Gebruiksaanwijzing Aan de gebruiker van dit handboek ... Gebruiksaanwijzing Onze medewerkers feliciteren u met uw nieuwe camper. U heeft een hoogwaardig voertuig aangeschaft, waarvan u veel plezier zult hebben. Gelijk bij de overname krijgt u van de Bürstner-dealer een gedetailleerde instructie voor alle belangrijke functies, zodat u uw camper altijd correct en vooral eenvoudig kunt bedienen en gebruiken.
Gebruiksaanwijzing Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
Inhoudsopgave 1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 4.12 1.1 1.2 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Milieu-instructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 4.13 2 Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.3 2.4 2.5 2.5.1 2.5.2 2.6 2.7 Brandveiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Voorkomen van brand. . . . . . . . . . . . . . 9 Brandbestrijding . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Bij brand . . . . . . .
Inhoudsopgave 6.6 6.6.1 6.6.2 6.6.3 6.7 6.8 6.8.1 6.9 6.10 6.10.1 6.10.2 6.10.3 6.10.4 6.11 6.11.1 6.11.2 6.11.3 6.12 6.13 6.14 6.15 6.15.1 6.16 Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Ingangsbereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Binnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Kledingkastverlichting . . . . . . . . . . . . . 54 Spotlight . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Houder voor flatscreen . . . . . . . . . . . . 55 Houder aan zuil . . . . . . . . .
Inhoudsopgave 9.6.3 9.6.4 Gebruik (Dometic 8-serie met een automatisch energiekeuzesysteem AES) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 Vergrendeling van de koelkastdeur. . . . . . . . . . . . . . . . . 123 10 Sanitaire inrichting . . . . . . . . . . 125 10.1 10.2 10.2.1 10.2.2 10.2.3 10.2.4 10.2.5 10.4 10.5 10.6 10.7 10.7.1 Watervoorziening, algemeen . . . . . . Watertank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . Drinkwatervulopening met deksel . . .
Inhoudsopgave 17.3 17.8 17.9 Verkeersbepalingen voor campers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185 Overnachten in het voertuig buiten campings . . . . . . . . . . 188 Gasvoorziening in Europese landen . . . . . . . . . . . . . . . . 190 Bepalingen m.b.t. tol in Europese landen . . . . . . . . . . . . . . . . 190 Tips voor veilig overnachten onderweg . . . . . . . . . . . 190 Tips voor winterkampeerders. . . . . . . 191 Reischecklists . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191 18 Inspectieschema . . . .
Inleiding 1 Voor ingebruikname deze gebruiksaanwijzing volledig lezen! 1Inleiding De gebruiksaanwijzing altijd in het voertuig meenemen. Alle veiligheidsbepalingen ook meegeven aan andere gebruikers. X Het niet inachtnemen van dit teken kan personen in gevaar brengen. Z Het niet inachtnemen van dit teken kan leiden tot beschadigingen aan het voertuig. Z Dit teken verwijst naar aanbevelingen of bijzonderheden. Z Dit teken verwijst naar milieubewust handelen.
1 Inleiding Het voertuig alleen in technisch onberispelijke staat gebruiken. De gebruiksaanwijzing in acht nemen. Storingen, die de veiligheid van personen of van het voertuig aantasten, meteen door vaklieden laten verhelpen. Om verdere schade te voorkomen bij storingen de schademinimaliseringsplicht van de gebruiker in acht nemen. De reminstallatie en gasinstallatie van het voertuig alleen door een geautoriseerde werkplaats laten controleren en repareren.
Veiligheid 2 Hoofdstukoverzicht 2Veiligheid In dit hoofdstuk staan belangrijke veiligheidsinstructies. De veiligheidsinstructies dienen ter bescherming van personen en voorwerpen. De instructies hebben betrekking op: z z z z z z z 2.1 2.1.
2 Veiligheid Als nooduitgangen gelden alle ramen en deuren, die voldoen aan de volgende criteria: z z z z 2.2 Naar buiten openend of verschuivend in horizontale richting Openingshoek ten minste 70° Diameter van de kozijndagmaat ten minste 450 mm Afstand tot de voertuigbodem maximaal 950 mm Algemeen X De zuurstof binnen in het voertuig wordt door ademen of door het gebruik van op gas werkende inbouwapparaten verbruikt. Daarom moet de zuurstof voortdurend worden ververst.
Veiligheid 2 X Voor het begin van de rit en ook na korte ritonderbrekingen controleren of de opstap volledig is ingeklapt. X Voor het begin van de rit de verduisteringen aan de voorruit, het bestuur- ders- en passagiersraam openen en vastmaken. X Voor het begin van de rit het flatscreen en de beeldschermhouder in de basispositie brengen en vergrendelen. Wanneer de beeldschermhouder in een TV-kast is ingebouwd: TV-kast sluiten.
2 Veiligheid Z Voor het begin van de rit de antenne in de parkeerstand brengen. Z Bij de eerste rit en altijd na het vervangen van een wiel de wielschroeven/ wielmoeren na 50 km aandraaien. Later van tijd tot tijd controleren op goed vastzitten. Aandraaimoment zie hoofdstuk 13. Z Banden mogen niet ouder zijn dan 6 jaar omdat het materiaal mettertijd broos wordt (zie hoofdstuk 13). Z Banden, wielophanging en besturing zijn blootgesteld aan een bijkomende belasting, als er sneeuwkettingen zijn gemonteerd.
Veiligheid 2 X Als er meerdere gastoestellen voorhanden zijn, dan is voor ieder appa- raat een gasafsluitkraan vereist. Wanneer gastoestellen niet worden gebruikt, moet de betreffende gasafsluitkraan worden gesloten. X Ontstekingsbeveiligingen moeten na uitgaan van de gasvlam binnen een minuut sluiten. Daarbij is een klik te horen. Werking zo nu en dan controleren. X De ingebouwde gastoestellen zijn uitsluitend ontworpen voor gebruik met propaangas, butaangas of een mengsel van beide gassen.
2 Veiligheid X Voor het gebruik in voertuigen uitsluitend een speciale gasdrukregelaar met veiligheidsventiel gebruiken. Andere gasdrukregelaars zijn niet toegelaten en voldoen niet aan de hoge eisen. X Bij temperaturen onder 5 °C ijsbestrijdingsinstallatie (Eis-Ex) voor gas- drukregelaar gebruiken. X Alleen gasflessen van 11 kg of 5 kg gebruiken. Campinggasflessen met ingebouwd terugslagventiel (blauwe flessen met een inhoud van max. 2,5 resp.
Voor het rijden Hoofdstukoverzicht 3 3Voor het rijden In dit hoofdstuk staat belangrijke informatie over wat u voor het begin van de rit in acht moet nemen en welke handelingen u voor de rit moet uitvoeren.
3 Voor het rijden 3.3 Bijlading X Het overladen van het voertuig en een verkeerde bandenspanning kunnen het klappen van de banden tot gevolg hebben. Het voertuig kan uit controle raken. X In de voertuigpapieren is alleen de technisch toegelaten totale massa en de massa in rijklare toestand aangegeven, maar niet het daadwerkelijke gewicht van het voertuig.
3 Voor het rijden Massa in rijklare toestand De massa in rijklare toestand is het gewicht van het rijklare standaardvoertuig. De massa in rijklare toestand bestaat uit: z Leeg gewicht (massa van het lege voertuig) met de in de fabriek inge- bouwde standaarduitrusting z Gewicht van de bestuurder z Gewicht van de basisuitrusting Tot het leeg gewicht behoren de ingegoten smeermiddelen als olie en koelvloeistof, het boordgereedschap, het reservewiel en een voor 90 % gevulde brandstoftank.
3 Voor het rijden Bijkomende uitrusting Tot de bijkomende uitrusting behoren toebehoren en speciale uitvoeringen. Voorbeelden voor bijkomende uitrusting zijn: z z z z z z Aanhangerkoppeling Dakreling Markies Fietsenrek of motorhouder Satellietinstallatie Magnetron De gewichten van de verschillende speciale uitvoeringen zijn in hoofdstuk 15 aangegeven of kunnen bij de fabrikant worden opgevraagd.
Voor het rijden 3 De bijlading (zie sectie 3.3.1) is het verschil in gewicht tussen z De technisch toegelaten totale massa in beladen toestand en z De massa van het voertuig in rijklare toestand. Te berekenen massa in kg Voorbeeld voor het bepalen van de bijlading Technisch toegelaten totale massa volgens de voertuigpapieren Massa in rijklare toestand inclusief basisuitrusting volgens de voertuigpapieren Levert als toegelaten bijlading op Conventionele belasting, bijv.
3 Voor het rijden X Zware lasten achter de achteras kunnen de vooras door hefboomwer- king ( ) ontlasten. De ontlasting van de vooras heeft vooral een negatieve invloed op de rij-eigenschappen bij voertuigen met voorasaandrijving. X Alle voorwerpen zo opbergen dat deze niet kunnen wegglijden. X Zware voorwerpen (voortent, conserven e. d.) in de buurt van de as opbergen.
3 Voor het rijden Voorbeeld berekening Voorbeeld 1 Voorbeeld 2 Afstand naar de vooras A (A1) 450 (cm) (A2) 250 (cm) Gewicht in de opbergruimte G x 100 (kg) x 50 (kg) Wielbasis van het voertuig R ÷ 325 (cm) ÷ 325 (cm) 138,5 (kg) 38,5 (kg) Gewicht in de opbergruimte - 100 (kg) - 50 (kg) Ontlasting bij de vooras (van de asbelasting aftrekken) 38,5 (kg) Belasting op de achteras (bij de asbelasting optellen) Belasting van de vooras (bij de asbelasting optellen) 3.3.
3 Voor het rijden Z Het fietsenrek dient enkel voor het transport van fietsen en elektrisch ondersteunde fietsen (E-Bike, Pedelec). Z De door de fabrikant aangegeven totale massa mag niet worden over- schreden. Z Het nummerbord en de achterlichten mogen niet worden afgedekt. Z De maximale draagkracht van het fietsenrek bedraagt 100 kg. Z Bij het beladen van het fietsenrek rekening houden met het zwaartepunt.
Voor het rijden 3 U kunt het fietsenrek opzij laten zwenken, zodat de achterklep kan worden geopend. Fietsenrek opzij zwenken: Veiligheidspen (Afb. 1,1) ontgrendelen. Stergreepmoer (Afb. 1,2) losdraaien. Beugel (Afb. 1,3) vasthouden en opzij zwenken. Fietsenrek in rijstand brengen: Beugel (Afb. 1,3) vasthouden en naar het voertuig toe zwenken. Wanneer de beugel correct tegen het rek aanzit: Stergreepmoer (Afb. 1,2) stevig vastdraaien. Beugel met veiligheidspen (Afb. 1,1) vergrendelen. 3.
3 Voor het rijden X De opstap pas betreden, als deze volledig is uitgeklapt. Verwondingsge- vaar! X Nooit personen of lasten met de opstap optillen of neerlaten. Z Let op het verschil in hoogte van de treden en zorg bij het opstappen voor een vaste en effen ondergrond. Z De lagers en scharnieren van de opstap niet invetten of oliën (zie hoofdstuk 11). Z De knop voor het bedienen van de opstap is binnen in het voertuig nabij de ingangsdeur geplaatst.
Voor het rijden Afb. 5 3 Controlelicht Als het contact wordt ingeschakeld terwijl de opstap is uitgeklapt, brandt er een controlelicht (Afb. 5,1) op het dashboard. 3.7 TV-installatie (speciale uitvoering) X Voor het begin van de rit het flatscreen en de beeldschermhouder in de basispositie brengen en vergrendelen. Wanneer de beeldschermhouder in een TV-kast is ingebouwd: TV-kast sluiten. X Voor het begin van iedere rit controleren of de antenne zich in de par- keerstand bevindt.
3 Voor het rijden 3.9 Aanbouwonderdelen vergrendelen X Bij een ongeval of noodstop kunnen de losse aanbouwonderdelen de inzittenden van het voertuig verwonden. Voor de rit losse aanbouwonderdelen in de daarvoor bestemde houders vergrendelen of op een veilige plek in het voertuig opbergen. Z Niet vergrendelde luiken en deuren kunnen tijdens het rijden openklappen en onderdelen van de binneninrichting beschadigen. Voor de rit alle luiken en deuren vergrendelen. Afb.
