Operation Manual

13Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
Veiligheid
2
2.5.2 Gasflessen
X Als er meerdere gastoestellen voorhanden zijn, dan is voor ieder appa-
raat een gasafsluitkraan vereist. Wanneer gastoestellen niet worden
gebruikt, moet de betreffende gasafsluitkraan worden gesloten.
X Ontstekingsbeveiligingen moeten na uitgaan van de gasvlam binnen
een minuut sluiten. Daarbij is een klik te horen. Werking zo nu en dan
controleren.
X De ingebouwde gastoestellen zijn uitsluitend ontworpen voor gebruik
met propaangas, butaangas of een mengsel van beide gassen. De gas-
drukregelaar alsmede alle ingebouwde gastoestellen zijn ontworpen
voor een bedrijfsdruk van 30 mbar.
X Propaangas is gasvormig tot -42 °C, butaangas daarentegen slechts tot
0 °C. Bij lagere temperaturen is er geen gasdruk meer aanwezig.
Butaangas is niet geschikt voor gebruik in de winter.
X De gasslang op de aansluiting van de gasflessen regelmatig op dicht-
heid controleren. De gasslang mag geen scheurtjes vertonen en niet
poreus zijn. De gasslang uiterlijk 10 jaar na productiedatum in een
erkende werkplaats laten vervangen. De gebruiker van de gasinstallatie
moet voor de vervanging zorgen.
X De gaskast is door zijn functie en constructie een ruimte met opening
naar buiten. De standaard ingebouwde kunstmatige ventilatie nooit
afdekken of dichtzetten. Ontsnappend gas kan anders niet naar buiten
worden weggeleid.
X De gaskast niet als opbergruimte gebruiken, omdat er geen vocht kan
binnendringen.
X De gaskast beveiligen tegen de toegang van onbevoegden. Daarvoor
de toegang afsluiten.
X De hoofdafsluitkraan op de gasfles moet toegankelijk zijn.
X Alleen apparaten op gas (bijv. gasgrill) aansluiten die voor een gasdruk
van 30 mbar zijn bedoeld.
X De gasafvoerbuis moet aan de verwarming en aan de schoorsteen goed
afsluiten en stevig vastzitten. De gasafvoerbuis mag niet beschadigd
zijn.
X De rookgassen moeten onbelemmerd naar buiten kunnen stromen en
de verse lucht moet onbelemmerd toe kunnen treden. Daarom de gas-
afvoerschoorsteen en inlaatopeningen schoon houden en vrijhouden
(bijv. van sneeuw en ijs). De onderrand van het voertuig mag niet met
flappen of door sneeuwwallen worden afgesloten.
X Gasflessen alleen in de gaskast meenemen.
X Gasflessen in de gaskast verticaal plaatsen.
X Gasflessen beveiligd tegen draaien en kantelen vastbinden.
X Als de gasflessen niet op de gasslang zijn aangesloten, altijd de
beschermkap aanbrengen.
X Hoofdafsluitkraan aan de gasfles sluiten voordat de gasdrukregelaar of
de gasslang van de gasfles wordt verwijderd.
X Gasdrukregelaar of gasslang op de gasfles alleen met de hand aan-
sluiten. Geen gereedschap gebruiken.