Operation Manual

85Brevio - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223854 - BUE-0073-00NL
Elektrische installatie
8
Als het voertuig niet op de 230-V-voorziening is aangesloten of als de 230-V-
voorziening is uitgeschakeld, voedt de woonruimteaccu de woonruimte met
12 V gelijkspanning. De woonruimteaccu heeft slechts een begrensde ener-
gievoorraad. Daarom elektrische verbruikers zoals bijvoorbeeld radio of
lampen niet gedurende een langere periode zonder 230-V-voorziening
gebruiken.
Inbouwplaats Zie hoofdstuk 16.
Ontlading Door de ruststroom, die sommige elektrische verbruikers permanent ver-
bruiken, wordt de woonruimteaccu ontladen.
Een vol geladen woonruimteaccu wordt door ruststroom (stille verbruikers)
diepontladen.
Bij lage buitentemperaturen verlaagt de beschikbare capaciteit.
De zelfontlading van de accu is eveneens afhankelijk van de temperatuur. Bij
20 tot 25 °C bedraagt het zelfontladingspercentage ca. 3 % van de capaciteit/
maand. Bij stijgende temperaturen neemt het zelfontladingspercentage toe:
Bij 35 °C bedraagt het zelfontladingspercentage ca. 20 % van de capaciteit/
maand.
Een oude accu beschikt niet meer over de volle capaciteit.
Z Tijdens de reis iedere gelegenheid om de woonruimteaccu op te laden
benutten.
Z Na de reis de woonruimteaccu tenminste 20 uur laden.
Z Voor een tijdelijke stilstand de accu tenminste 20 uur laden.
Z Bij het vervangen van de woonruimteaccu alleen accu's van dezelfde
bouwwijze gebruiken.
Z Wanneer meerdere woonruimteaccu's aanwezig zijn, altijd alle accu's
samen vervangen. De accu's moeten altijd dezelfde leeftijd en dezelfde
capaciteit hebben.
Z Bij het vervangen van de woonruimteaccu alleen accu's gebruiken die
overeenkomen met de minimale capaciteit van het laadapparaat. De
afzonderlijke gebruiksaanwijzing van het laadapparaat in acht nemen.
Accu's met te geringe capaciteit verhitten bij het laden te sterk. Explosie-
gevaar!
Z Wanneer de woonruimteaccu wordt vervangen en het laadapparaat niet
ten minste 10 % van de nominale capaciteit van de nieuwe accu als laad-
stroom levert, een extra laadapparaat monteren. Voorbeeld: Bij een accu-
capaciteit van 80 Ah moet het laadapparaat ten minste 8 A laadstroom
leveren.
Z Voor het los- en vastklemmen van de accu de voertuigmotor uitschakelen,
de 230-V- en de 12-V-voorziening alsmede alle verbruikers uitschakelen.
Kortsluitingsgevaar!
Z Het contact niet bedienen als de startaccu of de woonruimteaccu losgekop-
peld zijn. Kortsluitingsgevaar door open kabeleinden!
Z Bij modellen met een Fiat als basisvoertuig is de radio in de bestuurders-
cabine op de woonruimteaccu aangesloten.
Z Diepontlading is schadelijk voor de accu.
Z Accu tijdig opladen.