Voor het rijden 3.11 3 Verkeersveiligheid X Regelmatig voor het begin van de rit of iedere 2 weken de bandenspan- ning controleren. Een verkeerde bandenspanning veroorzaakt overmatige slijtage en kan de banden beschadigen of zelfs doen klappen. Het voertuig kan uit controle raken. Voor het begin van de rit de checklist doornemen: Nr.
3 Voor het rijden Gasinstallatie Elektrische installatie Nr.
Tijdens de rit 4 Hoofdstukoverzicht 4Tijdens de rit In dit hoofdstuk staan instructies voor het rijden met de camper. De instructies hebben betrekking op: z z z z z z z z z z 4.1 de parkeerafstandscontrole de achteruitrijcamera met LCD-monitor de rijsnelheid de remmen de veiligheidsgordels de kinderzitjes de stoelen inclusief hoofdsteunen de opstelling van de zitplaatsen de vouwverduisteringen in de bestuurderscabine het tanken Rijden met de camper X Het basisvoertuig betreft een kleine vrachtwagen.
4 Tijdens de rit 4.2 Parkeerafstandscontrole Park Boy V (speciale uitvoering) X Bij het achteruitrijden is bijzondere voorzichtigheid geboden. Ongeval- en verwondingsgevaar. X De parkeerafstandscontrole is slechts een hulpmiddel en herkent moge- lijkerwijze niet alle hindernissen. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid ligt bij de chauffeur.
Tijdens de rit 4 Z Bij het inschakelen van het contact voert de parkeerhulp een zelftest uit. Als een sensor defect is, wordt de sensorpositie op het display door snel knipperen aangeduid. De parkeerhulp werkt verder zonder de defecte sensor. Een storing in de radioverbinding wordt op het display aangeduid met een zendmastsymbool. Er is geen afstandsmeting meer mogelijk. Bij het schakelen uit de achteruitversnelling wordt het zendmastsymbool eveneens kort aangeduid.
4 Tijdens de rit 4.3 Achteruitrijcamera (speciale uitvoering) Z Afhankelijk van het model zijn in het voertuig verschillende monitorsys- temen ingebouwd. De functie van de achteruitrijcamera is bij alle systemen gelijk. Afb. 9 Achteruitrijcamera (Pioneer) Afb. 10 Achteruitrijcamera met infraroodverlichting (Waeco) Al naargelang de uitrusting is in het voertuig een achteruitrijcamera (Afb. 9,1 of Afb. 10,1) met LCD-monitor (Afb. 11,1 of Afb. 12,1) ingebouwd. Afb.
Tijdens de rit 4.4 4 Rijsnelheid X Het voertuig is met een krachtige motor uitgerust. Zo staan in moeilijke verkeerssituaties voldoende reserves ter beschikking. Het hoge vermogen maakt een hoge eindsnelheid mogelijk en vereist zeer goede rijcapaciteiten. X Het voertuig is zeer gevoelig voor wind. Bijzonder gevaar levert plotse- ling optredende zijwind. X Ongelijkmatige of eenzijdige belading verandert het rijgedrag.
4 Tijdens de rit X Kinderzitjes alleen op zitplaatsen met in de fabriek gemonteerde drie- puntsgordels aanbrengen. X Gebruikte veiligheidsgordels na een ongeluk (laten) vervangen. X Tijdens de rit de rugleuning van de stoel niet al te ver naar achter leunen. De werking van de veiligheidsgordel is anders niet meer gegarandeerd. 4.6.1 Veiligheidsgordel juist dragen X De gordel niet verdraaien. De gordel moet plat tegen het lichaam liggen.
Tijdens de rit 4 Z De bestuurdersstoel en passagiersstoel zijn bestanddeel van het basis- voertuig. Het instellen van de stoelen is in de gebruiksaanwijzing van het basisvoertuig beschreven. Z Afhankelijk van model en uitvoeringsvariant verschillen de mogelijkheden voor stoelverstelling. 4.9 Stoelverwarming (speciale uitvoering) Z De stoelverwarming werkt alleen, wanneer het contact is ingeschakeld.
4 Tijdens de rit 4.10 Hoofdsteunen Z De hoofdsteunen zijn niet bij alle modellen instelbaar. Afb. 14 Hoofdsteun zitbank Afb. 15 Hoofdsteun zitbank (alternatief) Hoofdsteunen (Afb. 14,1) of hoofdsteun (Afb. 15,1) voor het begin van de rit zo instellen, dat het achterhoofd ongeveer op oorhoogte wordt ondersteund. De hoofdsteunen met de hand naar boven trekken of naar beneden drukken. 4.11 Opstelling van de zitplaatsen X Tijdens de rit mogen personen zich alleen ophouden op de toegelaten zitplaatsen.
Tijdens de rit 4 De comfortabele zitbank bestaat uit twee aparte zittingen met veiligheidsgordels. Tijdens de rit kan de binnenste stoel naar het midden van het voertuig worden uitgetrokken om meer zitcomfort te verkrijgen (zie sectie 6.13). 4.13 4.13.1 Vouwverduisteringen in de bestuurderscabine Vouwverduistering/vouwgordijn X Tijdens de rit moeten de vouwverduisteringen voor de voorruit, het bestuurders- en passagiersraam geheel verwijderd zijn. Afb.
4 Tijdens de rit De vouwverduisteringen voor het bestuurdersraam en het passagiersraam aan de greep (Afb. 19,2) tot aan de aanslag inschuiven. De ontgrendelingsgrepen (Afb. 19,1) laten vastklikken. 4.14 Diesel tanken X Bij het tanken, op veerponten of in de garage, mag geen apparaat (bijv. verwarming of koelkast) in werking zijn, wanneer het met open vlam wordt gebruikt. Explosiegevaar! Z De brandstofvulopening is bestanddeel van het basisvoertuig.
Camper opstellen Hoofdstukoverzicht 5 5Camper opstellen In dit hoofdstuk staan instructies voor het opstellen van het voertuig. De instructies hebben betrekking op: z z z z z z z z z de handrem de opstap de oprijblokken de wielkeggen de bediening van de steunen de 230-V-aansluiting de koelkast het afstellen van de antenne het op- en uitrollen van de markies Z Het voertuig zo horizontaal mogelijk neerzetten. Indien nodig oprijblokken gebruiken. Het water uit de douchebak kan anders niet goed weglopen.
5 Camper opstellen 5.5 5.5.1 Steunen Algemene instructies X De hefsteunen mogen niet worden gebruikt als wagenkrik voor werk- zaamheden onder het voertuig (zoals het vervangen van een wiel of onderhoudswerkzaamheden). X Er mogen geen personen onder het opgetilde voertuig gaan liggen. Z De handrem aantrekken alvorens de hefsteunen uit te klappen. Z De aangebouwde steunen niet als wagenkrik gebruiken.
Camper opstellen Inklappen: 5 De steeksleutel op de zeskant (Afb. 20,1) plaatsen en draaien tot de hef- steun weer los komt van de grond. Wanneer de hefsteun verstelbaar in lengte is, de splitpen (Afb. 20,4) uit de steunvoetverlenging (Afb. 20,5) trekken. Steunvoetverlenging (Afb. 20,5) helemaal inschuiven en splitpen (Afb. 20,4) in het gat in de steunvoetverlenging steken. Op de zeskant (Afb. 20,1) draaien tot de hefsteun naar boven gedraaid is en de geleiding (Afb.
5 Camper opstellen Afb. 21 Installatie afstellen: Afstandsbediening Televisie inschakelen. Op de afstandsbediening de toets " " (Afb. 21,2) indrukken. De satellietantenne richt zich uit de parkeerstand op en schakelt in de zoekmodus. Als de installatie de satelliet heeft gevonden, klinkt er een signaal. Met de geheugentoetsen (Afb. 21,3) of de functietoetsen (Afb. 21,4) de gewenste zender instellen. 5.8.
Camper opstellen Antenne afstellen: 5 Met de geheugentoetsen (Afb. 22,3) op de afstandsbediening voor de tele- visie of met de functietoetsen (Afb. 22,4) de gewenste zender kiezen. Op de afstandsbediening van de antenne met de toetsen " " of " " de neiging van de antenne corrigeren aan de hand van de meegeleverde kaarten corrigeren. Klemming van de antennemast losdraaien. Antenne langzaam draaien. Als de antenne de satelliet heeft gevonden, klinkt er een signaal.
5 Camper opstellen 5.9 Markies (speciale uitvoering) Z Bij harde wind, hevige regen of sneeuw de markies inrollen. Z Bij lichte regen een van de steunpoten verkorten, zodat het water kan weg- lopen. Z De markies alleen oprollen als het doek droog is. Als de markies met nat doek moet worden opgerold: De markies zo snel mogelijk weer uitrollen om het doek te laten drogen. Z Verwijder loof en grof vuil van de markies, voordat deze gesloten wordt. Z Markies alleen als bescherming tegen de zon gebruiken.
Wonen 6 Hoofdstukoverzicht 6Wonen In dit hoofdstuk staan instructies voor het wonen in het voertuig. De instructies hebben betrekking op: z z z z z z z z z z z z z 6.
6 Wonen Z Het vergrendelen van de deuren kan verhinderen, dat de deuren vanzelf open gaan, bijv. bij een ongeval. Z Vergrendelde deuren verhinderen tevens het ongewenste binnendringen van buitenaf, bijv. als u voor een verkeerslicht stopt. Door vergrendelde deuren kunnen echter hulpverleners in noodgeval het interieur van het voertuig moeilijk bereiken. Z Bij het verlaten van het voertuig altijd de deuren vergrendelen. 6.2.1 Ingangsdeur, buiten (Hartal M1) Afb.
Wonen 6.2.3 Ingangsdeur, buiten (Hartal Premium) (speciale uitvoering) Afb. 27 Openen: 6 Deurslot ingangsdeur, buiten Sleutel in cilinderslot (Afb. 27,1) steken en draaien, totdat het deurslot is ontgrendeld. Sleutel in middelste stand terugdraaien en uittrekken. Aan de deurgreep (Afb. 27,2) trekken. De deur is geopend. Vergrendelen: Sleutel in cilinderslot (Afb. 27,1) steken en draaien, totdat het deurslot is vergrendeld. Sleutel in middelste stand terugdraaien en uittrekken. 6.2.
6 Wonen 6.2.5 Raam ingangsdeur (Hartal Premium) (speciale uitvoering) In de ingangsdeur is een raam met een vouwverduistering geïntegreerd. Afb. 29 Sluiten: Vouwverduistering De vouwverduistering (Afb. 29,2) in het midden van de greeplijst (Afb. 29,1) vastpakken, van onder naar boven trekken en op de gewenste hoogte loslaten. De vouwverduistering blijft in deze hoogte staan. Openen: De vouwverduistering in het midden van de greeplijst vasthouden en naar beneden schuiven. 6.2.
Wonen Afb. 31 Klepslot achterklep, buiten Afb. 32 6 Ontgrendeling achterklep, binnen Z Het openen van de achterklep wordt door twee gasveren ondersteund. De achterklep blijft staan voordat de maximale openingshoogte is bereikt, zodat ook kleinere personen de klep kunnen sluiten. De gasveren houden de achterklep in deze stand. Wilt u de maximale openingshoogte van de klep benutten: Achterklep met de hand tot de aanslag naar boven duwen.
6 Wonen 6.4.1 Klepslot met greepkom Z Voor het openen van het serviceluik alle slotgrepen tegelijk uittrekken die aan het serviceluik zijn aangebouwd. Afb. 33 Openen: Klepslot met greepkom Sleutel in cilinderslot (Afb. 33,1) steken en een kwartslag draaien. Het klepslot is ontgrendeld. De sleutel eruit trekken. Aan de slotgreep (Afb. 33,2) trekken. Het serviceluik is geopend. Sluiten: Serviceluik volledig sluiten. Sleutel in cilinderslot steken en een kwartslag draaien.
Wonen Sluiten: 6 Serviceluik sluiten en dichtdrukken. De druksloten zijn nu vastgeklikt, maar nog niet vergendeld. Sleutel in cilinderslot van het afsluitbare drukslot (Afb. 34,1) steken en een kwartslag draaien. Het drukslot is vergrendeld. De sleutel eruit trekken. Evt. ook het tweede afsluitbare drukslot vergrendelen. 6.4.3 Luik voor de 230-V-aansluiting, vierkant 1 2 Afb. 35 Openen: Greepopening Serviceluik Luik voor de 230-V-aansluiting In greepopening (Afb.
