 06 Leidingsniveau 1...n (trappen) UIT 1 07 Piekbelastingsketel vanaf adres... 08 09 Omschakeling laaglast bij groepvorming Warmwater sneldoorverbinding 2...(max.
Hoofdstuk RELAISTEST Test warmteopwekker Verschillende relais-schakelvolgorde al naargelang het ingestelde TST (een- of tweetraps) UIT 02 Test Pomp directe groep UIT-AAN-UIT-... UIT 03 Test Menggroeppomp 1 UIT-AAN-UIT-... UIT 04 Test Instelorgaan menggroep 1 STOP-OPEN-STOP-SLUIT-STOP-... 05 Test Menggroeppomp 2 UIT-AAN-UIT-... 06 Test Instelorgaan menggroep 2 STOP-OPEN-STOP-SLUIT-STOP-... 07 Test Warmwater-laadpomp UIT-AAN-UIT-... UIT 08 Test variabele uitgang1 UIT-AAN-UIT-...
Hoofdstuk VOELERAFSTEMMING Aanduiding Instelbereik / Instelwaarden 02 Compensatie buitenvoeler 03 Compensatie warmteopwekker - 5 K ... +5 K 04 Compensatie reservoirvoeler - 5 K ... +5 K 05 Compensatie toevoervoeler 1 - 5 K ... +5 K 06 Compensatie toevoervoeler 2 - 5 K ... +5 K 07 Compensatie zonnecollectorvoeler - 5 K ... +5 K 08 Compensatie zonnebuffervoeler - 5 K ... +5 K 09 Compensatie variabele ingang 1 - 5 K ... +5 K 10 Compensatie variabele ingang 2 - 5 K ...