User Manual

Table Of Contents
w Afdrukken
248
Selecteer het afdrukeffect zoals
beschreven bij stap 4 op pagina 246.
Wanneer het pictogram <e> duidelijk
wordt weergegeven naast <z>,
kunt u op de knop <B> drukken om
het afdrukeffect aan te passen.
De selectie die u bij stap 4 hebt gemaakt,
bepaalt wat u kunt aanpassen en wat er
wordt weergegeven.
Helderheid
Hier stelt u de helderheid van de opname in.
Levels aanpassen
Als u [Manual] selecteert, kunt u de spreiding
van het histogram wijzigen en de helderheid
en het contrast van de opname aanpassen.
Wanneer het scherm voor levels aanpassen
wordt weergegeven, drukt u op de knop
<B> om de positie van <
h> te wijzigen.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om
de niveaus voor schaduw (0-127) en lichte
plekken (128-255) naar wens aan te passen.
kVerhelderen
Effectief bij tegenlicht, waarbij het gezicht van de gefotografeerde
persoon er donker kan uitzien. Als [Aan] is ingesteld, wordt het
gezicht voor het afdrukken helderder gemaakt.
Rode ogen correctie
Effectief bij rode ogen op foto’s die met een flitser zijn gemaakt.
Als [Aan] is ingesteld, worden rode ogen voor het afdrukken
gecorrigeerd.
e Afdrukeffecten aanpassen
De effecten [kVerhelderen] en [Rode ogen co.] worden niet op het
scherm weergegeven.
Selecteer [Detail inst.] om het [Contrast], de [Verzadiging], de
[Kleurtoon] en de [Kleurbalans] aan te passen. Als u de [Kleurbalans]
wilt aanpassen, gebruikt u de pijltjestoetsen <
S>. B staat voor blauw,
A voor amber, M voor magenta en G voor groen. De kleurbalans van de
opname wordt aangepast aan de kleur van de omgeving waarnaar de
opname wordt verplaatst.
Als u [Wis alle] selecteert, worden de standaardinstellingen van alle
afdrukeffecten hersteld.