Operation Manual

31Installatie- en onderhoudshandleiding ThermoSystem HR TS 0020080029_00
7.1 Maximale ketelaanvoertemperatuur instellen
1
9
8
7
6
5
2
4
Afb. 7.1 Bedieningselementen ThermoSystem
Draai de draaiknop (8, afb. 7.1) voor de CV met de klok
mee op Maximum. Nu kan de maximale aanvoertempera-
tuur voor de CV-functie onder het diagnosepunt „d.71“
tussen 40 en 85 °C worden ingesteld. Vanuit fabriek
staat de maximale aanvoertemperatuur op 75°C.
7.2 Maximale boilertemperatuur instellen
Draai de draaiknop (9, afb. 7.1) voor de warmwaterberei-
ding met een geschikt gereedschap met de klok mee op
Maximum. Nu kan de maximale boilertemperatuur voor
de CV-functie onder het diagnosepunt „d.20“ tussen 50
en 70 °C worden ingesteld. Af fabriek staat de maximale
boilertemperatuur op 65°C.
7.3 Pompnalooptijd instellen
De nalooptijd van de centrifugaalpomp van de ketel kan
onder diagnosepunt d.1 worden ingesteld. De nalooptijd
van een direct op de HR-gasketel aangesloten boiler-
laadpomp kan evt. onder parameter d.72 worden inge-
steld.
7.4 Wachttijd en CV-deellast
De maximale branderwachttijd voor CV-functie kan
onder d.2 worden ingesteld, de CV-deellast onder d.0 en
de minimale last voor boilerlading onder d.77
(zie tabel 9.2).
7.5 Aanloopgedrag
Bij een warmtevraag gaat de HR-gasketel gedurende ca.
15 sec. in de status „S.2“ (pomp voorloop), daarna wordt
de ventilator gestart („S.3“).
Na schakelen van de luchtdrukschakelaar en bereiken
van het starttoerental wordt de gasklep geopend en de
brander gestart (status „S.4“).
De HR-gasketel loopt nu 60 sec. met minimaal vermogen
en wordt daarna afhankelijk van de afwijking van de ge-
wenste waarde van de berekende gewenste toerental-
waarde ingesteld.
Aanpassen aan de CV-installatie 7