User Manual

Table Of Contents
111
f: De scherptediepte wijzigen
Wanneer u een diafragma met een hoog f-getal gebruikt of
opnamen maakt bij weinig licht, kan er cameratrilling optreden.
Bij een hoger f-getal van het diafragma is de sluitertijd langer.
In omstandigheden met weinig licht kan de sluitertijd maar liefst
30 seconden bedragen. Verhoog in zo’n geval de ISO-snelheid en
houd de camera stil of gebruik een statief.
De scherptediepte is niet alleen afhankelijk van het diafragma,
maar ook van de lens en de afstand tot het onderwerp.
Aangezien groothoeklenzen van zichzelf een grote scherptediepte
hebben (d.w.z. het gebied voor en achter het scherpgestelde punt
dat nog scherp is), hoeft u geen hoog f-getal van het diafragma in te
stellen om een opname te krijgen die van voor tot achter scherp is.
Een telelens daarentegen heeft een kleine scherptediepte.
En hoe dichterbij het onderwerp, hoe kleiner de scherptediepte.
Een onderwerp dat zich verder weg bevindt, heeft een grotere
scherptediepte.
Stel het diafragma zo in dat de weergave van de sluitertijd niet
knippert.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt en het
diafragma wijzigt terwijl de sluitertijd wordt
weergegeven, wordt de sluitertijd ook gewijzigd.
Op die manier wordt dezelfde belichting
(de hoeveelheid licht die op de beeldsensor valt)
gehandhaafd. Wanneer u het aanpasbare
sluitertijdbereik overschrijdt, knippert de sluitertijd
om aan te geven dat de standaardbelichting niet kan worden
verkregen.
Bij onderbelichting knippert de sluitertijd van “30"” (30 seconden).
Als dit gebeurt, draait u het instelwiel <6> naar links om een lager
f-getal in te stellen of verhoogt u de ISO-snelheid.
Bij overbelichting knippert de sluitertijd van “4000
(1/4000 seconden). Als dit gebeurt, draait u het instelwiel <6>
naar rechts om een hoger f-getal in te stellen of verlaagt u de
ISO-snelheid.
Opnamepunten