Operation Manual

14 Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
Veiligheid
2
2.6 Elektrische installatie
2.7 Waterinstallatie
X Voor het gebruik in voertuigen uitsluitend een speciale gasdrukregelaar
met veiligheidsventiel gebruiken. Andere gasdrukregelaars zijn niet toe-
gelaten en voldoen niet aan de hoge eisen.
X Bij temperaturen onder 5 °C ijsbestrijdingsinstallatie (Eis-Ex) voor gas-
drukregelaar gebruiken.
X Alleen gasflessen van 11 kg of 5 kg gebruiken. Campinggasflessen met
ingebouwd terugslagventiel (blauwe flessen met een inhoud van max.
2,5 resp. 3 kg) mogen in uitzonderingsgevallen met een veiligheidsven-
tiel worden gebruikt.
X Voor buitengasflessen zo kort mogelijke slangen gebruiken (max.
150 cm).
X Blokkeer nooit de ventilatieopeningen in de vloer onder de gasflessen.
X Alleen vaklieden aan de elektrische installatie laten werken.
X Voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd aan de elektrische
installatie, alle apparaten en lichten uitschakelen, de accu afklemmen en
het voertuig van het net scheiden.
X Alleen originele zekeringen met juiste waarden gebruiken.
X Defecte zekeringen alleen vervangen, als de foutoorzaak bekend en
verholpen is.
X Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
X Staand water in de watertank of in waterleidingen wordt na korte tijd ond-
rinkbaar. Daarom voor ieder gebruik van het voertuig de waterleidingen
en de watertank grondig reinigen. Na ieder gebruik van het voertuig de
watertank en alle waterleidingen volledig leegmaken.
X Bij stilstand van meer dan één week de waterinstallatie vóór het gebruik
van het voertuig ontsmetten.
Z Als het voertuig gedurende meerdere dagen niet wordt gebruikt of bij vorst-
gevaar niet wordt verwarmd, de totale waterinstallatie leegmaken. Ervoor
zorgen dat de waterpomp op het paneel is uitgeschakeld. De waterpomp
loopt anders warm en kan beschadigd worden. De waterkranen in de mid-
delste stand geopend laten. Het veiligheids-/aftapventiel (indien aanwezig)
en alle aftapkranen geopend laten. Zo kunnen vorstschade aan de inbouw-
apparatuur, vorstschade aan het voertuig en afzettingen in watervoerende
componenten worden vermeden.