Operation Manual

171
wAfdrukken
U kunt de opname bijsnijden en alleen het
bijgesneden gedeelte afdrukken, net alsof
de compositie opnieuw is bepaald.
Snijd
de opname bij vlak voordat u deze
afdrukt.
Als u bijsnijdt en vervolgens de
afdrukinstellingen instelt, is het mogelijk
dat u opnieuw moet bijsnijden.
1
Selecteer [Afstellen] op het scherm met afdrukinstellingen.
2 Stel de grootte, positie en beeldverhouding in.
Het gedeelte van de opname dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt
afgedrukt. De beeldverhouding van het bijsnijdkader kunt u wijzigen
met [
Papier inst.
].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Met de knop <u> of <I> wijzigt u de grootte van het
bijsnijdkader. De vergroting van de opname neemt toe naarmate
het bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Druk op de toets <
S
> als u het kader horizontaal of verticaal over de
opname wilt bewegen. Verplaats het bijsnijdkader totdat het gewenste
gebied binnen het kader wordt weergegeven.
Het kader draaien
Telkens wanneer u op de knop <
B
> drukt, wisselt het bijsnijdkader
van verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op deze wijze kunt u
van een horizontale opname een verticale afdruk maken.
Opnamekanteling corrigeren
Als u aan het instelwiel <
6
> draait, kunt u de kantelhoek
±
10 graden
aanpassen in stappen van 0,5 graden. Wanneer u de opnamekanteling
aanpast, wordt het pictogram <
O
> op het scherm blauw.
3 Druk op <0> om de optie voor bijsnijden af te sluiten.
X Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt weer.
U kunt de bijgesneden opname in de linkerbovenhoek van het
scherm met afdrukinstellingen bekijken.
De opname bijsnijden
Kanteling corrigeren