Operation Manual

66
In de basismodi zijn alle AF-punten actief. In principe wordt
scherpgesteld op het AF-punt in het dichtstbijzijnde onderwerp.
Daarom stelt de camera niet altijd scherp op het gewenste onderwerp.
In de modi <d> (AE-programma), <s>, <f> en <a> kunt u een
AF-punt selecteren waarop u wilt scherpstellen.
1
Druk op de knop <S>. (9)
X Het geselecteerde AF-punt wordt op
het LCD-scherm en in de zoeker
weergegeven.
Als alle AF-punten oplichten, wordt
automatische AF-puntselectie
ingeschakeld.
2
Selecteer het AF-punt.
Druk op de toets <S> om het
AF-punt te selecteren.
Als u in de zoeker kijkt, kunt u het
AF-punt selecteren door aan het
instelwiel <6> te draaien totdat het
gewenste AF-punt rood knippert.
Wanneer u op <0> drukt, wordt er
geschakeld tussen het middelste
AF-punt en automatische
AF-puntselectie.
3
Stel scherp op het onderwerp.
Richt het geselecteerde AF-punt op het
onderwerp en druk de ontspanknop half
in om scherp te stellen.
S Het AF-punt selecterenN