6 Wonen 6.5 Meubelluiken Z Voor het begin van de rit alle meubelluiken en binnendeuren sluiten en ver- grendelen. Z De in deze sectie afgebeelde meubelluiken zijn voorbeelden. Al naar gelang het model kunnen de sloten en grepen van de meubelluiken afwijken van de hier weergegeven vorm. 6.5.1 Meubelluiken met drukknop Afb. 37 Openen: Meubelluik met drukknop Binnenste deel van het slot indrukken. De drukknop springt naar buiten (Afb. 37). Drukknop vastpakken en meubelluik openen.
Wonen 6.6 6.6.1 6 Lichtschakelaar Ingangsbereik Z De in deze sectie afgebeelde lichtschakelaars zijn voorbeelden. Al naar gelang het model kunnen het type en de toekenning van de lichtschakelaars afwijken van de hier weergegeven vorm. Afb. 39 Lichtschakelaar Afb. 40 Voortentverlichting In het ingangsbereik bevinden zich de lichtschakelaars (Afb. 39,1-4) voor de volgende lampen: z z z z 6.6.
6 Wonen Afb. 43 Inbouwlamp, lichtschakelaar in de lamp Voor het in- en uitschakelen van de inbouwlamp (Afb. 43,1) het binnenbereik van de lamp indrukken. 6.6.3 Kledingkastverlichting Z De kledingkastverlichting kan uit de vastgeschroefde houder (Afb. 44,1) getrokken worden en als zaklamp gebruikt worden. Z Wanneer de kledingkastdeur gesloten wordt, wordt de kledingkastverlich- ting automatisch uitgeschakeld.
Wonen 6.7 6 Spotlight X Gloeilampen en lamphouders kunnen erg warm worden. X De gloeilampen en lamphouders eerst laten koelen voor u ze aanraakt. X Als de lamp ingeschakeld of nog heet is, moet de veiligheidsafstand tot brandbare voorwerpen zoals stores of gordijnen tenminste 30 cm bedragen. Brandgevaar! Afb. 45 Draaien: Spotlight De behuizing (Afb. 45,2) vastpakken en draaien.
6 Wonen 6.8.1 Houder aan zuil De houder voor het flatscreen is bevestigd aan een zuil. Afb. 46 Positioneren: Houder aan zuil De ontgrendelingsgreep (Afb. 46,2) opzij duwen en de houder (Afb. 46,3) met het flatscreen in de gewenste positie draaien. Flatscreen lichtjes naar boven drukken en in de gewenste positie zwenken. Er zijn drie verschillende standen mogelijk. Opbergen: Flatscreen terugdraaien tot de houder (Afb. 46,3) in de vergrendeling (Afb. 46,1) klikt. 6.
Wonen 6 Het voertuig bij langere stilstand af en toe goed doorluchten, met name in de zomer, omdat er warmteophoping mogelijk is. Daarbij niet alleen het interieur, maar ook de van buitenaf toegankelijke opbergruimten ventileren. Wanneer het voertuig in een gesloten ruimte is ondergebracht (bijv. garage), ook de staanplaats ventileren. Optredend condenswater kan schimmelvorming tot gevolg hebben. 6.
6 Wonen 6.10.1 Uitzetbaar raam met draaibare uitzetters Z Bij het openzetten van de uitzetbare ramen erop letten dat er geen vervor- mingen optreden. Uitzetbare ramen gelijkmatig openen en sluiten. Afb. 47 Openen: Vergrendelingshendel in stand "gesloten" Afb. 48 Uitzetbaar raam met draaibare uitzetters, geopend De vergrendelingshendel (Afb. 47,3) een kwartslag naar het midden van het raam draaien. Uitzetbaar raam tot de gewenste stand openen en met kartelknop (Afb. 48,1) vastzetten.
Wonen 6 Om het uitzetbaar raam in de stand "continue ventilatie" te brengen: De vergrendelingshendel (Afb. 49,3) een kwartslag naar het midden van het raam draaien. Uitzetbaar raam licht naar buiten duwen. De vergrendelingshendel weer terugdraaien. De vergrendelingsneus (Afb. 49,2) daarbij in de uitsparing van de raamvergrendeling (Afb. 49,1) schuiven. Het uitzetbare raam mag tijdens de rit niet in de stand "continue ventilatie" staan.
6 Wonen Afb. 52 Continue ventilatie Vergrendelingshendel in stand "continue ventilatie" Met de vergrendelingshendel kan het uitzetbaar raam in twee verschillende standen worden gezet: z In stand "continue ventilatie" (Afb. 52) z In stand "vast afgesloten" (Afb. 50). Om het uitzetbaar raam in de stand "continue ventilatie" te brengen: De vergrendelingshendel (Afb. 52,3) een kwartslag naar het midden van het raam draaien. Het uitzetbaar raam licht naar buiten duwen.
Wonen Sluiten: 6 Verduisteringsrollo aan de greep (Afb. 53,2) naar beneden trekken. Als het verduisteringsrollo helemaal wordt gesloten, het verduisteringsrollo aan beide kanten aan het raamkozijn in de vergrendeling (Afb. 53,3) hangen. Openen: Als het verduisteringsrollo helemaal is gesloten: De greep (Afb. 53,2) naar beneden drukken en de greep daarbij licht naar binnen trekken. Het verduisteringsrollo uit de vergrendeling links en rechts aan het raamkozijn nemen.
6 Wonen Voorruit Afb. 56 Verduisteren: Vouwverduistering voor de voorruit Ontgrendelingsgrepen (Afb. 56,1) indrukken en ingedrukt houden. De vouwverduistering voor de voorruit bij de greep (Afb. 56,2) naar het midden van het raam trekken. De tweede vouwverduistering voor de voorruit op dezelfde wijze sluiten. Een magneetsluiting houdt de beide delen van de vouwverduistering in het midden samen. Vouwverduistering openen: Ontgrendelingsgrepen (Afb. 56,1) indrukken en ingedrukt houden.
Wonen 6.11 6 Dakluiken Afhankelijk van het model zijn in het voertuig dakluiken met of zonder kunstmatige ventilatie ingebouwd. Als er een dakluik zonder kunstmatige ventilatie is ingebouwd, vindt de ventilatie plaats met de paddestoeldakventilatoren. X De ventilatieopeningen van de kunstmatige ventilatie altijd open houden. Kunstmatige ventilatieopeningen nooit afdekken, bijv. met een wintermat, of dichtzetten. Kunstmatige ventilatieopeningen vrijhouden van sneeuw en bladeren.
6 Wonen Openen: De vergrendelingsknop (Afb. 58,2) indrukken en de beugel (Afb. 58,1) met beide handen naar beneden trekken. De beugel (Afb. 59,1) in de geleidingen (Afb. 59,2) tot in de achterste positie (Afb. 59,3) trekken. Sluiten: De beugel (Afb. 59,1) met beide handen licht naar boven drukken. De beugel in de geleidingen terugschuiven. De beugel met beide handen naar boven drukken, tot de beugel boven de vergrendelingsknop (Afb. 58,2) ligt. Afb.
Wonen 6.11.2 6 Dakluik Omni-Vent met ventilator (speciale uitvoering) Z Ter bescherming van de accu schakelt de ventilator na één uur van stand 6 terug naar stand 1. Het dakluik is met rolhor, verduisteringsrollo en een instelbare ventilator voor ventilatie en ontluchting uitgerust. Afb. 62 Openen: Sluiten: Hor Sluiten: Dakluik Omni-Vent Afb. 63 Bedieningsveld van de ventilator Draaiknop (Afb. 62,1) draaien tot de gewenste openingshoek is bereikt. Draaiknop (Afb.
6 Wonen Ventileren: Het ventilatortoerental verhogen: Toets voor ventileren (Afb. 63,3) indrukken. Het ventilatortoerental gaat één stand hoger in voor ventilatie. LED's (Afb. 63,4) geven de standen weer. Het ventilatortoerental verlagen: Toets voor ontluchten (Afb. 63,1) indrukken. Het ventilatortoerental gaat één stand lager. Boost-functie: Toets voor ventileren ongeveer 3 seconden ingedrukt houden.
Wonen Afb. 66 Continue ventilatie 6 Vergrendelingshendel in stand "continue ventilatie" Met de vergrendelingshendels kan het dakluik in twee verschillende standen worden gezet: z In stand "continue ventilatie" (Afb. 66) z In stand "vast afgesloten" (Afb. 64) Om het dakluik in de stand "continue ventilatie" te brengen: De vergrendelingshendel (Afb. 66,3) een kwartslag naar het midden van het luik draaien. Dakluik licht naar buiten duwen. Alle vergrendelingshendels weer terugdraaien.
6 Wonen Hor Sluiten: De hor is bovenaan in het kozijn verzonken. De hor in het midden van de afsluitstaaf vastpakken en voorzichtig naar beneden trekken. Hor traploos door het verschuiven van de afsluitstaaf verstellen. Openen: De vouwverduistering aan de afsluitstaaf voorzichtig omhoog tot aan de aanslag van het kozijn terug laten lopen. 6.12 Hangtafel met inklapbare steunpoot Afb. 68 Hangtafel met inklapbare steunpoot Afb.
Wonen 6.13 Comfortabele zitbank (speciale uitvoering) Afb. 70 Comfortabele zitbank uittrekken: 6 Comfortabele zitbank Greep (Afb. 70,1) naar boven trekken en in deze stand houden. Stoel naar het midden van het voertuig trekken. Greep (Afb. 70,1) loslaten. Comfortabele zitbank inschuiven: Greep (Afb. 70,1) naar boven trekken en in deze stand houden. Stoel tegen de tweede stoel aanschuiven. Greep (Afb. 70,1) loslaten. 6.
6 Wonen Afb. 73 Achterste bed Afb. 74 Opstap Matras (Afb. 73,2) uitklappen en op de lattenbodem leggen. Het enkele kussen (Afb. 73,1) tussen matras en buitenwand leggen. Z Er is een uittrekbare opstap (Afb. 74,1) om het achterste bed beter bereik- baar te maken. Nadat u het deksel heeft geopend, kunt u bij het opbergcompartiment. Bed inklappen: Het enkele kussen (Afb. 73,1) verwijderen en op de onderkast leggen. Matras (Afb. 73,2) naar de zijkant klappen en op de onderkast leggen.
Wonen 6.15.1 6 Middelste zitgroep klein 1 2 3 4 5 Afb. 75 Voor de ombouw Afb. 76 Na de ombouw Rugkussen Zitkussen Tafel Bestuurdersstoel Extra kussen De bestuurdersstoel (Afb. 75,4) draaien en volledig naar voren schuiven. De tafel (Afb. 75,3) in bed-onderstel ombouwen (zie sectie 6.12). Het rugkussen (Afb. 75,1) terzijde leggen. Het extra kussen (Afb. 76,5) op de tafel leggen. De bestuurdersstoel (Afb. 76,4) eventueel weer naar achter schuifen. 6.
6 Wonen Douche gebruiken: Waterpomp met schakelaar (Afb. 77,2) inschakelen. Watertemperatuur met draaiknop (Afb. 77,1) naar wens instellen. Waterpomp met schakelaar (Afb. 77,2) uitschakelen. Doucheaansluiting sluiten: Waterpomp met schakelaar (Afb. 77,2) uitschakelen. Slang van snelsluiting loskoppelen. De snelsluiting is voorzien van een terugslagventiel, zodat er geen water meer naar buiten kan komen. Deksel (Afb. 77,4) sluiten en met sleutel vergrendelen.
Gasinstallatie 7 Hoofdstukoverzicht 7Gasinstallatie In dit hoofdstuk staan instructies voor de gasinstallatie van het voertuig. De instructies hebben betrekking op: z z z z z de veiligheid het wisselen van gasflessen de gasafsluitkranen de externe gasaansluiting de automatische omschakelinstallatie De bediening van de op gas werkende apparaten van het voertuig is in hoofdstuk 9 beschreven. 7.
