User Manual

Table Of Contents
151
Scherpstellen met AF (AF-methode)
AF-bediening
Scherpstellen duurt langer dan met de [Quick-modus].
Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
U kunt niet ononderbroken scherpstellen op een bewegend
onderwerp.
Tijdens en na de AF-bediening kan de helderheid van de opname
veranderen.
Als de lichtbron tijdens de weergave van het Live View-beeld
verandert, kan het beeldscherm flikkeren en kan er mogelijk moeilijk
worden scherpgesteld. Als dit gebeurt, sluit u Live View-opnamen af
en stelt u eerst automatisch scherp bij de huidige lichtbron.
Wanneer [FlexiZone - Single] is ingesteld en u op de knop <u>
drukt, wordt het gebied dat door het AF-punt wordt gedekt, vergroot.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen in vergrote
weergave. Dit werkt goed wanneer de camera op een statief staat
en de scherpstelling heel nauwkeurig moet zijn. Als het lastig is om
in de vergrote weergave scherp te stellen, keert u terug naar de
normale weergave en gebruikt u AF. De AF-snelheid kan in de
normale of vergrote weergave afwijken.
Als u de weergave vergroot nadat u in de normale weergave met
[FlexiZone - Single] hebt scherpgesteld, kan het zijn dat er niet
nauwkeurig is scherpgesteld.
Indien [
u Live-modus] is ingesteld, is vergrote weergave niet
mogelijk.
Opmerkingen bij [FlexiZone - Single] en [u Live-modus]
Vergrote weergave