User Manual

Table Of Contents
76
U kunt de sfeer selecteren die u voor de opname wilt gebruiken,
behalve wanneer de basismodi <A> en <7> zijn ingesteld.
1
Stel het programmakeuzewiel op
een van de volgende modi in:
<C>, <2>, <3>, <4>, <5>,
<P> of <6>.
2
Geef het Live View-beeld weer.
Druk op de knop <A> om het Live
View-beeld weer te geven.
3
Selecteer met Quick Control de
gewenste sfeer.
Druk op de knop <Q> (7).
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om [Standaard] te
selecteren. [Sfeeropnamen] wordt
weergegeven op het scherm.
Druk op de pijltjestoetsen <Y>
en <Z> of draai aan het instelwiel
<6> om de gewenste sfeer te
selecteren.
Op het LCD-scherm wordt
weergegeven hoe de opname er met
de geselecteerde sfeerinstelling zal
uitzien.
Opname met sfeerselectie
Sfeer A 7 C 2 3 4 5 P 6 Sfeereffect
(1) Standaard
kkkkkkk
Geen instelling
(2) Levendig
kkkkk k
Zwak / Standaard / Sterk
(3) Soft
kkkkk k
Zwak / Standaard / Sterk
(4) Warm
kkkkk k
Zwak / Standaard / Sterk
(5) Intens
kkkkk k
Zwak / Standaard / Sterk
(6) Koel
kkkkk k
Zwak / Standaard / Sterk
(7) Helderder
kkkkkkk
Zwak / Normaal / Sterk
(8) Donkerder
kkkkkkk
Zwak / Normaal / Sterk
(9) Monochroom
kkkkkkk
Blauw / Zwart-Wit / Sepia