7 Gasinstallatie X De ingebouwde gastoestellen zijn uitsluitend ontworpen voor gebruik met propaangas, butaangas of een mengsel van beide gassen. De gasdrukregelaar alsmede alle ingebouwde gastoestellen zijn ontworpen voor een bedrijfsdruk van 30 mbar. X Propaangas is gasvormig tot -42 °C, butaangas daarentegen slechts tot 0 °C. Bij lagere temperaturen is er geen gasdruk meer aanwezig. Butaangas is niet geschikt voor gebruik in de winter.
Gasinstallatie 7 X Alleen gasflessen van 11 kg of 5 kg gebruiken. Campinggasflessen met ingebouwd terugslagventiel (blauwe flessen met een inhoud van max. 2,5 resp. 3 kg) mogen in uitzonderingsgevallen met een veiligheidsventiel worden gebruikt. X Voor buitengasflessen zo kort mogelijke slangen gebruiken (max. 150 cm). X Blokkeer nooit de ventilatieopeningen in de vloer onder de gasflessen. Z Bij een aantal modellen bevindt de gaskast zich direct naast de ingangs- deur.
7 Gasinstallatie Gasfles met de bevestigingsriemen bevestigen. Gasslang met de hand op de gasfles schroeven (linkse schroefdraad). 7.4 Gasafsluitkranen 1 2 3 4 Afb. 79 Bakoven Koelkast Verwarming/boiler Kookplaat Symbolen van de gasafsluitkranen In het voertuig is voor ieder gastoestel een gasafsluitkraan (Afb. 79) ingebouwd. De gasafsluitkranen bevinden zich in het voertuig op verschillende plaatsen en kunnen ook afzonderlijk zijn ingebouwd. 7.
Gasinstallatie Afb. 80 7 Externe gasaansluiting, gasafsluitkraan gesloten De externe gasaansluiting (Afb. 80) bevindt zich, afhankelijk van het model, aan de achterkant of aan de linker of rechter zijde van het voertuig. Extern gastoestel op het aansluitpunt (Afb. 80,1) aansluiten. De gasafsluitkraan (Afb. 80,2) openen. 7.6 Omschakelinstallatie Crash-Protection-Unit (speciale uitvoering) X De omschakelinstallatie niet gebruiken in gesloten ruimtes.
7 Gasinstallatie Afb. 81 Constructie van de installatie Omschakelinstallatie Crash-Protection-Unit De Crash-Protection-Unit bestaat uit twee doorstromingsbegrenzers met handmatige ontgrendeling (Afb. 81,6), een omschakelventiel (Afb. 81,4) met drukregelaar (Afb. 81,2), een elektroventiel (Afb. 81,5) en het bedieningspaneel met driekleurige LED. Het omschakelventiel is tussen de beide gasslangen (Afb. 81,1) gemonteerd. Met de draaiknop (Afb.
Gasinstallatie In gebruik nemen: 7 Controlelicht Betekenis Uit Systeem uitgeschakeld, gastoevoer uitgeschakeld Groen Systeem ingeschakeld, gastoevoer ingeschakeld Rood Gastoevoer uitgeschakeld, schuine stand of te veel acceleratie heeft activering veroorzaakt, bijv. bij een ongeval Geel Systeem ingeschakeld, gastoevoer ingeschakeld, bedrijfsfles leeg Knippert geel Zelfcontrole, ca.
7 80 Gasinstallatie Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
8 Elektrische installatie Hoofdstukoverzicht 8Elektrische installatie In dit hoofdstuk staan instructies voor de elektrische installatie van het voertuig.
8 Elektrische installatie Z Voor de meting moet de batterij tot rust zijn gekomen. Daarom: Nadat deze voor het laatst is opgeladen of na de laatste stroomontname door verbruikers circa 2 uur wachten, totdat de rustspanning wordt gemeten. Ruststroom Sommige elektrische verbruikers, zoals bijv. klok en controlelichten hebben continu elektrische stroom nodig; deze worden daarom ook wel als stille verbruikers aangeduid. Deze ruststroom stroomt ook bij uitgeschakeld apparaat.
Elektrische installatie 8.3.1 8 Radiokeuzeschakelaar (speciale uitvoering) Z Afhankelijk van de uitvoering is een radio met een geïntegreerd navigatie- toestel of een multimediastation beschikbaar (hierna simpelweg radio genoemd). Afb. 85 Radio samen met contact in- en uitschakelen: Radio gebruiken via woonruimteaccu: 8.3.2 Keuzeschakelaar voor bedrijfsmodus Keuzeschakelaar in stand "0" schakelen. De radio wordt samen met het contact in- en uitgeschakeld. Keuzeschakelaar in stand "1" schakelen.
8 Elektrische installatie X Accuzuur in de accu is giftig en bijtend. Ieder contact met de huid of de ogen vermijden. X Bij het laden met een extern laadapparaat bestaat explosiegevaar. Bij het plaatsen van de poolklemmen kunnen vonken ontstaan. Accu alleen in goed geventileerde ruimtes en ver verwijderd van open vuur of mogelijke vonkbronnen laden. Accu's kunnen bij het laden gassen ontwikkelen en afgeven. Z Voor een tijdelijke stilstand de accu tenminste 20 uur laden.
Elektrische installatie 8 Z Tijdens de reis iedere gelegenheid om de woonruimteaccu op te laden benutten. Z Na de reis de woonruimteaccu tenminste 20 uur laden. Z Voor een tijdelijke stilstand de accu tenminste 20 uur laden. Z Bij het vervangen van de woonruimteaccu alleen accu's van dezelfde bouwwijze gebruiken. Z Wanneer meerdere woonruimteaccu's aanwezig zijn, altijd alle accu's samen vervangen. De accu's moeten altijd dezelfde leeftijd en dezelfde capaciteit hebben.
8 Elektrische installatie Hoe meer elektrische verbruikers ingeschakeld zijn, des te sneller is de energievoorraad van de woonruimteaccu verbruikt. Laden De woonruimteaccu alleen met het elektroblok laden. Het voertuig daarvoor zo vaak mogelijk op een 230-V-voorziening aansluiten. Z Na een diepontlading de accu tenminste 48 uur laden. Z Verdere informatie ontlenen aan de separate documentatie van de woon- ruimteaccu. 8.4 Elektroblok (EBL 99) Z Ventilatiesleuven niet afdekken.
Elektrische installatie Afb. 86 8 Elektroblok (EBL 99) 1 2 3 4 Netaansluitdoos 230 V~ Blok 1: Uitgang koelkast (D+, verwarmingspatroon) Blok 2: Ingang koelkast uit startaccu, dynamo D+ Blok 4: Uitgang verwarming, basisverlichting (verlichting in het ingangsbereik), opstap 5 Blok 3: Uitgang paneel 6 Blok 5: Uitgang reserve 2, reserve 3, reserve 4, verbruikers met continu plus (bijv.
8 Elektrische installatie 8.4.1 Accu-scheidingsschakelaar De accu-scheidingsschakelaar schakelt alle verbruikers van de woonruimte uit, ook stille verbruikers. Zelfs verbruikers als opstap, basisverlichting of koelkast werken dan niet meer. Daardoor wordt een langzame ontlading van de woonruimteaccu vermeden als het voertuig gedurende langere tijd niet wordt gebruikt (bijv. tijdelijke stilstand).
Elektrische installatie 8 Als het voertuig op de 230-V-voorziening is aangesloten, worden de woonruimteaccu en de startaccu via de laadmodule in het elektroblok bijgeladen. De startaccu wordt hierbij alleen met een druppellading geladen. De laadstroom wordt aan de laadtoestand van de accu aangepast. Daardoor is overladen niet mogelijk. Om de volle capaciteit van de laadmodule in het elektroblok te gebruiken, dienen alle elektrische verbruikers tijdens het laden uitgeschakeld te worden. 8.
8 Elektrische installatie Bij het indicatie-instrument V/tank (Afb. 87,2) letten op de bovenste schaalverdeling. Het indicatie-instrument wordt automatisch verlicht, zodra een schakelaar wordt ingedrukt. Indicaties: Schakelaar (Afb. 87,11) indrukken " ": De accuspanning van de star- taccu wordt getoond. Schakelaar (Afb. 87,10) indrukken " ": De accuspanning van de woon- ruimteaccu wordt getoond.
Elektrische installatie 8 Z Langere diepontlading beschadigt de accu onherstelbaar. Z De rustspanning het beste meerdere uren na de laatste lading (bijv. 's och- tends) en niet direct na het stroomverbruik meten. Waterhoeveelheid/ afvalwaterhoeveelheid Met het indicatie-instrument V/tank kan de waterhoeveelheid of de afvalwaterhoeveelheid worden getoond. Bij het indicatie-instrument V/tank (Afb. 87,2) letten op de onderste schaalverdeling.
8 Elektrische installatie 8.5.5 12-V-controlelicht Het 12-V-controlelicht (Afb. 87,8) licht op, als de hoofdschakelaar 12 V (Afb. 87,9) is ingeschakeld. 8.5.6 230-V-controlelicht Het gele 230-V-controlelicht (Afb. 87,3) licht op, als aan de ingang van het elektroblok netspanning aanwezig is. Z Verdere informatie ontlenen aan de aparte gebruiksaanwijzing van de fabrikant. 8.6 Zonnepanelen (speciale uitvoering) Z De zonnecollectors (zonnecelmodule) beschermen tegen mechanische belasting.
Elektrische installatie LED Toestand Betekenis 100 % ↑ Uit Zonne-energie is niet toereikend 20 % ↓ Uit 100 % ↑ Brandt 20 % ↓ Brandt 100 % ↑ 20 % ↓ 8.7 Brandt fel 8 Accu wordt geladen Laadstroom beperkt tot druppelladerstroom Brandt zwak 230-V-boordnet X Alleen vaklieden aan de elektrische installatie laten werken. X De elektrische installatie van het voertuig elke drie haar door een geau- toriseerde vakman laten controleren.
8 Elektrische installatie 8.7.2 230-V-voorziening aansluiten X De externe 230-V-voorziening moet beveiligd zijn met een aardlekscha- kelaar (FI-schakelaar, 30 mA). X De kabel moet volledig van de kabelhaspel afgewikkeld zijn om overver- hitting te voorkomen. X Bij twijfel of indien de 230-V-voorziening niet beschikbaar of defect is, contact opnemen met de gebruiker van de voorzieningsinstallatie. Z De 230-V-aansluiting is in het voertuig met een aardlekschakelaar (FI- schakelaar) uitgerust.
Elektrische installatie Verbinding loskoppelen: 8 De beveiligingsautomaten (Afb. 89,1 en 2) in de zekeringenkast (Afb. 89,3) uitschakelen. De vergrendelnok aan het stroomvoorzieningsapparaat losmaken en de stekker van de aansluitkabel uit de contactdoos trekken. De vergrendelnok aan het voertuig losmaken, de stekkerverbinding los- trekken en de afdekking van de 230-V-aansluiting sluiten. 8.8 Zekeringen X Defecte zekeringen alleen vervangen, als de foutoorzaak bekend en verholpen is.
8 Elektrische installatie Zekeringen aan de startaccu De zekeringen zijn in het voetengedeelte voor de bestuurdersstoel onder een afdekking aangebracht. 1 2 Afb. 92 Zekeringen aan de woonruimteaccu Zekeringen aan de startaccu De zekeringen zijn naast de woonruimteaccu ingebouwd. 1 2 Afb.
Elektrische installatie Functie Waarde/kleur Reserve 4 25 A wit Reserve 3 25 A wit Reserve 2 15 A blauw Reserve 1 15 A blauw Zon 15 A blauw Reserve 5 15 A blauw Reserve 6 15 A blauw Extra laadapparaat 20 A geel Verbruikerscircuit 1 10 A rood Verbruikerscircuit 2 10 A rood TV 10 A rood Pomp voor water Zekering van het Thetford-toilet (zwenkbaar toilet) 5 A lichtbruin De zekering bevindt zich in het behuizingsframe van de Thetford-cassette. 1 Afb.
8 Elektrische installatie Zekering op zonneregelaar (speciale uitvoering) De zekering bevindt zich op de zonneregelaar. 1 Afb. 95 Vervangen: Platte zekering 7,5 A/bruin Zekering zonneregelaar Alle 12-V-verbruikers uitschakelen. De zekering (Afb. 95,1) vervangen. 8.8.2 Zekering 230 V Z De aardlekschakelaar bij elke aansluiting aan de 230-V-voorziening, min- stens echter om de 6 maanden controleren. Afb.
