User Manual

Table Of Contents
249
w Afdrukken
U kunt het beeld bijsnijden en alleen een
vergrote versie van het bijgesneden
gedeelte afdrukken, net alsof de
compositie opnieuw is bepaald.
Stel het bijsnijden in vlak voordat
u het beeld afdrukt. Als u de
afdrukinstellingen wijzigt nadat u het
bijsnijden hebt ingesteld, moet u het
bijsnijden wellicht opnieuw instellen
voordat u kunt afdrukken.
1 Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen.
2
Stel de grootte, positie en aspect ratio van het bijsnijdkader in.
Het beeldgebied dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt afgedrukt.
U kunt de aspect ratio van het bijsnijdkader wijzigen met [
Papier inst.
].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Druk op de knop <u> of <Hy> om het formaat van het
bijsnijdkader te wijzigen. De vergroting van de opname neemt toe
naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <S> als u het kader horizontaal of
verticaal over de opname wilt bewegen. Verplaats het
bijsnijdkader tot het gewenste beeldgebied binnen het kader
wordt weergegeven.
Het bijsnijdkader roteren
Wanneer u op de knop <B> drukt, wisselt het bijsnijdkader van
verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op deze wijze kunt
u van een horizontaal beeld een verticale afdruk maken.
Beeldkanteling corrigeren
Als u aan het instelwiel <6> draait, kunt u de
beeldkantelingshoek ± 10 graden aanpassen in stappen van
0,5 graad. Wanneer u de beeldkanteling aanpast, wordt het
pictogram <O> op het scherm blauw.
3 Druk op <0> om de optie voor bijsnijden af te sluiten.
Het scherm met printinstellingen verschijnt weer.
U kunt het afdrukgebied linksboven in het scherm met
printinstellingen bekijken.
De opname bijsnijden
Kantelcorrectie