Operation Manual

126
Automatisch scherpstellenN
Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden
scherpgesteld:
Bij onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en
effen oppervlakten.
Bij onderwerpen in slecht licht.
Bij strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast.
Bij een lichtbron waarvan de helderheid, de kleur en het patroon
steeds verandert.
Bij avondopnamen of opnamen bij fel licht.
Bij fluorescerend licht of wanneer de opname flikkert.
Bij hele kleine onderwerpen.
Bij onderwerpen die licht sterk reflecteren.
Het AF-punt is tegelijk op een onderwerp dichtbij en een onderwerp
veraf gericht (bijvoorbeeld een dier in een kooi).
Bij onderwerpen die binnen het AF-punt blijven bewegen en
wanneer de camera niet stil kan worden gehouden.
Een onderwerp dat de camera nadert of er vandaan beweegt.
Bij automatisch scherpstellen wanneer het onderwerp zeer
onscherp is.
Wanneer met een soft-focus-objectief een soft-focus-effect wordt
toegepast.
Wanneer een filter voor speciale effecten wordt gebruikt.