Elektrische installatie 8.9 8 Buitencontactdoos (speciale uitvoering) 1 2 3 4 Afb. 97 TV-contactdoos 12-V-contactdoos SAT-contactdoos 230-V-contactdoos Buitencontactdoos Met de 230-V-contactdoos en de 12-V-contactdoos kunnen elektrische apparaten in de voortent gebruikt worden. Aansluitmogelijkheden De TV-contactdoos en de SAT-contactdoos bieden meerdere mogelijkheden voor het gebruik van de TV: Afb. 98 TV in het voertuig Afb. 99 TV in de voortent z TV in het voertuig (Afb.
8 Elektrische installatie 8.10 8.10.1 Stroomschema's Stroomschema's binnen Afb.
Elektrische installatie 8 Afb. 101 Blokschema paneel (IT 96-2) Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL A 2 x AMP insteekklemmen 4,8 x 0,8 1 + 12 V 2 Pomp B Lumberg MSFQ 5-voudig 1 Vol 2 3/4 3 1/2 4 1/4 5 Basis afvalwatertank C Lumberg MSFQ 6-voudig 1 Vol 2 3/4 3 1/2 4 1/4 5 Basis watertank 6 n. c.
8 Elektrische installatie 8.10.2 Stroomschema buiten Afb. 102 Stroomschema buiten Z Bij tweepolige stekkers is pen 1 altijd GND, op pen 2 zit het functiesignaal. A (linkerkant) B (rechterkant) 102 Pos.
Inbouwapparatuur Hoofdstukoverzicht 9 9Inbouwapparatuur In dit hoofdstuk staan instructies voor de inbouwapparatuur van het voertuig. De instructies hebben alleen betrekking op de bediening van de inbouwapparatuur. Verdere informatie over de inbouwapparatuur kunt u in de gebruiksaanwijzingen van de inbouwapparatuur vinden, die apart bij het voertuig zijn meegeleverd. De instructies hebben betrekking op: z z z z z z 9.
9 Inbouwapparatuur 9.2 Verwarming X Gas wegens explosiegevaar nooit onverbrand laten uitstromen. X Bij het tanken, op veerboten en in de garage de verwarming nooit in gas- gebruik laten werken. Explosiegevaar! X In gesloten ruimtes (bijv. garages) de verwarming nooit op gas laten werken. Vergiftigings- en verstikkingsgevaar! X De gasafvoerschoorsteen niet afsluiten of dichtbouwen. X De ruimte achter de verwarming niet als opbergruimte gebruiken.
Inbouwapparatuur 9 Als er 5 luchtuitstroomopeningen volledig zijn geopend, dan komt er bij elke opening minder warme lucht naar buiten. Als er echter slechts 3 luchtuitstroomopeningen zijn geopend, dan stroomt uit elke opening meer warme lucht. 9.2.3 Heteluchtverwarming Truma Combi Z Als de verwarming bij vorstgevaar niet wordt gebruikt, de boiler leegmaken. Al naargelang de uitrusting zijn in de voertuigen verschillende verwarmingen ingebouwd.
9 Inbouwapparatuur Inschakelen: De hoofdafsluitkraan op de gasfles en de gasafsluitkraan "Verwarming/ Boiler" openen. Temperatuurdraaiknop (Afb. 105,1) op het bedieningspaneel instellen op de gewenste verwarmingsstand. Draaischakelaar (Afb. 105,3) op wintergebruik "Verwarming zonder boiler" (Afb. 105,5) of op wintergebruik "Verwarming en boiler" (Afb. 105,6) instellen. Het groene controlelicht (Afb. 105,7) brandt.
Inbouwapparatuur 9 De combinatie gasgebruik en 230-V-elektragebruik verkort de opwarmtijd van het voertuig (alleen mogelijk als de verwarming bij het bedieningspaneel (Afb. 105) op wintergebruik is gezet). Als het 230-V-elektragebruik is gekozen, brandt het gele controlelicht (Afb. 106,6). Z Verdere informatie ontlenen aan de aparte gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Z Verdere informatie voor de bediening van de boiler zie sectie "Boiler". 9.2.
9 Inbouwapparatuur Z De elektrische vloerverwarming werkt alleen als het voertuig aan de 230-V- voorziening is aangesloten. Z De capaciteit van de elektrische vloerverwarming is niet voldoende om de woonruimte te verwarmen. Afb. 108 Transformator voor de elektrische vloerverwarming Afb. 109 Schakelaar voor de elektrische vloerverwarming De transformator (Afb. 108,1) voor de elektrische vloerverwarming is al naargelang het model in de zitkist of in de bedkast ingebouwd.
Inbouwapparatuur 9 Afb. 110 Bedieningspaneel voor standverwarming Verwarming van het basisvoertuig inschakelen: Verwarmingsregelaar op "Warm" instellen. Ventilator inschakelen. Voor continue werking: Ventilator op laagst mogelijke ventilatorstand zetten (vanwege accucapaciteit). Voor snelle verwarming van het voertuig: Ventilator op hogere ventilator- stand zetten. Luchtuitstroomopeningen van het basisvoertuig naar wens openen en sluiten.
9 Inbouwapparatuur 9.3 9.3.1 Klimaatregeling (speciale uitvoering) Dometic Z Als het apparaat in gebruik is, altijd ten minste één ventilatieklep openen. Z De verwarming van het voertuig kan in de winter door de klimaatregeling worden ondersteund, maar niet hierdoor worden vervangen. Z Neem ook de gebruiksaanwijzing van de fabrikant in acht. Afb.
Inbouwapparatuur 9 Afb. 112 Klimaatregeling (Dometic) Lichtdiode Luchtstroom Luchtstroom instellen: De lichtdiode (LED) (Afb. 112,4) aan de dakunit (Afb.
9 Inbouwapparatuur 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Symbool automatisch Symbool koeling Symbool verwarming Weergave temperatuur (ingesteld) Indicatie ventilatiesnelheid Toets temperatuurverhoging Toets "ON/OFF" Toets temperatuurverlaging Toets ventilatortoerental Toets bedrijfsmodus ("Mode") Display Afb. 113 Afstandsbediening 1 2 3 Controlelicht netaansluiting Weergave temperatuur (actueel) Controlelicht bedrijfsmodus Groen: Koeling Rood: Verwarming Afb.
Inbouwapparatuur 9 X In gesloten ruimtes (bijv. garages) de boiler nooit op gas laten werken. Vergiftigings- en verstikkingsgevaar! X Het water in de boiler kan tot 65 °C worden verwarmd. Gevaar voor brandwonden! Z Boiler nooit aanzetten zonder waterinhoud. Z Boiler bij vorstgevaar leegmaken, als de boiler niet in gebruik is. Z Boiler uitsluitend met maximale temperatuurinstelling gebruiken als er veel warm water nodig is. Hierdoor wordt de boiler beschermd tegen verkalking.
9 Inbouwapparatuur Veiligheids-/aftapventiel De boiler is uitgerust met een veiligheids-/aftapventiel (Afb. 116). Het veiligheids-/aftapventiel voorkomt, dat het water in de boiler bevriest als bij vorst de verwarming niet is ingeschakeld. Z Veiligheids-/aftapventiel openen en de boiler leegmaken, als het voertuig langere tijd niet wordt gebruikt. Z Bij temperaturen onder 2 °C gaat het veiligheids-/aftapventiel automatisch open.
Inbouwapparatuur 9 Variant: Boiler met gasen 230-V-elektragebruik Z Het 230-V-elektragebruik is alleen mogelijk, als het voertuig op de 230-V- voorziening is aangesloten. Z De capaciteitsstand bij het 230-V-elektragebruik zo kiezen dat deze met de beveiliging van de 230-V-aansluiting overeenkomt (900 W bij 3,9-A-zekering, 1800 W bij 7,8-A-zekering).
9 Inbouwapparatuur Boiler leegmaken: Op het bedieningspaneel (Afb. 115) de draaischakelaar (Afb. 115,2) op " " zetten. Het veiligheids-/aftapventiel openen. Hiervoor de draaiknop (Afb. 116,1) parallel ten opzichte van het veiligheids-/aftapventiel draaien. De draaiknop (Afb. 116,2) springt naar buiten. De boiler wordt via het veiligheids-/ aftapventiel naar buiten toe afgetapt. Controleren, of het water uit de boiler volledig wegloopt (ca. 12 liter).
Inbouwapparatuur 9 De bedieningselementen voor het gaskooktoestel bevinden zich direct op het kooktoestel. Handmatige ontsteking Het gaskooktoestel moet handmatig worden aangestoken. Afb. 118 Gaskooktoestel Inschakelen: De hoofdafsluitkraan op de gasfles en gasafsluitkraan "Kookplaat" openen. Afdekking (Afb. 118,1) van het gaskooktoestel openen. Draairegelaar (Afb. 118,2) van de gewenste brander in de ontstekings- stand (grote vlam) draaien. De draairegelaar indrukken en ingedrukt houden.
9 Inbouwapparatuur 9.6 Koelkast Tijdens de rit de koelkast alleen via het 12-V-boordnet gebruiken. Bij hoge omgevingstemperaturen bereikt de koelkast geen volle koelcapaciteit meer. Bij hoge buitentemperaturen is de volledige koelcapaciteit van het koelaggregaat alleen gegarandeerd, als de koelkast voldoende wordt geventileerd. Om een betere ventilatie te verkrijgen, kunnen de koelkast-ventilatieroosters worden weggenomen.
Inbouwapparatuur 9.6.2 Gebruikswijzen 9 Gebruik (Dometic 8-serie met handmatig energiekeuzesysteem HES) De koelkast heeft 3 gebruikswijzen: z Gasgebruik z 230 V wisselspanning z 12 V gelijkspanning De gebruikswijze wordt ingesteld via het bedieningspaneel aan de voorzijde van de koelkast. Z Slechts één energiebron inschakelen. Z De koelkast heeft altijd 12-V-regelspanning nodig, onafhankelijk van de omstandigheid met welke energiesoort hij wordt gebruikt.
9 Inbouwapparatuur Uitschakelen: Druk de inschakelaar/energiekeuzeschakelaar 2 seconden lang in. De koelkast is uitgeschakeld. Gasafsluitkraan "Koelkast" en hoofdafsluitkraan op de gasfles sluiten. Elektrisch gebruik Z De gasafsluitkraan "Koelkast" sluiten als de koelkast op elektriciteit werkt. De koelkast kan werken met de volgende spanningen: z 230 V wisselspanning z 12 V gelijkspanning 230-V-gebruik inschakelen: De inschakelaar/energiekeuzeschakelaar (Afb.
Inbouwapparatuur 9.6.3 9 Gebruik (Dometic 8-serie met een automatisch energiekeuze-systeem AES) Gebruikswijzen Afb.
9 Inbouwapparatuur Als het automatisch gebruik is gekozen, de 230-V-voorziening niet aangesloten en de voertuigmotor uitgeschakeld is, kiest het AES de voeding met gas. Bij het selecteren van het gebruik op gas wordt de ontstekingsbeveiliging automatisch geopend, zodat er gas naar de brander kan stromen. Tegelijkertijd wordt de elektronische ontsteker ingeschakeld. Wordt de gasvlam bijv. door een windstoot gedoofd, dan wordt de ontsteker onmiddellijk geactiveerd en steekt deze het gas weer aan.
Inbouwapparatuur 9 Z Verdere informatie ontlenen aan de aparte gebruiksaanwijzing "Koelkast". 9.6.4 Vergrendeling van de koelkastdeur Afhankelijk van het model heeft de koelkast een apart vriesvak. De informatie in deze sectie geldt ook voor de deur van het vriesvak. Z Tijdens de rit moet de koelkastdeur altijd gesloten en in de gesloten stand gearreteerd zijn. Z Als de koelkast is uitgeschakeld, de koelkastdeur in ventilatiestand vast- zetten. Zo kan schimmelvorming worden vermeden.
9 Inbouwapparatuur Afb. 126 Sluiting in normale stand In ventilatiestand vergrendelen: Afb. 127 Sluiting in ventilatiestand De koelkastdeur openen. De ontgrendeling (Afb. 126,2) indrukken. De sluiting (Afb. 126,1) naar voren schuiven (Afb. 127). Als de koelkastdeur nu wordt gesloten, blijft de koelkastdeur op een kier geopend staan.
