User Manual

Table Of Contents
92
Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt
de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 94).
1
Druk op de knop <Wi>.
[ISO-snelheid] wordt weergegeven.
2
Stel de ISO-snelheid in.
Druk op de pijltjestoetsen <Y>
en <Z> of draai aan het instelwiel
<6> om de gewenste ISO-snelheid
in te stellen en druk vervolgens
op <0>.
Als u [AUTO] selecteert, wordt de
ISO-snelheid automatisch ingesteld
(pag. 93).
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
* Bij hoge ISO-snelheden kunnen opnamen er korreliger uitzien.
i
: De ISO-snelheid aanpassen aan het lichtniveau
N
ISO-snelheid
Opnamesituatie
(Geen flits)
Flitsbereik
ISO 100 - ISO 400 Zonnig, buiten
Hoe hoger de ISO-
snelheid, hoe groter
het flitsbereik zal zijn
(pag. 105).
ISO 400 - ISO 1600 Bewolkt of ’s avonds
ISO 1600 - ISO 6400, H Donker, binnen of ’s avonds
Als onder [53: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [2: ISO
vergroten] is ingesteld op [1: Aan], kan “H” (gelijk aan ISO 12800) ook
worden geselecteerd (pag. 260).
Onder [53: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)], als [10: Flitsknopfunctie]
is ingesteld op [1: ISO-snelheid], kunt u de ISO-snelheid instellen met
de knop <D>.
Als onder [53: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [6: Lichte
tonen prioriteit] is ingesteld op [1: Inschakelen], kunnen ISO 100 en
H” (gelijk aan ISO 12800) niet worden geselecteerd (pag. 263).
Opnamen bij hoge temperaturen kunnen er korreliger uitzien. Lange
belichtingstijden kunnen ook afwijkende kleuren in de opname tot gevolg
hebben.