User Manual

Instellingen en effecten
Scherpte
Sterkte
0: zwak benadrukken van de
contouren
7: sterk benadrukken van de
contouren
Details*
1
1: fijn 5: korrelig
Drempel*
2
1: laag 5: hoog
Contrast
-4: laag contrast +4: hoog contrast
Verzadiging
-4: lage verzadiging +4: hoge verzadiging
Kleurtoon
-4: roodachtige huidskleur +4: gelige huidskleur
* 1: Geeft de dunheid van de rand aan waarop de verbetering van toepassing is. Hoe kleiner het getal,
hoe fijner de contouren die kunnen worden benadrukt.
* 2: Contrastdrempel tussen de randen en de omringende beeldgebieden, die bepalend is voor de
randverbetering. Hoe kleiner het getal, hoe meer de contouren zullen worden benadrukt wanneer
het verschil in contrast laag is. Ruis is echter meer zichtbaar wanneer het getal kleiner is.
Opmerking
Voor filmopnamen worden de instellingen [ Details] en [ Drempel] niet
weergegeven in [
Scherpte]. Deze opties kunnen niet worden ingesteld.
Door bij stap 3 [Stand.inst.] te selecteren, kunt u de
standaardparameterinstellingen van de desbetreffende beeldstijl herstellen.
Als u opnamen wilt maken met de aangepaste beeldstijl, selecteert u eerst de
aangepaste beeldstijl en maakt u vervolgens de opnamen.
247