Sanitaire inrichting Hoofdstukoverzicht 10 10Sanitaire inrichting In dit hoofdstuk staan instructies voor de sanitaire inrichtingen van het voertuig. De instructies hebben betrekking op: z z z z z z 10.1 de watertank de afvalwatertank de afvalwatertankverwarming de complete waterinstallatie de toiletruimte het toilet Watervoorziening, algemeen X Watertank alleen vullen uit verzorgingsinstallaties met aantoonbare drinkwaterkwaliteit.
10 Sanitaire inrichting 10.2 10.2.1 Watertank Vulhoeveelheden Z In de watertank past 120 l. De vulhoeveelheid is echter om bijladingsre- denen tot 60 l beperkt (geïnstalleerde overloop). Het paneel is niet op deze vulhoeveelheid aangepast. De vulpeilindicatie op het paneel toont het daadwerkelijk vulpeil van de watertank. Indien nodig resp. als de resterende bijlading groot genoeg is, kan de watertank tot zijn daadwerkelijke volume worden gevuld. Daarvoor de overloop sluiten.
Sanitaire inrichting 10.2.3 10 Overloop sluiten/openen X Bij het vullen van de watertank de technisch toegelaten totale massa van het voertuig in acht nemen. Als de watertank vol is, moet de bagage overeenkomstig worden gereduceerd. Afb. 129 Watertank met draaigreep Sluiten: Op de watertank de draaigreep (Afb. 129,1) met de klok mee tot de aan- slag draaien. Watertank met drinkwater vullen. Openen: Op de watertank de draaigreep (Afb. 129,1) tegen de klok in tot de weer- stand draaien.
10 Sanitaire inrichting 10.3 Afvalwatertank Z Nooit kokend water direct in de afvoer gieten. Kokend water kan tot vervor- mingen en lekken in het afvalwater-buizensysteem leiden. Z De afvalwatertank alleen leegmaken op daarvoor aangewezen sanitairsta- tions op campings of staanplaatsen. 10.3.1 Afvalwater aftappen Z Bij vorstgevaar de afvalwatertank met zo'n hoeveelheid antivries (bijv. keu- kenzout) vullen, dat het afvalwater niet kan bevriezen. Afb. 131 Aftapkraan Afb.
Sanitaire inrichting 10.3.2 10 Afvalwatertankverwarming (speciale uitvoering) Afb. 133 Bedieningsschakelaar De afvalwatertank kan worden verwarmd en is geïsoleerd. De geïntegreerde vorstbewaker beschermt het afvalwater tegen bevriezing. De vorstbewaker kan met een schakelaar (Afb. 133) aan de voorkant van de kist of het bed worden ingeschakeld en uitgeschakeld. De vorstbewaker begint met het verwarmen van het afvalwater, zodra de watertemperatuur tot ca. 5 °C is gedaald.
10 Sanitaire inrichting Evt. de waterpomp op het paneel inschakelen. Waterinstallatie reinigen resp. ontsmetten. Veiligheids-/aftapventiel (Truma) sluiten. Daarvoor de draaiknop dwars ten opzichte van het veiligheids-/aftapventiel draaien en de drukknop indrukken. Bij temperaturen onder de 6 °C kan het veiligheids-/aftapventiel niet worden gesloten. Daarom de woonruimteverwarming inschakelen en wachten tot de temperatuur bij het veiligheids-/aftapventiel boven 6 °C ligt. Alle aftapkranen sluiten.
Sanitaire inrichting Afb. 136 Aftapkraan (met kiphendel) 10 Afb. 137 Aftapkraan (met draaikap) Als volgt te werk gaan om de waterinstallatie voldoende leeg te maken en te ventileren. Zo wordt vorstschade vermeden: Voertuig horizontaal zetten. Waterpomp op het paneel uitschakelen. De 12-V-voorziening op het paneel uitschakelen. Boiler uitzetten (zie sectie 9.4). Alle aftapkranen openen. Daartoe de kiphendel van de aftapkraan (Afb. 136,1) verticaal zetten of de kap van de aftapkraan (Afb.
10 Sanitaire inrichting 10.6 Toiletruimte Z Geen zware lasten in de douchebak zetten. De douchebak of andere delen in de toiletruimte kunnen beschadigd raken. Z Om te ventileren tijdens of na het douchen of om natte kleding te drogen de deur van de toiletruimte sluiten en het raam of het dakluik van de toiletruimte openen. De lucht kan dan beter circuleren. Z Het douchegordijn bij het douchen volledig sluiten, zodat er geen water tussen de wasruimtewand en de douchebak kan komen.
Sanitaire inrichting 10.7.1 10 Zwenkbaar toilet (Thetford C-200) Z De Thetford-cassette kan alleen worden verwijderd als de schuif is gesloten. Afb. 138 Bevestigingsbeugel trekken Toilet voorbereiden: Het luik voor de Thetford-cassette openen en de bevestigingsbeugel naar boven trekken, om de Thetford-cassette te verwijderen. Afb. 139 Thetford-cassette uitnemen Thetford-cassette tot aan de aanslag recht naar buiten trekken. Thetford-cassette licht kantelen en daarna geheel naar buiten trekken.
10 Sanitaire inrichting Afb. 141 Toiletvloeistof vullen Aangegeven hoeveelheid toiletvloeistof in de Thetford-cassette gieten. Daarna zoveel water bijvullen, tot de bodem van de Thetford-cassette hele- maal is bedekt. Aftapaansluiting met de afsluitdeksel sluiten. Aftapaansluiting terugdraaien. Z Bij het inschuiven geen geweld gebruiken. De Thetford-cassette kan beschadigen. Afb. 142 Thetford-cassette inschuiven Thetford-cassette op zijn plaats terugschuiven. Afb.
Sanitaire inrichting 10 Afb. 144 Toiletpot draaien Toilet gebruiken: Toiletpot in comfortabele positie draaien. Afb. 145 Voorspoelen Toiletpot met een beetje water vullen. Daarvoor de spoelknop indrukken. De spoeling duurt zolang de spoelknop ingedrukt blijft. Toilet gebruiken. Cassette C-200 S Bij de cassette C-200 S als volgt te werk gaan om het toilet te spoelen: Afb. 146 Schuif bedienen Schuif openen. Daarvoor de schuifhendel tegen de klok in schuiven.
10 Sanitaire inrichting Afb. 147 Spoeling bedienen Toilet spoelen. Daarvoor de spoelknop indrukken. Na het spoelen de schuif sluiten. Z De Thetford-cassette kan alleen worden verwijderd als de schuif is gesloten. Afb. 148 Thetford-cassette uitnemen Thetford-cassette leegmaken: Het luik voor de Thetford-cassette openen en de bevestigingsbeugel naar boven trekken, om de Thetford-cassette te verwijderen. Thetford-cassette tot aan de aanslag recht naar buiten trekken.
Sanitaire inrichting 10 Afb. 150 Thetford-cassette leegmaken Aftapaansluiting naar boven draaien. Het afsluitdeksel van de aftapaansluiting verwijderen. Thetford-cassette met de aftapaansluiting naar beneden richten. Beluchtingsknop met de duim indrukken. De Thetford-cassette loopt leeg. Thetford-cassette met veel vers water uitspoelen. Aftapaansluiting met de afsluitdeksel sluiten. Aftapaansluiting terugdraaien. Afb.
10 138 Sanitaire inrichting Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
Verzorging Hoofdstukoverzicht 11 11Verzorging In dit hoofdstuk staan instructies voor de verzorging van het voertuig. De instructies hebben betrekking op: z z z z z z de buitenkant van het voertuig het interieur de waterinstallatie de afzuigkap de klimaatregeling het wintergebruik Aan het eind van het hoofdstuk vindt u checklists met maatregelen, die u moet uitvoeren als u het voertuig lange tijd niet gebruikt.
11 Verzorging 11.1.3 Voertuig wassen Z Het voertuig nooit in wasstraten laten reinigen. In de koelkast-ventilatie- roosters, gasafvoerschoorstenen, de ontluchtingsopeningen van de afzuigkappen of in de kunstmatige ventilatieopeningen kan water binnendringen. Het voertuig kan beschadigd worden. Het voertuig alleen op een wasplaats reinigen, die voor het wassen van voertuigen is bestemd. Direct zonlicht vermijden. Maatregelen ter bescherming van het milieu in acht nemen.
Verzorging 11.1.5 11 Onderkant De vloer aan de onderkant van het voertuig is gedeeltelijk van een verouderingsbestendige bodembescherming voorzien. Bij beschadigingen aan de bodembescherming deze meteen laten herstellen. Vlakken die met bodembescherming zijn behandeld, niet behandelen met spray-olie. Z Alleen producten gebruiken die door de fabrikant zijn vrijgegeven. Onze geautoriseerde dealers en servicepunten adviseren u graag. 11.1.6 Afvalwatertank De afvalwatertank na ieder gebruik reinigen.
11 Verzorging Z Voor informatie over het gebruik van verzorgingsmiddelen staan onze ser- vicepunten tot uw beschikking. Meubeloppervlakken, meubelgrepen, lampen en alle kunststof delen in het toilet en de woonruimte reinigen met water en een wollen doek. Bij het water kan een zacht reinigingsmiddel gedaan worden. Indien nodig gelakte oppervlakken met polijstmiddel voor meubels verzorgen. Reinig kussenstof met droog kussenschuim of met het schuim van een zacht wasmiddel.
Verzorging 11.3.2 11 Waterleidingen reinigen Z Alleen geschikte reinigingsmiddelen uit de vakhandel gebruiken. Z Uitstromend mengsel van water met reinigingsmiddel opvangen en vak- kundig als afval afvoeren. Waterinstallatie leegmaken. Alle aftapopeningen en aftapkranen sluiten. Watertank vullen met mengsel van water en reinigingsmiddel. Daarbij de mengverhouding uit de voorschriften van de fabrikant in acht nemen. De aftapkranen één voor één openen.
11 Verzorging Alle waterkranen op "Warm" zetten en openen. Waterkranen zolang geopend laten, tot het mengsel van water en ontsmet- tingsmiddel de afvoeropening heeft bereikt. Alle waterkranen op "Koud" zetten en openen. Waterkranen zolang geopend laten, tot het mengsel van water en ontsmet- tingsmiddel de afvoeropening heeft bereikt. Alle waterkranen sluiten. Toilet meermaals doorspoelen. Het ontsmettingsmiddel volgens de voorschriften van de fabrikant laten inwerken.
Verzorging 11.5.2 11 Telair De filter en de ventilatieroosters aan de buitenkant van de behuizing zo nu en dan reinigen. Hoevaak een reiniging nodig is, is afhankelijk van hoevaak de klimaatregeling wordt gebruikt. De filter en de ventilatieroosters niet pas reinigen als de capaciteit van de klimaatregeling merkbaar minder wordt. Z Voor het reinigen van de filter uitsluitend milde reinigingsoplossingen en nooit benzine of oplosmiddelen gebruiken.
11 Verzorging In de opwarmfase van het voertuig de verwarming op de hoogste stand zetten en dakopbergkasten, gordijnen en rolgordijnen openen. Daardoor wordt een optimale be- en ontluchting bereikt. Alleen verwarmen als ook de circulatieluchtinstallatie is ingeschakeld. 's Ochtends alle kussens verwijderen, de opbergcompartimenten venti- leren en vochtige plekken drogen. Z Als er ergens condenswater is ontstaan, veeg dit dan weg.
Verzorging Activiteiten Opbouw 11 Gedaan Alle schoorstenen met de passende afdekkappen afsluiten en alle andere openingen (behalve de kunstmatige ventilatie) afdichten. Zo wordt het binnendringen van dieren (bijv. muizen) verhinderd Om de vorming van condenswater en daaruit resulterende schimmelvorming te voorkomen, het interieur, alle van buitenaf toegankelijke opbergruimten en de staanplaats (bijv.
