Operation Manual

184
De persoonlijke voorkeuzen zijn ondergebracht in vier groepen op basis
van functietype: C.Fn I: Belichting, C.Fn II: Beeld, C.Fn III: Auto focus/
Drive, C.Fn IV: Bediening/Overig
3
Persoonlijke voorkeuze-instellingen
N
C.Fn I: Belichting
C.Fn-1 Belichtingsniveau verhoging
0: 1/3-stop
1: 1/2-stop
Hier stelt u verhogingen in stappen van 1/2 stop in voor de sluitertijd, het
diafragma, de flitsbelichtingscompensatie, AEB, enzovoort. Dit is
effectief als u de belichting wilt regelen in grotere stappen dan 1/3 stop.
C.Fn-2 ISO vergroten
0: Uit
1: Aan
Zorgt ervoor dat ISO 6400 en H (gelijk aan ISO 12800) kunnen worden ingesteld.
C.Fn-3
Flitssynchronisatiesnelheid in Av-modus (AE-diafragmaprioriteit)
0: Auto
De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik
van 1/200 tot 30 seconden afhankelijk van de helderheid van de scene.
1: 1/200-1/60 sec. auto
Wanneer de flitser wordt gebruikt met automatische belichting met
diafragmaprioriteit (
f
), voorkomt u dat onder slechte lichtomstandigheden
automatisch een lage flitssynchronisatiesnelheid wordt ingesteld.
Dit is geschikt voor het voorkomen van onscherpe opnamen. De
achtergrond wordt echter donker, terwijl het onderwerp goed wordt
belicht door de flitser.
2: 1/200 sec. (vast)
De flitssynchronisatiesnelheid wordt vast ingesteld op 1/200 sec. Hiermee
kunt u onscherpe opnamen effectiever voorkomen dan met instelling 1. De
achtergrond wordt echter wel donkerder dan met instelling 1.
Het belichtingsniveau wordt als volgt weergegeven in de zoeker en op het
LCD-scherm.