User manual

De Arduino microcontroller
Pagina 15
Constantes
De Arduino taal heeft een aantal voorgedefinieerde waardes, die ook wel
constantes worden genoemd. Ze worden gebruikt om een programma makkelijker
te kunnen lezen of schrijven. Constantes zitten ook in verschillende groepen.
true/false
Dit zijn Boolean constantes die een logisch niveau vaststellen. False wordt
gedefinieerd als een 0, terwijl true wordt gedefinieerd als een 1 of iedere andere
waarde anders dan een 0. In Boolean is -1, 2 en -900 gedefinieerd als true.
Voorbeeld:
if (b == TRUE);
{
Doe iets;
}
high/low
Deze constantes definiëren een pin niveau van HIGH of LOW en worden gebuikt om
digitale pennen te lezen. HIGH is een logische 1 en LOW is een logische 0. Een
logische 1 is meestal 5 V, maar er bestaat ook al een Arduino waarbij dat 3,3 V is.
Voorbeeld:
digitalWrite(13, HIGH);
input/output
Deze constantes worden gebruikt met de opdracht pinMode() om te definiëren of
een digitale pin INPUT of OUTPUT moet worden. Voorbeeld:
pinMode(13, OUTPUT); \\Pin 13 is een output