11 Verzorging Activiteiten Opbouw Gedaan Voertuig van buiten grondig reinigen Kunstmatige ventilatieopeningen open laten Aangebouwde steunen reinigen en smeren Alle deur- en luikenscharnieren reinigen en smeren Vergrendelingen met olie of glycerine insmeren Alle dichtrubbers inwrijven met talkpoeder Cilinderslot met grafietpoeder behandelen Interieur Luchtontvochtiger opstellen Kussens uit het voertuig halen en droog bewaren Iedere 3 weken de binnenruimte ventileren Alle kasten en opbergcompartimenten
Verzorging Activiteiten Elektrische installatie 11 Gedaan 230-V-voorziening via buitencontactdoos aansluiten Woonruimteaccu en startaccu vol laden Z Accu na stilstand tenminste 20 uur laden. Woonruimteaccu aansluiten op het 12-V-boordnet. Daarvoor de accu-scheidingsschakelaar op het elektroblok inschakelen (zie hoofdstuk 8) Werking controleren van de elektrische installatie, bijv.
11 150 Verzorging Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
Onderhoud Hoofdstukoverzicht 12 12Onderhoud In dit hoofdstuk staan instructies voor inspectie- en onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig. De onderhoudsinstructies hebben betrekking op: z z z z de deuren de woonruimteaccu de standverwarming het vervangen van gloeilampen Aan het einde van het hoofdstuk vindt u belangrijke instructies voor het bezorgen van reserveonderdelen. 12.1 Inspectiewerkzaamheden Zoals ieder technisch apparaat moet het voertuig met regelmatige intervallen worden geïnspecteerd.
12 Onderhoud 12.4 Woonruimteaccu Z Bij het vervangen van de accu, alleen accu's van hetzelfde type gebruiken (zelfde capaciteit en spanning, met vaste cyclus). Z In geen geval conventionele auto-accu's (startaccu's) gebruiken. Een lood- zuur-accu mag niet worden vervangen door een lood-gel-accu. Z Geen zogenaamde verbeteringsmiddelen gebruiken. Om een langere levensduur van de accu te bereiken, de volgende instructies in acht nemen: Oppervlak van de accu schoon en droog houden.
Onderhoud 12 Afb. 153 Gloeilamptypen Pos. in Afb.
12 Onderhoud 12.6.3 Verlichting zijkant 1 2 3 Contourverlichting Voortentverlichting Breedtelicht Afb. 155 Verlichting zijkant Contourverlichting De contourverlichting (Afb. 155,1) is boven in het zijwandgedeelte van het voertuig aangebracht. Behuizing eraf trekken. Gloeilamp verwijderen. Nieuwe gloeilamp plaatsen. Lamp in omgekeerde volgorde in elkaar zetten. Breedtelichten Voortentverlichting De breedtelichten (Afb. 155,3) zijn onderaan het voertuig aangebracht.
Onderhoud 12 X Gloeilampen ontoegankelijk voor kinderen bewaren. X Geen gloeilamp gebruiken die is gevallen of die krassen heeft in het glas. De gloeilamp zou kunnen springen. X Lampen kunnen zeer heet worden. Als de lamp is ingeschakeld, moet de veiligheidsafstand tot brandbare voorwerpen altijd 30 cm bedragen. Brandgevaar! X LED's in lampen niet vervangen met gewone gloeilampen. Brandgevaar door sterke hitteontwikkeling. Z Een nieuwe gloeilamp niet vastpakken met de vingers.
12 Onderhoud Lamp vervangen: Halogeenspotlight (Afb. 158,1) 90° draaien en uit de rail nemen. Lampenkap (Afb. 158,3) tegen de klok in draaien. Lampenkap met halogeengloeilamp (Afb. 158,4) voorzichtig uit de fitting (Afb. 158,2) trekken. Halogeengloeilamp verwijderen. Lampenkap op de fitting schroeven. Nieuwe halogeengloeilamp in de lampenkap plaatsen en in de fitting drukken. Halogeenlamp in de rail plaatsen. Z Als hulpmiddel voor het vervangen van lampen is een zuignap (Afb.
Onderhoud 12 toebehoren controleren of dit in de voertuigpapieren geregistreerd moet worden. Let op de technisch toegelaten totale massa. De geautoriseerde dealer of het servicepunt adviseert u graag. 12.9 Typeplaatje 1 Chassisnummer Afb. 160 Typeplaatje Het typeplaatje (Afb. 160) met het chassisnummer is binnen in het instapgedeelte aangebracht. Typeplaatje niet verwijderen.
12 158 Onderhoud Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
Wielen en banden Hoofdstukoverzicht 13 13Wielen en banden In dit hoofdstuk staan instructies voor de banden van het voertuig. De instructies hebben betrekking op: z z z z de keuze van de banden de omgang met de banden het verwisselen van de wielen de reservewielhouder Aan het einde van het hoofdstuk vindt u een tabel, waarin de correcte bandenspanning voor uw voertuig kan worden gevonden. 13.1 Algemeen X Regelmatig voor het begin van de rit of iedere 2 weken de bandenspan- ning controleren.
13 Wielen en banden Afb. 161 Wielmoeren of wielschroeven kruisgewijs aandraaien Wielmoeren of wielschroeven regelmatig controleren op vastzitten. Wiel- moeren of wielschroeven van een vervangen wiel na 50 km kruisgewijs aandraaien (Afb. 161). Aandraaimoment zie sectie 13.5.2. Als er nieuwe of pas gelakte velgen worden gebruikt, dan de wielmoeren of wielschroeven extra na ca. 1.000 tot 5.000 km aandraaien.
Wielen en banden 13.3 215/70 R 15C 109/107 Q (voorbeeld) 13.4 13 Aanduidingen op de band Naam Verklaring 215 Breedte van de band in mm 70 Verhouding hoogte tot breedte van de band in procent R Bandentype (R = radiaal) 15 Velgdiameter in inch C Commercial (Transporter) 109 Getal draagkracht enkele banden 107 Getal draagkracht dubbele banden Q Snelheidssymbool (Q = 160 km/u) Omgang met banden Over stoepranden in een stompe hoek rijden.
13 Wielen en banden X De wagenkrik nooit onder de opbouw, maar onder de as zetten. X De wagenkrik nooit overbelasten. De maximaal toegelaten belasting is op het typeplaatje op de wagenkrik aangegeven. X De wagenkrik alleen voor het kortstondig optillen van het voertuig tijdens het verwisselen van de band inzetten. X Terwijl het voertuig is opgetild, mogen zich geen personen in het voer- tuig bevinden. X De motor niet starten, terwijl het voertuig is opgetild.
Wielen en banden 13 Lichtmetalen velg Borbet Afb. 162 Lichtmetalen velg Borbet z Lichtmetalen velg 15" Borbet HW65560: Aandraaimoment 130 Nm z Lichtmetalen velg 16" Borbet HW65660: Aandraaimoment 130 Nm Lichtmetalen velg Tomason Afb. 163 Lichtmetalen velg Tomason z Lichtmetalen velg 15" Tomason TN3F-6515: Aandraaimoment 180 Nm z Lichtmetalen velg 16" Tomason TN3F-6516: Aandraaimoment 180 Nm Lichtmetalen velg Goldschmitt Afb.
13 Wielen en banden 13.6 Bandenspanning X Een te lage bandenspanning leidt tot oververhitting van de band. Dit kan zware schade in de band tot gevolg hebben. X Regelmatig voor het begin van de rit of iedere 2 weken de bandenspan- ning controleren. Een verkeerde bandenspanning veroorzaakt overmatige slijtage en kan de banden beschadigen of zelfs doen klappen. Het voertuig kan uit controle raken. X Alleen ventielen gebruiken die voor de voorgeschreven bandenspan- ning zijn toegelaten.
Wielen en banden Typen Bandenmaat Luchtdruk voor in bar Alle typen 225/75 R 16 C (116/114) Q 4,5 5,0 Alle typen met camperbanden 225/75 R 16 CP (116/114) Q 5,5 5,5 Alle typen met winterbanden (M+S) 225/75 R 16 C (116/114) Q 5,2 5,2 Alle typen 225/75 R 16 C (116/114) Q (tandem-as) 4,5 3,5 Alle typen met camperbanden 225/75 R 16 CP (116/114) Q (tandem-as) 5,5 3,5 Alle typen met winterbanden (M+S) 225/75 R 16 C (116/114) Q (tandem-as) 5,2 3,5 13 Luchtdruk achter in bar De voertuige
13 166 Wielen en banden Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
Storingsopsporing 14 Hoofdstukoverzicht 14Storingsopsporing In dit hoofdstuk staan instructies voor mogelijke storingen aan uw voertuig. De storingen zijn met hun mogelijke oorzaak en een suggestie voor de remedie vermeld.
14 Storingsopsporing Storing Oorzaak Remedie Startaccu of woonruimteaccu wordt bij aansluiting op 230 V niet opgeladen Platte Jumbo-zekering (50 A) aan de startaccu of aan de woonruimteaccu defect Platte Jumbo-zekering (50 A) aan de startaccu of aan de woonruimteaccu vervangen Laadmodule in het elektroblok defect Klantenservice opzoeken Woonruimteaccu wordt door het voertuig niet opgeladen Zekering van dynamo klem D+ defect Zekering vervangen Scheidingsrelais in het elektroblok defect Klantense
Storingsopsporing Storing Oorzaak Remedie Controlelicht 12 V brandt niet 12-V-voorziening uitgeschakeld 12-V-voorziening inschakelen Accu-scheidingsschakelaar op elektroblok uitgeschakeld Accu-scheidingsschakelaar inschakelen Startaccu of woonruimteaccu niet geladen Startaccu of woonruimteaccu laden Scheidingsrelais in het elektroblok defect Klantenservice opzoeken Platte zekering (2 A) aan de woonruimteaccu defect Platte zekering (2 A) aan de woonruimteaccu vervangen 230-V-beveiligingsautomaa
14 Storingsopsporing 14.4 Verwarming/boiler Bij een defect de dichtstbijzijnde servicewerkplaats van het betreffende apparaat informeren. Bij de papieren van het apparaat zit een adressenlijst. Alleen geautoriseerde vaklieden mogen het apparaat repareren. Storing Oorzaak Remedie Verwarming ontsteekt niet Temperatuursensor aan het bedieningspaneel of afstandssensor defect Stekker aan het bedieningspaneel aftrekken. De verwarming functioneert dan zonder thermostaat.
Storingsopsporing 14.5 14.5.
14 Storingsopsporing 14.6 Gaskooktoestel Storing Oorzaak Remedie Ontstekingsbeveiligingen reageren niet (vlam brandt na het loslaten van de regelgreep niet) Te korte opwarmtijd Na ontsteking de regelgreep ca. 15 tot 20 seconden ingedrukt houden Ontstekingsbeveiliging defect Klantenservice opzoeken Ontstekingsbeveiligingsvoeler niet correct Ontstekingsbeveiligingsvoeler correct instellen (niet buiten). De sensorpunt moet 5 mm boven de brander uitsteken.
Storingsopsporing Storing LED " " knippert 14 Oorzaak Remedie Gastekort Hoofdafsluitkraan en gasafsluitkraan openen Volle gasfles aansluiten Spinnenwebben of verbrandingsresten in de verbrandingskamer Buiten aan het voertuig het ventilatierooster verwijderen en de verbrandingskamer reinigen LED's voor de indicatie van de temperatuurstand knipperen Temperatuursensor defect Klantenservice opzoeken LED " " en LED's voor de indicatie van de temperatuurstand knipperen 230-V-verwarmingselement defect
14 Storingsopsporing Storing Oorzaak Remedie Tekst "GAS" knippert Gastekort Hoofdafsluitkraan en gasafsluitkraan openen Volle gasfles aansluiten Spinnenwebben of verbrandingsresten in de verbrandingskamer Buiten aan het voertuig het ventilatierooster verwijderen en de verbrandingskamer reinigen LED's voor de indicatie van de temperatuurstand knipperen Temperatuursensor defect Klantenservice opzoeken Tekst "HE1" knippert 230-V-verwarmingselement defect Klantenservice opzoeken Tekst "HE2" knipp
Storingsopsporing Storing Oorzaak Remedie Indicatie voor afvalwater en water geeft een onjuiste waarde aan Meetsonde in afvalwatertank of watertank vervuild Afvalwatertank/watertank reinigen Meetsonde defect Meetsonde vervangen Afvalwatertank kan niet worden geleegd Aftapkraan verstopt Reinigingsdeksel van afvalwatertank openen en afvalwater weg laten lopen.
