User Manual

Table Of Contents
80
In de basismodi <2>, <3>, <4> en <5> kunt u opnamen maken
waarbij de instellingen met de lichtomstandigheden of het scènetype
overeenkomen. In de meeste situaties voldoet [Stand. inst.], maar als
de instellingen aan de lichtomstandigheden of het type scène zijn
aangepast, zal de opname nauwkeuriger overeenkomen met wat u ziet.
Voor Live View-opnamen moet u, als u zowel [Licht-/scèneopnamen]
als [Sfeeropnamen] (pag. 76) instelt, eerst [Licht-/scèneopnamen]
instellen. Hierdoor wordt het gemakkelijker om het resultaat op het
LCD-scherm te bekijken.
1
Stel het programmakeuzewiel op
een van de volgende modi in:
<2>, <3>, <4> of <5>.
2
Geef het Live View-beeld weer.
Druk op de knop <A> om het Live
View-beeld weer te geven.
Opname via licht of scènetype
Licht of scène A 7 C 2 3 4 5 P 6
(1) Standaardinstelling
kkkk
(2) Daglicht
kkkk
(3) Schaduw
kkkk
(4) Bewolkt
kkkk
(5) Kunstlicht
k kk
(6) TL-licht
k kk
(7) Zonsondergang
kkkk