User Manual

Table Of Contents
129
U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap],
de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens
vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3].
U kunt meerdere beeldstijlen maken, met verschillende instellingen
voor parameters zoals scherpte en contrast.
U kunt ook de parameters aanpassen van een beeldstijl die met EOS
Utility (EOS-software, pag. 314) op de camera is vastgelegd.
1
Selecteer [Beeldstijl].
Selecteer op het tabblad [z2] de
optie [Beeldstijl] en druk vervolgens
op <0>.
Het keuzescherm voor beeldstijlen
wordt weergegeven.
2
Selecteer [Gebruiker *].
Selecteer [Gebruiker *] en druk
vervolgens op de knop <B>.
Het scherm met detailinstellingen
wordt weergegeven.
3
Druk op <0>.
Als [Beeldstijl] is geselecteerd, drukt
u op <0>.
4
Selecteer de basisbeeldstijl.
Druk op de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
>
om de basisbeeldstijl te selecteren en
druk vervolgens op <
0
>.
Als u de parameters wilt aanpassen
van een beeldstijl die met EOS Utility
(EOS-software) op de camera is
vastgelegd, selecteert u hier de
beeldstijl.
A
Favoriete opnamekenmerken vastleggen
N