User Manual

Table Of Contents
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
266
C.Fn-9 Wijs SET-knop toe
U kunt aan <0> een functie toewijzen die u veel gebruikt. Wanneer
de camera gereed is voor het maken van opnamen, drukt u op de
knop <0> om het instellingenscherm van de desbetreffende functie
weer te geven.
0: Normaal (uitgeschakeld)
1: Beeldkwaliteit
Het instelscherm voor de beeldkwaliteit wordt weergegeven.
Selecteer de gewenste opnamekwaliteit en druk op <0>.
2: Flitsbelicht.compensatie
Het instelscherm voor de flitsbelichtingscorrectie wordt weergegeven.
Stel de mate van aanpassing in en druk vervolgens op <
0
>.
3: LCD-monitor aan/uit
U kunt het LCD-scherm in- of uitschakelen.
4: Scherptedieptecontrole
De lens verkleint tot het ingestelde diafragma en u kunt de
scherptediepte (het bereik van de acceptabele scherpstelling) in
de zoeker of in het Live View-beeld zien.
C.Fn-10 Flitsknopfunctie
0: Ingebouwde flitser omhoog
1: ISO-snelheid
Het scherm met ISO-snelheden wordt weergegeven. Druk op de
pijltjestoetsen <Y> en <Z> of draai aan het instelwiel <6> om
de ISO-snelheid te wijzigen. U kunt ook in de zoeker kijken om de
ISO-snelheid in te stellen.
C.Fn-11 LCD-display bij inschakelen
0: Display aan
Wanneer u de camera inschakelt, worden de instellingen voor de
opnamefunctie weergegeven (pag. 54).
1: Vorige status display
Als u op de knop <
B
> hebt gedrukt en de camera hebt
uitgeschakeld terwijl het LCD-scherm was uitgeschakeld, worden de
instellingen voor de opnamefunctie niet weergegeven wanneer u de
camera weer inschakelt. Hierdoor spaart u de accu. U kunt wel weer
op de gebruikelijke wijze het menu gebruiken en opnamen weergeven.
Als u op de knop <
B
> drukt om de instellingen voor de opnamefunctie
weer te geven en vervolgens de camera uitschakelt, worden de opname-
instellingen weergegeven wanneer u de camera weer inschakelt.