14 Storingsopsporing 14.
Speciale uitvoeringen 15.1 Gewichten van speciale uitvoeringen 15 15Speciale uitvoeringen X Niet door ons vrijgegeven toebehoren-, aan-, om- of inbouwdelen kunnen het voertuig beschadigen en tot een verminderde verkeersveiligheid leiden. Zelfs als er voor deze onderdelen een goedkeuring van een deskundige, een algemene bedrijfstoelating of een goedkeuring van de constructie bestaat, bestaat daarmee nog geen zekerheid ten aanzien van de reglementaire kwaliteit van het product.
15 178 Speciale uitvoeringen Benaming artikel Extra gewicht (kg) GVK-dak 30 Achterraam 3 Verwarming Truma Combi 6 3 Hor, deur (volledige hoogte) 4 Klimaatregeling (Dometic) 40 Klimaatregeling bestuurderscabine 18 Klimaatregeling (Telair) 34 Comfortabele zitbank 10 Brandstoftank 120 l 50 Koelkast (160 l) 14 Dynamo 180 Ah 2 Markies 300 cm 28 Markies 350 cm 33 Minisafe 12 Motorhouder 38 Motorhouder in garage achter 12 Navigatiesysteem 1 Mistlampen 4 Parkeerafstandscontro
Speciale uitvoeringen Motorvarianten Uitrustingspakketten Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL 15 De massa in rijklare toestand heeft betrekking op het basisvoertuig. Wanneer een krachtigere motor is ingebouwd, wordt de massa in rijklare toestand verhoogd. Motorvariant Extra gewicht (kg) 2,3 Mjet 15 3,0 Mjet 50 2,3 Mjet Maxi 55 3,0 Mjet Maxi 90 De uitrustingspakketten zijn modelafhankelijk.
15 180 Speciale uitvoeringen Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
Technische gegevens 16.1 Verklaringen Aanzicht plattegronden z z z z z z z z z z 16 16Technische gegevens (1) Zekering 230 V (2) Elektroblok met zekeringen 12 V (3) Woonruimteaccu met hoofdzekering (4) Waterpomp in het tankbereik gemonteerd (5) Aftapkraan afvalwatertank (6) Veiligheids-/aftapventiel (7) Boiler/verwarming (8) Aftapkraan water (9) Watertank * Onder het voertuig Gegevens zonder garantie Afb. 166 Plattegrond T 600 Brevio Afb. 167 Plattegrond T 640 Brevio (stand 07/2012) 16.
16 Technische gegevens 16.3 Stroomvoorziening Netaansluiting Veiligheidsklasse I 230 V (± 10 %), 47 - 63 Hz Netaansluitingswaarde 400 VA Geschikte accu's 6-cellige lood-zuur- en lood-gel-accu's vanaf 55 Ah Laadkarakteristiek IUoU Laadeindspanning 14,3 V Laadstroom 18 A in totale netspanningsbereik, elektronisch begrensd 18 A Druppelladingsspanning Automatische omschakeling 13,8 V Vernieuwde laadcyclus (omschakeling op "hoofdladen") Bij < ca. 13,8 V accuspanning (met ca. 5 sec.
Nuttige tips Hoofdstukoverzicht 17 17Nuttige tips In dit hoofdstuk vindt u nuttige tips voor de reis. De instructies hebben betrekking op: z z z z z z de hulp in Europese landen de verkeersbepalingen in Europese landen de gasvoorziening in Europese landen de bepalingen m.b.t. tol in Europese landen het veilig overnachten onderweg de wintercamping Aan het einde van het hoofdstuk vindt u een checklist, waarin de belangrijkste uitrustingen en voorwerpen voor de reis kunnen worden gevonden. 17.
17 Nuttige tips Land Redding Politie Wegenwacht Duitsland 112 ADAC 22 22 22 1) 110 Estland 112 EESTI (0) 6 97 91 88/18 88 1) 110/112 Finland 112 Helsinki (09) 77 47 64 00 112 Frankrijk 15/112 Lyon (08) 25 80 08 22 17 Griekenland 112/166 ELPA 104 00 100/112 Groot-Brittannië 112 AA (08 00) 0 28 90 18 112 Ierland 112 AA Dublin 18 00 66 77 88 112 IJsland 112 F.I.
Nuttige tips Land Redding Politie Wegenwacht Roemenië 961/112 1) ACR (021) 2 22 22 22 17 955/112 1) Rusland 03 RAS 8- (4 95) 7 47 66 66 02 Zweden 112 (08) 6 90 38 00 112 Zwitserland 144 117/112 Servië TCS 1 40/03 18 50 53 11 1) 1) 94 AMSS 987 92 Slowakije 112 SATC 1 81 24 112 Slovenië Spanje 112 113 AMZS (1) 9 87/ 00386 1 5 30 53 53 1) 061/112 1) RACE 9 15 93 33 33 112 Tsjechische Republiek 112 UAMK CR 12 30 112 Turkije 112 TTOK (02 12) 2 82 81 40 155/112 1) Oekraïne 03 11
17 Nuttige tips Vakantieland Snelheidsbeperking in km/h Bebouwde kom Buiten de bebouwde kom Tot/ boven 3,5 t 1) Tot 3,5 t Boven 3,5 t 1) Snelweg Tot 3,5 t Promillage Boven 3,5 t 1) Vereiste verlichting overdag België 50 90 90 120 90 0,5 Nee Bosnië en Herzegovina 50 80 80 130 130 0,3 Ja Bulgarije 50 90 70 130 130 0,5 Nov.
17 Nuttige tips Vakantieland Snelheidsbeperking in km/h Bebouwde kom Buiten de bebouwde kom Tot/ boven 3,5 t 1) Tot 3,5 t Boven 3,5 t 1) Snelweg Tot 3,5 t Promillage Boven 3,5 t 1) Vereiste verlichting overdag Noorwegen 50 80100 8) 80 90100 5) 80 0,2 Ja Oostenrijk 50 100 70 130 80 0,5 Nee Polen 50 12) 90100 8) 7080 8) 140 80 0,2 Ja Portugal 50 90100 5) 8090 5) 120 110 0,5 Nee Roemenië 50 8090 8) 8090 8) 120 110 0,0 Ja Zweden - 5) - 5) - 5) - 5) - 5)
17 Nuttige tips 13) Ook op snelwegachtige wegen. In enkele landen gelden voor beginnende chauffeurs aparte regels. Stand 2012 Bron: ADAC Gegevens zonder garantie 17.4 Overnachten in het voertuig buiten campings Land Overnachten op wegen en pleinen Overnachten op privé-terrein ja ja België X Bulgarije X Denemarken X Duitsland X Finland Frankrijk nee X Op parkeerplaats langs de snelweg max.
Nuttige tips Land Noorwegen Overnachten op wegen en pleinen Overnachten op privé-terrein ja ja nee X X Officieel verbod op parkeerplaatsen langs de snelweg en op gecultiveerde terreinen.
17 Nuttige tips 17.5 Gasvoorziening in Europese landen Z In Europa bestaan er verschillende aansluitsystemen voor gasflessen. Het vullen of vervangen van de eigen gasflessen is in het buitenland niet altijd mogelijk. Laat u voor u op reis gaat informeren, bijv. bij de automobielclub of door de vakbladen, over de aansluitsystemen in uw gastland. Algemene tips De volgende instructies altijd in acht nemen: z Alleen met volle gasflessen op vakantie gaan.
Nuttige tips 17 z Alleen waardevolle spullen meenemen die onderweg per se nodig zijn. Waardevolle spullen als dit mogelijk is in een kleine safe opbergen en niet direct in de buurt van ramen of deuren neerleggen. z Het voertuig altijd afsluiten. 17.8 Tips voor winterkampeerders De volgende tips dragen ertoe bij dat winterkamperen aangename herinneringen achterlaat. z Staanplaats op tijd reserveren. Goede wintercampings zijn vaak al snel vol- geboekt. z Niet zonder winterbanden starten.
17 Nuttige tips Keuken Bad/Sanitair Woonruimte Voertuig/Gereedschap 192 Voorwerp Voorwerp Voorwerp Dweil Afwasmiddel Saladebestek Bekers Theedoeken Snijplank Vleesvork Grillbestek Schalen Blikopener Koffiepot Spoelborstel Eierdopjes Kurkentrekker Spoeldoeken IJsblokjesvorm Keukenpapier Lucifers Aansteker Lepels Kopjes Flessenopener Messen Borden Vershoudbakjes Afvalzakken Thermosfles Ontbijtbordjes Pannen Potten Vorken Roerlepels Drinkglazen Handdoeken Toiletborst
Nuttige tips Buitenbereik Documenten Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL 17 Voorwerp Voorwerp Voorwerp Reservezekeringen Compressor Gevarendriehoek Reservewaterpomp Kroonsteentjes Waarschuwingspaneel Hamer Ogen Waarschuwingsvest Gaffelsleutel Slangadapter Waarschuwingsknipperlicht Gasvuladapter Slangklemmen Gasslang Sneeuwkettingen (winter) Afspankoord Campingtafel Slot Blaasbalg Bagagespin Snoer Campingstoelen Grill Tentharingen/spanbanden Adressenlijst
17 194 Nuttige tips Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
Inspectieschema Pos.
18 Inspectieschema Overdracht Pos. 1-10 Stempel van Bürstner-dealer Datum 1e Jaar Handtek. Pos. 1-10 Stempel van Bürstner-dealer Datum 3e Jaar Handtek. Pos. 1-10 Stempel van Bürstner-dealer Datum 5e Jaar Handtek. Pos. 1-10 Stempel van Bürstner-dealer Datum 7e Jaar Handtek. Pos. 1-10 Stempel van Bürstner-dealer Datum 196 Handtek. 2e Jaar Pos. 1-13 Stempel van Bürstner-dealer Datum 4e Jaar Handtek. Pos. 1-13 Stempel van Bürstner-dealer Datum 6e Jaar Handtek. Pos.
Trefwoordenlijst 12-V-boordnet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 12-V-controlelicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 12-V-voorziening Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 Storingsopsporing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168 230-V-aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . 41, 93, 94 Serviceluik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Storingsopsporing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167 230-V-boordnet . . . . . .
Trefwoordenlijst Boiler (Truma) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 Gebruikswijzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 Inbouwplaats . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181 Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 Leegmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 Storingsopsporing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170 Uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 Veiligheids-/aftapventiel . . . . . . . . . . . . .
Trefwoordenlijst E Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81 230-V-aansluiting, storingsopsporing . . . . 167 Opstap, storingsopsporing . . . . . . . . . . . . 167 Storingsopsporing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167 Veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Verklaring van de begrippen . . . . . . . . . . . . 81 Verlichting, storingsopsporing . . . . . . . . . . 167 Elektroblok (EBL 99) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86 Inbouwplaats . . . . .
Trefwoordenlijst Hoofdschakelaar 12 V . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 Hoog gasverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . 12, 73, 169 Hor, dakluik Omni-Vent Openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Hor, dakluik Skyroof Openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 Sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trefwoordenlijst Lederen overtrekken, reinigen . . . . . . . . . . . . . 142 Leeg gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Lekwater in voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174 Lengtemaattabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181 Lichtschakelaar Toiletruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Woonruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Luchtuitstroomopeningen, instellen . . . . . . . . . 104 M Markies . . . . . . . . . .
Trefwoordenlijst Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 167 Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156 Richtingaanwijzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 Rijden met de camper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Rijsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Rolhor, raam Openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 Sluiten . . .
Trefwoordenlijst Thetford-cassette . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133, 136 Bevestigingsbeugel . . . . . . . . . . . . . . 133, 136 Leegmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 Thetford-toilet Gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 Leegmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 Voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 Zekering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Zwenkbaar . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trefwoordenlijst Lampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 Lederen overtrekken . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 Meubeloppervlakken . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 Onderkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 Opstap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 PVC-vloerbedekking . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 Rolhor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 Spoelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trefwoordenlijst Z Zekering 230 V . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 Inbouwplaats . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181 Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Aan de relaisbox AD01 . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Aan de startaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Aan de woonruimteaccu . . . . . . . . . . . . . . . 96 Aan het elektroblok EBL 99 . . . . . . . . . . . . . 96 Op zonneregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trefwoordenlijst 206 Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL