User Manual

Table Of Contents
125
3 De donkere hoeken van de opname corrigeren
De camera beschikt reeds over correctiegegevens voor randhelderheid
voor ongeveer 30 lenzen. Als u in stap 2 [Inschakelen] selecteert,
worden de correctiegegevens voor helderheid van de beeldranden
automatisch toegepast voor elke lens waarvoor correctiegegevens in
de camera zijn vastgelegd.
U kunt met EOS Utility (EOS-software, pag. 314) controleren voor
welke lenzen de camera correctiegegevens bevat. U kunt ook
correctiegegevens voor niet-geregistreerde lenzen vastleggen.
Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie.
Correctiegegevens voor de lens
Correctie helderheid randen kan niet worden toegepast op JPEG-
beelden die al zijn gemaakt.
Afhankelijk van de opname-omstandigheden kan er mogelijk ruis aan de
randen van een opname ontstaan.
Wanneer u een lens van een ander merk dan Canon gebruikt, wordt het
aanbevolen om de correcties in te stellen op [Deactiveren], zelfs als
[Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven.
Als u de vergrote weergave gebruikt bij Live View-opnamen, is de
correctie helderheid randen niet zichtbaar in het beeld op het
LCD-scherm.
Als het effect van de correctie niet goed zichtbaar is, maakt u een foto en
vergroot u deze in de weergave om te controleren of het beeld naar
wens is.
Correcties kunnen worden toegepast, ook wanneer een extender of Life
Size Converter is bevestigd.
Als de correctiegegevens voor de bevestigde lens niet in de camera
aanwezig zijn, geeft dit hetzelfde resultaat als wanneer de correctie is
ingesteld op [Uitschakelen].
De toegepaste mate van correctie is iets lager dan de maximale correctie
die kan worden ingesteld met Digital Photo Professional (EOS-software).
De mate van correctie is minder als de gebruikte lens niet over
afstandsinformatie beschikt.
Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie.